Boekverslag : Simon Vestdijk - De Kellner En De Levenden
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2777 woorden.

Simon Vestdijk, De kellner en de levenden





Het verhaal speelt zich niet af op een duidelijk aanwijsbare plaats. Het verhaal begint

met de ontvoering van de twaalf personen uit hun flat. Hierna worden ze naar het

bioscoopgebouw in de stad gereden. Vanaf dit moment wordt de grens tussen droom en

werkelijkheid vager. Het verhaal ontwikkelt zich vervolgens verder op een verzonnen plaats

in het hiernamaals (tussen hemel en hel). Een plaats waar ze veel tijd doorbrengen is de

wachtkamer op één van de vijfhonderd perrons. Ook lopen ze door een soort bibliotheek.

De tijd waarin het verhaal zich afspeelt blijft gedurende het gehele verhaal onduidelijk.

Alleen kan worden opgemerkt dat het verhaal zich waarschijnlijk eind veertiger jaren

afspeelt, want er wordt in het boek aangegeven dat de twaalf personen ui de flat tussen

1900 en 1950 geboren zijn. De gebeurtenissen tussen hemel en hel zijn tijdloos (er bestaan

geen klokken en dergelijke).





Laat in de avond worden elf bewoners van een flat en een bezoeker, Meyer, door vier

zwijgende agenten zonder opgaaf van redenen meegenomen. De groep bestaat uit de

emeritus-predikant Hendrik van der Woght, de orthodox-protestantse tandarts Van

Schaerbeek, de leeszaal assistente Aagje Slangenburg, die minnares van de tandarts is, de

kleuterleidster Schieberlich, de rooms-katholieke schoenhandelaar Kwets met zijn vrouw en

zoon Wim, die T.B.C.-patiënt is, de katholiek Meyer, employé van Kwets, Richard Haack

van Rheden, een oudere homoseksuele acteur, Henk Veenstra, oud-voetballer en journalist,

Tjalko Schokking, de vriend van Henk, en mevrouw schokking, moeder van Tjalko. Na enig

protest stapt het gezelschap in de touringcar. onder aanvoering van mevrouw schokking.

Boven de stad barst trompetgeschal los en zij "luisterden, eensgezind; het sein was

gegeven; het was nacht en zij moesten instappen, en ver weg reizen, naar een onbekend en

avontuurlijk einddoel". Onderweg zien zij verscheidene stoeten van voornamelijk

oudere mensen, die naar een groot plein gaan. De twaalf worden de hal van de grote

bioscoop aan het plein binnengedreven door een ordebewaker, die om zijn arm een witte band

met een rode M draagt. Er is reeds een grote verzameling mensen aanwezig in het gebouw dat

van binnen nog groter is dan dat het van buiten leek. Groepen worden ingedeeld op geboorte

datum, maar de groep uit de flat blijft bij elkaar omdat zij als uitzondering gezien

worden. Zij dragen namelijk allemaal hun eigen kleren nog, terwijl de alle anderen

dezelfde witte kleren aanhebben. Met een routebeschrijving en voortdurende aanwijzingen ui

luidsprekers bereiken ze uiteindelijk een lift, waar ze instappen. Vlak voordat de deuren

sluiten wipt er een herdershond binnen die door Wim Kwets vrolijk wordt begroet. De lift

lijkt zowel in horizontale als verticale richting door de ruimte te bewegen. Ze arriveren

bij een lange gang, die uit rotsen gehouwen lijkt. Later zien ze in een afgrond de

bovenkant van de nachtelijke hemel. Bij een hulppost krijgen ze van een verpleegster een

bijbel, omdat ze, zoals wordt medegedeeld "zonder bijbel niet kunnen

verschijnen". Na enige vreemde ontmoetingen met mensen die volgens eigen zeggen in

het verre verleden gestorven zijn, belanden de twaalf op een immens groot treinstation met

vijfhonderd perrons. Onderweg worden er gissingen gedaan naar het doel van deze

mysterieuze reis. De één vermoedt een opstand van gekkenhuizen, de ander een

reclamestunt van de bioscoop. De twaalf worden naar een speciale wachtkamer verwezen.

Klokken zijn er niet en de horloges van de twaalf zijn plotsklaps verdwenen, waardoor de

twaalf geen enkel besef van tijd meer hebben. Buiten halen stoomtreinen de meest vreemde

capriolen uit. In de wachtkamer zijn vier kelners, waarvan de groep met één bevriend

raakt. De oberkelner Leenderts wordt echter hun gemeenschappelijke vijand. Veenstra

verteld ondertussen dat hij op het perron met een vier maanden overleden collega gepraat

heeft. De herdershond, Wanda, blijkt het afgemaakte huisdier van de Kwetsen te zijn.

Mevrouw Schokking komt op het idee dat dit het laatste oordeel is. De kelner mag niks

zeggen maar verklaart wel dat er buiten alleen doden rondlopen. Tjalko en Van Schaerbeek

geloven ondanks dit laatste ‘feit’ niks van het idee van mevrouw Schokking.





De twaalf geven elk hun standpunt, en na enige discussie blijven er twee theorieën

over: Haack ziet de situatie als een (gemeenschappelijke) droom, anderen zien in het

gebeuren het laatste oordeel, ook dominee Van der Woght is een voorstander van deze

laatste theorie. Meyer staat sceptisch tegenover de laatste interpretatie, omdat hij van

mening is dat alleen over de doden geoordeeld mag worden. In Openbaringen uit de bijbel

wordt opgezocht wat er over het laatste oordeel gezegd wordt, en volgens hun bijbel

bestaat er inderdaad geen tijd meer als het laatste oordeel geveld wordt. Ondertussen

schenkt de vriendelijke kelner wijn uit een onuitputtelijke waterkan, en zegt dat alles

een verbeelding is omdat het lichaam immuun is geworden voor honger en dorst. Een

gestorven oudoom van dominee Van der Woght treedt binnen. Hij is na zijn opstanding bij de

hemelse heerscharen ingedeeld, die onder Michaëls aanvoering Lucifer zullen verslaan. De

oudoom spreekt over de straffen die de verdoemden in de hel moeten uitzitten, waarop

Richard Haack hem de wachtkamer uit wil gooien. De vriendelijke kelner bedaart de

gemoederen en waarschuwt de twaalf voor de andere kelner, Leendert. Dominee Van der Woght

is ondertussen van mening verandert en beweert dat dit een vals laatste oordeel is, en een

streek van de rooms-katholieken. De oudoom reageert daarop door te zeggen dat hij zich in

dat geval bij de duivel aan zou sluiten, en verlaat de wachtkamer. Als Michaël in een

zwaar gepantserde trein langskomt meent Haack in hem zijn dubbelganger te zien. Hij gaat

op onderzoek uit en probeert het verboden vijfhonderdste perron op te gaan. Hij wordt

echter tegengehouden door een homoseksuele stationschef, en wordt een nachtclub

ingedreven. Aldaar ziet hij Michaël die richting het tafeltje gaat waar Haacks ouders

zitten, en hoort hem zeggen; "Pa, Ma, ik ben vrijgesproken". Deze uitspraak

verwijst naar Haacks verleden, omdat hij eens gearresteerd is voor seksueel omgang met

minderjarigen. Haack knoopt een gesprek aan met Michaël, en deze blijkt nogal verwijft te

zijn. Ondanks een imposante wapenuitrusting blijkt wel dat Michaël, evenals Christus,

niet geschikt te zijn voor oorlogvoering. Michaël probeert dan ook te deserteren. Om aan

de stationschef te ontkomen leert Michaël Haack een toverspreuk waarmee hij op het perron

kan komen. Hij kan echter het vijfhonderdste perron niet betreden door de overweldigende

stank van de aldaar geketende duivels. Hij speelt met vijf doodgravers een scène uit

Hamlet, waarin hij zelf Hamlet speelt. Hij neemt zoals Michaël hem gezegd heeft twee

dijbeenderen en een schedel uit het graf van Ophelia mee. Daardoor herinnert hij zich zijn

grootste schuld, niet dat hij homoseksueel is, maar dat hij een vrouw die van hem hield zo

radeloos maakte dat ze zelfmoord pleegde. Uit boetedoening probeert hij zelf ook zelfmoord

te plegen, maar komt er achter dat hij in deze ‘droom’ niet kan sterven, waarop

hij naar de wachtkamer terugkeert. In de wachtkamer zijn ze op aanraden van de kelner

begonnen met proefbiechten. Willen de levenden zich tijdens hun laatste oordeel kunnen

verdedigen moeten ze namelijk wel hun zonden kennen. Mevrouw Schokking vindt

‘zonde’ een te groot woord voor de kleine fouten die ze begaan heeft, Martha

heeft slechts kleine zonden begaan maar weet dat ze tot meer in staat is, Henk heeft veel

gelogen, maar alleen om als journalist achter de waarheid te komen. Haack is de eerste die

een echte zonde opbiecht, daartoe in staat door zijn eerdere avontuur. Tjalko bekent dat

hij wel eens geld uit de kas van de voetbal vereniging gestolen heeft, maar, opstandig als

hij is vraagt hij of zij ook in de gelegenheid gesteld zouden worden om over God te

oordelen. De kelner zegt dat dat geen bezwaar is, maar dat het verweer van God, Christus

en Michaël op hun beschuldigingen dan wel afgewacht moet worden. Van Schaerbeek biecht

zijn (algemeen bekende) overspel met Aagje op, maar beweert geen andere zonden begaan te

hebben als Martha daarnaar vraagt, de Kwetsen weigeren te biechten zonder de aanwezigheid

van een pastoor, Van der Woght draait om alles heen door een prediking af te geven, Meyer

is te dronken om te biechten en Aagje biedt zich aan als algemene zondebok.Een blonde

vrouw in een langskomende trein zingt het ‘Kindertotenlieder’ en wordt

weggevoerd omdat er niet over de dood gesproken mag worden. Dit is een wraak van de vrouw

op Van Schaerbeek, wiens vrouw zij blijkt te zijn. Hierop biecht hij zijn werkelijke zonde

op; hij heeft zijn vrouw nooit kinderen willen geven, en geweigerd haar op zangles te doen

waardoor ze stemband verlamming kreeg. Op het perron breekt een opstand uit, en de kelner

vraagt hen uit vrees voor een confrontatie achter de bar te komen. Haack blijft echter

staan en doet verslag van de duivelstafrelen die buiten geschieden. Van Schaerbeek biecht

nu op dat hij Aagje eveneens bedrogen heeft, en wel met Martha. Aagje wordt hierdoor

hysterisch. Ook Kwets voelt zich nu gedwongen wat op te biechten, namelijk dat hij de hond

Wanda af heeft laten maken omdat ze hem begon te vervelen. Wim valt hierdoor flauw. De

gebeurtenissen buiten worden nu zo bloederig dat ook Haack besluit achter de bar te komen.

Plotseling komt Leendert met zijn duivels binnen, maar de twaalf ontsnappen door een luik

met de aanwijzingen van de vriendelijke kelner hoe ze weer op het bioscoopplein kunnen

komen. Onderweg passeren ze een bloed moeras waarin gezichten drijven, en ze komen in een

vertrek waar Leendert op een door monsters gedragen troon zit. Hij is omgeven door de

oudoom van Van der Woght, de verpleegster met de bijbels en de homoseksuele stationschef.

Hij draagt de groep op God en het bestaan te vervloeken, ze weigeren alle twaalf, hoewel

Van Schaerbeek erg huichelachtig wordt, en Kwets de schuld op de vriendelijke kelner

afschuift. Ook als ze drie gekruisigde kelners te zien krijgen, van wie de middelste hun

vriend is, weigeren ze zelfmoord te plegen. Dan wankelt Leenderts troon en wordt hij via

luidsprekers opgedragen naar één van de perrons te gaan, waarop hij schrijlings weggaat.

De groep arriveert op het plein waar alles in de brand staat en waar enkele van hen buiten

hun lichaam treden (en weer terugkeren). Mevrouw Kwets, die nog geen biecht af heeft

kunnen leggen wil zelfmoord plegen, maar de tandarts houdt haar tegen. Als ze bij het

flatgebouw aankomen staat de kelner op hen te wachten. De kelner houdt zijn hoofd geheven

wat hem totaal anders maakt. Hij vraagt hun om vergeving, omdat wat zij meegemaakt hebben

een administratieve fout was. Hij geneest de ondertussen waanzinnig geworden Aagje door

handoplegging. Mevrouw schokking knielt voor hem, al snel gevolgd door de anderen. De

kelner legt uit dat het geheel ontsproten is uit een weddenschap schap tussen hem en God.

