Boekverslag : Leo Pleysier - Wit Is Altijd Schoon
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1235 woorden.

HET VERHAAL IN EEN NOTENDOP

Het verhaal speelt zich af in onze tijd, in de streek rond Turnhout. Het gaat over de dode vrouw Marie, die in haar leven steeds heel opgewekt, maar ook nogal babbelziek was.

Haar zoon had een hele goede band met haar. Na haar dood kan de zoon haar niet vergeten en hij hoort haar nog steeds doorvertellen in zijn hoofd.

Ze plant onder andere haar eigen begrafenis… in zijn hoofd. Alles bespreekt ze, van de lijkwade tot de bloemen. Maar ze komt steeds tot hetzelfde besluit: we zullen maar wit nemen, want wit is altijd schoon.

Ook weet ze nog veel te vertellen over de periode toen ze nog leefde en hoe ze juist gestorven is.

Dan vraagt ze of haar zoon een mooi doodsprentje voor haar wil schrijven. Dit boek is daar het ietwat lang uitgevallen resultaat van.



DE TITEL

Ik vind de titel, “Wit is altijd schoon”, erg goed gekozen, vooral omdat hij zo mysterieus is. Wie het boek niet gelezen heeft, weet niet op voorhand waar het over gaat. Toch heeft de titel duidelijk een verband met het boek. “Wit is altijd schoon” is immers een motief dat vaak terugkomt in het boek. Het vormt als het ware een rode draad doorheen het boek.



THEMA

Het thema in het boek is dat afscheid erg moeilijk is. Voor de zoon viel het afscheid zelfs zo zwaar dat hij zijn moeder, zelfs na haar dood, nog hoort doorvertellen in zijn hoofd.

Het thema is iets minder verwerkt in de titel. Als dit wel zo geweest zou zijn, denk ik dat de titel lang niet zo raadselachtig zou zijn. Daarom vind ik dit eigenlijk wel positief.



Ik vind de titel met andere woorden heel goed gekozen. Hij is mysterieus, maar toch begrijpbaar. Als ik mocht kiezen zou ik de titel behouden. Ik vind de titel meestal erg belangrijk en vind het erg aangenaam als het een beetje raadselachtig in de oren klinkt.

Ik vind de titel zo mysterieus, omdat je er in het begin niet kan uit afleiden waar het boek over gaat. Je zou nog alle kanten uit kunnen.

Toch begrijp je de titel goed eens je het boek begint te lezen.



HET BESTE FRAGMENT

Ik heb het volgende fragment gekozen, omdat volgens mij het boek hierdoor getypeerd wordt. Ten eerst, komt het motief van het doodsprentje nog eens terug, wat in feite toch een tamelijk grote rol speelt in het boek.

Ook komen in dit stuk vele eigenschappen van Marie naar boven. Zo herhaalt ze bijvoorbeeld dikwijls haar woorden, waaruit blijkt wat voor een kletskous ze is. Telkens zegt ze tegen haar zoon dat hij maar eens naar huis moet gaan, maar als puntje bij paaltje komt heeft ze eerst nog wel een en het andere te vertellen. Ook is ze nogal perfectionistisch. (“En doe het raam nu maar terug dicht. En de lichten uit. En vergeet ook niet de voordeur op slot te doen…) Ze wil dat alles tot in de puntjes in orde is.

Ook krijg je door dit fragment een beeld van het taalgebruik in het boek, dat nogal merkwaardig is. Je ziet hier bijvoorbeeld dat het hele boek een monoloog is en de spreektaal die in het boek gebruikt wordt.

“En wie gaat er nu mijn doodsprentje schrijven? Zoudt gij dat niet doen?”

“Nee?”

“En waarom niet? Gij hebt toch altijd de pen nogal kunnen vasthouden, gij! Gij kunt dat dan toch best zou ik denken? Waarom zoudt gij dat dan niet doen? Ik zou liefst hebben dat gij dat doet. Voor uw eigen moeder kunt ge toch wel eens iets op papier zetten zeker? En daarbij: zo lang moet dat niet zijn. Een paar regels is genoeg.”

“Maar wat is ’t nu met u?”

“Aan wie moet ik het dan vragen? Is dat nu zoveel gevraagd om eens iets op papier te zetten voor mijn doodsprentje? Nu valt ge me maar tegen hoor! Amai!”

“Dat dat niet gaat, zegt ge. Waarom zou dat niet gaan? Gaat er dan zo eens op uw gemak bij zitten thuis aan tafel, dan zal dat toch wel gaan zeker! Zo moeilijk kan dat toch niet zijn! Een paar regels is genoeg.”

“Nu ja, we zullen dan wel zien. En ge hebt nog wel wat tijd om na te denken. En zoniet moet iemand anders het maar doen. Gaat gij nu ook maar naar huis onderhand. Ge zult ook wel moe zijn na zo’n dag. En morgen nog van alles te regelen. Ge zult de volgende dagen heel wat geloop hebben met mij. En doe het raam nu maar terug dicht zeker? En de lichten uit. En vergeet ook niet de voordeur op slot te doen. De sleutel neemt ge maar mee. En blijf morgenvroeg niet te lang weg.”

“Maar nee! Wat zou het! Wat zou ik daar nu ineens wel iets mee inzitten! Ik heb hier al zo dikwijls alleen gelegen in huis. Wat zou ik dat nu niet meer kunnen? Bang ben ik toch nooit geweest.”

“Gaat gij maar rap slapen nu. Ge zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken. Er zal nu toch niemand meer komen zeker? Anders waren ze al wel geweest, die van plan waren om vandaag nog te komen groeten. De rest zal dan morgen wel komen zeker? Of anders overmorgen? Nog tijd genoeg. Al maar goed ook dat ze niet allemaal tegelijk zijn gekomen. Want allemaal tegelijk, dat had hier toch niet binnen gekund vanavond. Zoveel volk ineens, zo’n drukte in huis, dat had niet gegaan. En het zal er nog niet op beteren de volgende dagen. Dat zal niet. Dat zal hier nog een hele begankenis worden. Ga maar slapen nu. Gij zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken.”



MEEVALLER OF EEN TEGENVALLER?

Bij een blik op de kafttekening op het boek krijg je al meteen een pessimistische indruk. De tekening laat gevoelens achter van dood, ziekte en verdriet.

Ook bij het lezen van de flaptekst krijg je deze gevoelens, maar in tegenstelling tot verdriet komt hier eerder begrip en oprechtheid naar boven.

Als je het boekje even doorbladert valt al meteen het taalgebruik op. Alles wordt in een soort tussentaal verteld. Dit ben je niet gewoon, dus in het begin schrikt het boek eigenlijk een beetje af.

Bij het lezen van de titel krijg je een andere indruk. Je vraagt je af wat de titel juist betekent, en waarom deze titel gekozen is. Daar ben je wel een beetje benieuwd naar.

In het algemeen verwachtte ik eigenlijk dat het een somber boek ging worden, hoewel ik toch niet helemaal zeker was waaraan ik mij kon verwachten.



Hoewel ik in het begin er een beetje tegenop zag om dit boek te lezen bleek het een erg emotioneel boek te zijn. De schrijver, Leo Pleysier, wist erg veel emoties en liefde in het boek te pompen. Zo wordt het boek toch nog speciaal ondanks dat er dikwijls maar over heel gewone zaken wordt gepraat.

Hierdoor lijk je dichter bij de personages te staan. Ook voel je je meer betrokken bij het verhaal omdat het blijkbaar ergens in onze streken zich afspeelt.

Toch was er iets dat ik miste in het verhaal. Ik vond dat er erg weinig evolutie in zat, in het verhaal noch de personages.

Misschien was het ook helemaal de bedoeling niet van de schrijver dat er evolutie in zat.

Ik vond alleen dat het verhaal hierdoor nogal vlak bleef en geen opbouw naar het einde had. Het boek eindigde dan ook maar plots.



Ondanks alles vond ik toch dat het boek de moeite waard was en dat het duidelijk mijn verwachtingen overschreed.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen