Harry Mullisch, Het Beeld en de Klok
Titel: Het Beeld en de Klok
Auteur: Harry Mullisch
Genre: Roman
Uitgever: De Bezige Bij
Eerste druk: 1989
Aantal blz.: 95
Aantal hfdst: 18
Motto: End fact. Try fiction.
EZRA POUND, Near Perigord
Ik moet bekennen dat ik absoluut geen idee heb waar dit motto op zou moeten slaan, het
enige wat ik er van kan zeggen is dat "End fact. Try fiction." een stimulans zou
kunnen zijn tot het schrijven van fictieve verhalen.
Opbouw:
Het boek bestaat uit 95 bladzijden die zijn verdeeld over 18 hoofdstukken
Titelverklaring:
De titel laat zich vrij simpel verklaren, de ik "persoon" in het boek is
namelijk een beeld, hij komt in contact met "de meester" die een ware obsessie
heeft voor alles wat met tijd te maken heeft (dus ook met klokjes), vandaar het beeld dat
in contact komt met de klok.
Tijd:
Het hele verhaal wordt door het beeld verteld tijdens de wandeling die een paar uur in
beslag neemt. De vertelde tijd is echter veel langer, omdat er ook enkele flashbacks in
het verhaal voorkomen, waardoor de chronologie ook wordt doorbroken.
Plaats:
De factor "plaats" speelt in dit boek een grote rol, omdat deze namelijk in
verband staat tot de stand van de zon en dus ook de tijd. Zo is de meester bijvoorbeeld
gefascineerd door het feit dat de zon op de twee halfronden naar verschillende kanten
reist. De plaats Haarlem is waar de wandeling zich afspeelt en is tevens de
"woonplaats" van het beeld, het is immers de geboorteplaats van degene die hij
moet uitbeelden, namelijk Laurens Janszoon Coster. De "geboorte"plaats van het
beeld is echter Den Haag.
Een andere locatie die van belang is, is Australië, dit is namelijk het reisdoel van de
meester. Hij wilde hier naartoe om de andere beleving van "tijd" te ervaren.
Ook over Amerika wordt nog het een en ander verteld, maar hier wordt verder weinig
aandacht aan besteedt.
Personages:
Het voornaamste object (een persoon kun je het niet noemen) in het boek is het beeld.
Het blijkt al snel dat het niet zomaar een stuk brons is, maar wel degelijk een eigen
karakter heeft en zowaar nog enige vorm van intelligentie bezit ook. Hij is zeer
zelfbewust en weet dan ook dat hij nooit gelijk zal zijn aan een mens, want zo zegt hij
zelf: "Wij zijn zelf ook iets - geen mensen natuurlijk, want wij hebben geen eigen
namen (alleen soms wat volkse bijnamen), maar toch iets dat onafhankelijk is van de
personages, die wij uitbeelden: namelijk precies de beelden, die wij zijn."
De meester is degene die het beeld ertoe aanspoort van zijn sokkel te komen. Hij is een
zeer vreemd figuur, die dankzij zijn studies op het gebied van tijd en schaduw (hetgeen
overigens in verband staat tot tijd) alom bekendheid geniet. Hij wordt overal nagekeken,
vooral door het feit dat hij de schaduw van een ander bij zich draagt. Ondanks dit is hij
blijkbaar een zeer aantrekkelijk man, want hij is volgens het beeld altijd in het
gezelschap van een vrouw. Hoewel we niet zo diep in zijn ziel kunnen kijken, komt hij over
als iemand die maar geen berusting kan vinden in het feit dat hij niet
"zichzelf" is.
Thema:
Het thema is waarschijnlijk zoeken naar jezelf, of in dit geval naar je eigen schaduw.
Een schaduw is namelijk alles wat je zelf bent en zolang je die niet hebt ben je dus ook
jezelf niet helemaal.
Er zijn twee echte leidmotieven te herkennen in het boek, namelijk de waarneming van de
stand van de zon (dus ook tijd) en de horloges.
Vertelsituatie en perspectief:
Er is gebruik gemaakt van een ikpersoon, in dit geval het beeld, dat een verhaal
vertelt aan de hand van onder andere zijn conversaties met de meester als ook aan de hand
van ervaringen uit zijn "leven".
Het perspectief ligt meestal bij het beeld, maar soms als er wordt verteld over de
meester, ligt het perspectief bij hem.
Samenvatting:
Het beeld van Laurens Janszoon Coster staat al meer dan anderhalve eeuw op zijn plaats
en heeft veel gezien en meegemaakt, zo ook de jeugd van "de meester" een
zonderlinge man die na een tijd te zijn weggeweest uit Haarlem plotseling weer verschijnt
op de Grote Markt. Hij geeft het beeld een knipoog, waarop deze als het ware ontwaakt uit
zijn slaap en als de meester hem dan uitnodigt voor een wandeling besluit hij tegen alle
principes van de beelden in te gaan en stapt van zijn sokkel. Tijdens de wandeling door
Haarlem die volgt, vertelt de meester over zijn fascinatie voor de tijd en zijn schaduw,
die niet van hem is, maar van een ander onbekend iemand of iets. De meester dacht dat hij
ooit de persoon zou vinden die zijn schaduw had, hij heeft zelfs gedacht dat een of andere
God hem misschien bezat.
Ook vertelt de meester over zijn reis naar Australië, hij was hier uitgenodigd voor
enkele lezingen, maar hij wilde ook enkele experimenten doen met de stand van de zon,
omdat deze immers precies tegenovergesteld reist op het Zuidelijk halfrond. Als hij dan in
het vliegtuig op de weg terug precies over het snijpunt van de datumgrens en de evenaar
vliegt, dan kan zijn genot niet meer op, dit is voor hem een soort ultieme beleving van de
"magie" van de tijd.
Zijn laatste nieuwe ontdekking heeft betrekking op de manier waarop horloges altijd staan
afgebeeld op een foto, namelijk op 10 over 10. Dit heeft volgens hem te maken met de hoek
die de twee wijzers dan maken; precies 108 graden. Dit legt hij dan uit met het geheim van
Pythagoras, en theorie die met een Pentagon en de gulden snede te maken heeft. Al met al
is dit stof die een "gemmiddeld" mens niet zo zeer zal boeien, maar aan de
andere kant: de mensheid boeit de meester ook niet zo heel erg. Het boek eindigt met het
beeld dat terugklimt op zijn sokkel en dan plotseling ziet dat de schaduw van de meester
eigenlijk die van zijn moeder is, maar de meester is al verdwenen voordat het beeld dit
tegen hem kan zeggen.
Mijn mening:
Ik heb het boek gelezen op aanraden van een vriend, maar ik moet zeggen dat ik wel eens
leukere boeken heb gelezen. Het is weliswaar vrij goed te lezen, maar het werkelijk
begrijpen is een heel ander verhaal. Dan heb ik het nog niet eens zozeer over de
wiskundige en natuurkundige principes die in het boek uitgelegd worden, want deze vind ik
namelijk juist zeer onderhoudend, maar het zijn meer de achterliggende gedachtegang en
dergelijke die mij enigszins zijn ontgaan. Ik heb wel begrepen dat het over iemand gaat
die op zoek is naar zijn eigen persoonlijkheid, maar verder heb ik er eigenlijk geen touw
aan kunnen vastknopen.
Desalniettemin vond ik het dus wel leuk om te lezen over bijvoorbeeld de ingewikkelde
theorieën die aan bod komen over de stand van de wijzers van een horloge op een foto,
omdat dit als het ware een soort puzzel is, waar langzaam maar zeker de stukjes van op
zijn plaats vallen. Toch denk ik dat het beter was geweest als Mullisch deze ideeën niet
in een boek had verpakt, in ieder geval niet op een dusdanig vage wijze dat de essentie
moeilijk te begrijpen is.
Over de schrijfstijl kan ik vrij kort zijn, deze is namelijk gewoon aangenaam. De zinnen
lopen op enkele uitzonderingen na zeer vloeiend en het taalgebruik is zeker niet ouderwets
of te moeilijk. Ik kan het ook altijd zeer waarderen als een schrijver zijn gedachten
makkelijk over kan brengen zonder daar ellenlange lappen tekst voor te hoeven gebruiken
die toch eigenlijk niets toevoegen aan de boodschap.
|