God beweerde namelijk dat, wanneer ze genoeg geprovoceerd werden mensen hem en het bestaan

zouden vervloeken, terwijl de kelner het tegen deel beweerde. Daarom werden de levenden

deze nacht op de proef gesteld. Ook zegt hij dat iedereen voortdurend beoordeeld werd,

alleen zonder beloond of bestraft te worden. Na deze toespraak wil de kelner met de

(immers dode) herdershond vertrekken, maar Wim Kwets verzet zich hiertegen. Haack vraagt

of Wim en Wanda niet bij elkaar kunnen blijven, waarop de kelner ook Wim meeneemt.





Personages: Er zijn een groot aantal mensen die een belangrijke rol spelen in het

verhaal. Hieronder vallen de twaalf personen die een beproeving doorstaan, en de

vriendelijke kelner.





Hendrik van der Woght is een emeritus-predikant. Hij valt op doordat hij nooit over

iets spreekt (hij draait op alles heen).





Van Schaerbeek is een orthodox-protestantse tandarts. Opvallend is dat hij erg bezorgt

is over zijn vrouw die in het ziekenhuis ligt, terwijl hij haar bedriegt met een minnares

(Aagje), die hij op haar beurt weer bedriegt met Martha. Is waarschijnlijk Petrus, daar

hij niet zonder aarzeling weigert God te vervloeken, en op drie manieren iemand bedriegt;

1» Hij ‘bedriegt’ zijn vrouw door haar geen kinderen te geven en haar te

verbieden zangles te nemen, 2» Hij bedriegt zijn vrouw met Aagje, 3» Hij bedriegt Aagje

met Martha. Deze twee dingen verwijzen naar de drie loocheningen van de Apostel Petrus.

Ook dat hij wel degelijk van zijn vrouw houdt wijst naar Petrus, die het meest van Jezus

hield.





Aagje Slangenburg is een leeszaalassistente en minnares van Van Schaerbeek. Aagje is

niet nadrukkelijk aanwezig, en kan als bijfiguur beschouwt worden.





Martha Scheiberlich is kleuterleidster. Evenals Aagje is Martha meer bijfiguur dan

hoofdpersoon. Beide vrouwen zijn meer aanwezig om Van Schaerbeek duidelijker neer te

zetten dan om wat anders.





Dhr. Kwets is een rooms-katholieke schoenmaker. Is erg kortaf, en weigert op de

voorgrond te treden en zijn mening te verkondigen. Verafschuwt de ‘ketters’ met

wie hij zit opgescheept. Stelt Judas voor, hij is degene die de kelner overal de schuld

van geeft, ook dood hij de hond; Judas die Jezus verraad.





Mvr. Kwets stelt zich volledig afhankelijk van haar man op. Ze doet en zegt niets als

haar man dat niet wil, is bijna onderdanig.





Wim Kwets is de zoon van Dhr. en Mvr. Kwets. Hij is T.B.C.-patiënt. Hij is erg gehecht

aan de herdershond Wanda, en laat zijn ouders voor haar in de steek.





Meyer is employé van Dhr. Kwets en evenals Dhr. Kwets katholiek. Hij ziet Dhr. Kwets

als een patroon en luistert alleen naar hem en niemand anders.





Richard Haack van Rheden is een wat oudere, homoseksuele acteur die erg in de knoop zit

met die homoseksuele gevoelens en de gevolgen daarvan.





Henk Veenstra is oud-voetballer en journalist van beroep. Is de opstandigste van

allemaal en heeft altijd wel zijn zegje te doen.





Tjalko Schokking is de vriend van Henk. Hij zit duidelijk op dezelfde lijn als Henk.

Levert ook vaak kritiek op zijn moeder.





Mvr. Schokking is de moeder van Tjalko. Ze ontpopt zich als leid(st)er van de groep.

Misschien stelt zij Paulus voor, de eerste paus, de eerste plaatsvervanger van Jezus,

aangezien zij de leidster is.





De kelner is vriendelijk van aard, en (be)dient de twaalf ondanks dat hij duidelijk

degene met de meeste kennis is. De handoplegging, de wijn uit de waterkan en zijn neiging

tot het bedienen van zijn ‘minderen’ maken duidelijk dat hij Jezus is. Ook zijn

kruisiging tussen twee anderen in verwijzen naar Jezus.





Thema’s in het boek: De strijd tussen het goede en het kwaad (hemel versus hel).

Aartsengel Michaël neemt het op tegen Lucifer (de ‘Engel des Wrake’ versus , de

‘Gevallen Engel’), de vriendelijke kelner neemt het op tegen de kwaadaardige

kelner Leendert (Jezus versus Beëlzebub).





De zin van het bestaan. De groep van twaalf vraagt zich af waarom God bepaalde dingen

geschapen heeft.





Ware schuld. De groep vraagt zich tevens af voor welke zonde de mens wel en niet

gestraft zal worden.





Vergevingsgezindheid. De groep relativeert en vergeeft (sommige) van de opgebiechte

zonden.





Bloed keert opvallend vaak terug in het boek. Het zit in het slijm dat Wim Kwets

ophoest, de bloeddorstige duivels, het moeras van bloed, de wijn die de kelner inschenkt

en de bloedrode M op de armbanden. Het aanzicht van bloed versterkt de angst in de

droomwereld, en het is ook het teken van zowel leven als dood, en geeft daarmee het kleine

verschil of eigenlijk de overeenkomst tussen leven en dood (het leven na de dood) aan; het

leven bepaald het ‘after-life’ (voor zover je daarin gelooft).





‘De kellner en de levenden’. Dit verwijst, uiteraard naar de vriendelijke

kelner en de twaalf (levende) flatbewoners. De titel verwijst echter ook direct naar Jezus

en de Apostelen. Jezus was de dienaar (de kelner/ober) van de levenden, van de mensen, en

tevens die van de apostelen, het was namelijk Jezus die de wijn inschonk en het brood

verdeelde, Jezus die de weg vrijmaakte voor zijn apostelen, Jezus die altijd om eten vroeg

als hij en zijn apostelen het nodig hadden, etc. ‘De levenden’ slaat op de

Apostelen, die in tegenstelling tot Jezus niet gedood werden.





Het boek bevat geen motto of voorwoord.





Het verhaal wordt verteld vanuit de auctoriële verteller. Hierdoor krijgt de lezer een

objectieve indruk van elk van de personen, terwijl de mening van bepaalde belangrijke

personen toegespitst worden.





Het verhaal is geheel chronologisch verteld, en een goed voorbeeld hiervan is dat

datgene wat in de wachtkamer gebeurd is terwijl Haack weg was aan hem (en dus niet in een

apart hoofdstuk aan de lezer) wordt verteld. Er is geen sprake van vooruitblikken of

verwijzingen naar het verleden.





Er verloopt ongeveer één nacht. Dit valt af te leiden aan het feit dat de twaalf (dan

nog maar elf) als ze terugkeren spreken van een ‘ontwakende stad’, en aan het

feit dat de kelner zegt dat het ‘een soort droom’ was, iets wat normaliter één

nacht of minder, en zeker niet meer duurt. Er is geen verdere tijdsaanduiding, er waren

zelfs geen klokken. Wel kan naar aanleiding van de verlopen tijd en de hoeveelheid

gebeurtenissen gezegd worden dat er sprake zou kunnen zijn van tijdsuitbreiding.





Er is nooit bewezen dat er géén hemel, hel of vagevuur (dat laatste moet het station

waarschijnlijk voorstellen, een plek waar de gestorvenen hun zonden kwijtraken door het

‘helende’ vuur, en waar de doden wachten op hun oordeel) is, nog dat hij er niet

is. Dit zal echter gezien de ietwat fantasierijke inhoud waarschijnlijk niet echt gebeurd

zijn.





Het boek is een psychologische roman, aangezien er een duidelijke verandering waar te

nemen is in de gedachtegang van de personen, en ook in hun meningen over geloof, de zin

van het bestaan en vergevingsgezindheid.





Omdat ik het leuk vind om de ware ‘bedoeling’ van een schrijver te vinden in

zulk soort boeken heb ik dit boek met plezier gelezen, of ik er nu in geslaagd ben het

doel te achterhalen of niet. Ik moet wel zeggen dat de zwaar moralistische kant van het

boek mij als ‘te’ voorkomt, maar dat zal wel komen omdat ik er op bepaalde

punten een andere mening op na houdt. Het is een spannend boek dat jammer genoeg een

voorspelbaar einde heeft; de veilige terugkeer en het achterblijven van Wim Kwets. Een

spannender en origineler einde had ik leuker gevonden.





 

Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen