Boekverslag : Herman Koch - Red Ons, Maria Montanelli
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2997 woorden.

Red ons, Maria Montanelli

1. Bibliografische gegevens



Auteur : Herman Koch

Titel: : red ons, Maria Montanelli

Plaats: : Amsterdam

Jaar: : 1997

Eerste druk: : 1989

ISBN - nummer : 90-417-1050-7

Aantal pagina’s : 169

Opdracht : Voor Amalia



2. Samenvatting



Het verhaal gaat over een 16 jarige jongen die vier maanden na dato terugblikt op zijn schoolcarrière op het Montanelli Lyceum.



De ikfiguur woont in een kakbuurt, waar hij verschillende malen in het verhaal zijn walging over uitspreekt. Met zijn vader heeft hij een slechte relatie, de voornaamste rede hiervoor is dat hij al zeker vier jaar een buitenechtelijk verhouding heeft met een bekakte weduwe. Zijn moeder is van de verhouding op de hoogte, maar is te vriendelijk en niet bij machten om zich ertegen te verzetten. De ikfiguur heeft een verschrikkelijke hekel aan de weduwe. Die volgens hem bij uitstek past in de chique buurt, waarin hij tot zijn spijt ook zelf woont. In het verhaal gaat de ikfiguur vaak te keer over ‘die hele duffe en verwende kankerbuurt’

Hij zit op het Montanelli Lyceum waar hij ook een hekel aan heeft net zoals aan de leerlingen, ouders, docenten en het onderwijssysteem. Volgens hem zijn ze allemaal te rijk en artistiek of te soft en psychologiserend. Het onderwijssysteem is te vergelijken met de huidige tweede fase.

Er is een zwakbegaafde jongen op het Montanelli terechtgekomen. De ikfiguur denkt dat het Montanelli zich op de borst heeft geklopt, omdat ze een zwak begaafde jongen op school hadden, die op alle andere scholen geweigerd zou worden.

De ikfiguur had gemengde gevoelens over de zwakbegaafde jongen, aan de ene kant had hij wel medelijden met hem, maar soms zou hij hem wel eens ‘met zijn kop frontaal tegen de tafel aan beuken.

De normaal altijd strenge leraren trokken de zwakbegaafde jongen voor en waren te soft voor de jongen, volgens de ikfiguur.

Op de rapporten van de ikfiguur staat altijd dat hij een negatieve houding heeft en een slechte invloed op de atmosfeer in de klas.

Zijn overgang had hij te danken aan zijn moeder, die na een slopende ziekte was overleden. Hij kreeg ruzie met zijn vader over de weduwe.

Op een avond hebben de ouders van de ikfiguur en een leraar besloten dat hij naar een psycholoog moet. Na het eerste gesprek met de psycholoog Van der Dussen heeft de ikfiguur wel vertrouwen in hem. Het tweede gesprek ging niet door, omdat Van der Dussen inmiddels overleden was.

De ikfiguur ging een tijdje later met school op een fietskamp. Ook de zwakbegaafde jongen, Erik (vriend van ikfiguur) en Gerard (vriend van ikfiguur) gingen mee. Toen de ikfiguur, Erik en Gerard er stiekem ’s avonds tussen uit knepen, verraadden de zwakbegaafde jongen hen aan de leraren. De jongens wilde wraak.

Toen ze de volgende dag op een brug halt hielden gingen de vrienden op de brugleuningen staan. De zwakbegaafde jongen volgde al gauw hun voorbeeld. De zwakbegaafde jongen deed een ongecontroleerde stap achteruit en viel in het water. Niemand deed iets, ook de gymleraar niet die het beste kon zwemmen van allemaal. De jongen verdronk. De drie jongens werden als schuldige aangewezen, maar ze mochten nog een half jaar op school blijven, om de naam van de school niet te schaden. Bij het kerstrapport kreeg de ikfiguur te horen dat hij moest vertrekken omdat hij zogenaamd niet in het systeem paste. Zijn vader probeerde tevergeefs hem op een andere school te krijgen.

Vier maanden later heeft de ikfiguur een droom, waarin Maria Montanelli de school bezoekt en de luchtmacht beveelt de hele school plat te bombarderen.

Een maand later trekt zijn vader bij de weduwe in, de ikfiguur krijgt honderd gulden per week en hij heeft het hele huis voor zichzelf.

Hij maakt plannen met Erik voor een grote reis. En hij voelt en wil dat er een nieuwe bladzijde van zijn leven wordt omgeslagen. Hij gaat zich nu bedenken hoe het verder moet.



3. vertelinstantie



De vertelinstantie in het boek is de achterafvertellende-ik.

Twee bewijzen hiervoor:

- blz. 7: “Het verhaal, dat ik ga vertellen gaat over de zwakbegaafde jongen.”

De verteller weet al wat er gaat gebeuren dus ook de afloop.

-blz. 9: “Waar dit verhaal in de eerste plaats overgaat is hoe de zwakbegaafde jongen de dood heeft gevonden”.

De vertellen weet wat de zwakbegaafde jongen gaat overkomen.



De subjectiviteit in het boek is zeer groot. Ik denk, dat dit mede door de achterafvertellende-ik komt. Zo heeft de verteller een hekel aan de buurt, waarin hij woont, vooral aan de mensen, die er wonen. Ook de school en de leraren mag hij niet.



4. personages



De ikfiguur:

De ikfiguur is een puber van rond de 16 jaar, die overal tegenaan schopt. Zo heeft hij een hekel aan: de mensen in zijn buurt, school en de leraren. Hij vindt zichzelf niet lelijk en mager, een wijsneus met een grote bek, maar eigenlijk verlegen is. Door zijn brutaliteit staat hij vaak in het middelpunt van de belangstelling, maar hij heeft weinig contact met andere. De leraren vonden dat hij een negatieven houding had en de sfeer in de klas verpeste. Hij heeft een moeilijke jeugd, want zijn moeder is ernstig ziek en sterft, zijn vader heeft een buitenechtelijke relatie met een weduwe en de psycholoog waar hij bij onder behandeling is overlijd al na de eerste afspraak. Echter reageert hij vrij rustig op alle gebeurtenissen. Hij heeft twee goede vrienden: Erik en Gerard en een vriendin, die Christine heet. Hij is zeer zelfstandig, want als zijn vader het huis uit gaat dan woont hij alleen en zorgt hij voor zichzelf.

De ikfiguur had gemengde gevoelens over de zwakbegaafde jongen, aan de ene kant had hij wel medelijden met hem, maar soms zou hij hem wel eens ‘met zijn kop frontaal tegen de tafel aan beuken.









Twee citaten:



“Ik heb altijd een grote bek, voor wie het nog niet wist. In wezen ben ik een verlegen type, maar het zal ergens halverwege de lagere school zijn geweest dat ik heb besloten daar een punt achter te zetten.” Blz. 63

“Dat hij op een school als het Montanelli op de maximale dosis begrip kon rekenen. Als hij weer dat geplaagde stemmetje opzette, dan wilde ik hem graag met zijn kop frontaal tegen zijn tafel aan beuken, dat was gewoon niet tegen te houden, maar al die begripvolle leraren gingen onmiddellijk op hun hurken zitten omdat hij zo zielig zwakbegaafd was.” Blz. 103



De ikfiguur is een round character. Er worden namelijk meerdere karaktertrekken van de hoofdpersoon beschreven over het hele boek. Zijn gedachten en gedrag wisselen in de loop van zijn jeugd. Bijvoorbeeld dat hij op de basisschool een punt achter zijn verlegenheid heeft gezet. (zie citaat van Blz. 63)



De zwakbegaafde jongen (Jan Wildschut):



Jan is zwakbegaafd en is toegelaten op het Montanelli Lyceum. Hij zit bij de ikfiguur in de klas. In het verhaal wordt hij meestal de zwakbegaafde jongen genoemd, maar heel soms ook wel Jan Wildschut. Hij heeft een beetje een dik opgeblazen gezicht en zoals de verteller zegt: een leeggebloede vissenkop. Hij draagt altijd winterkleding.

Dit citaat schets een goed beeld over hoe Jan erbij liep:

“Hij heette Jan Wildschut, wat precies de goede naam is voor iemand van wie het hoofd niet helmaal in orde is. Hij had een dik, een beetje opgeblazen gezicht, en zowel in de zomer als in de winter droeg hij een sjaal en wanten. Ik heb nooit begrepen waarom de ouders van een kind dat achterlijk is, hem daarbij ook nog de verkeerde kleren aantrekken, zodat het nog meer opvalt. In de pauze stond hij in winterjas op het schoolplein en kauwde langzaam op zijn boterhammen, die hij uit een plastic doos met deksel haalde, waarbij er altijd een paar broodkruimels op zijn kin bleven hangen en er ook wat speeksel uit zijn mondhoeken naar beneden liep.” Blz. 7

De leraren namen hem altijd in bescherming, wat tot ergernis leidde bij de ikfiguur. Hij zette zo’n geplaagd stemmetje op om medelijden te kweken bij de leraren.

Jan is ook een verrader, want toen de ikfiguur met zijn vrienden er stiekem tussenuit wilde knijpen toen heeft Jan hen verraden aan de leraren. Dus Jan was niet er geliefd bij de ikfiguur.

Hij sterft aan het eind van het verhaal door een ongecontroleerde stap op een brugleuning, waardoor hij in het water viel en verdronk.

“Zonder enige aanleiding deed hij plotseling een stap naar achteren, viel ruggelings in de verkeerde richting achterover en donderde toen in 1 keer door naar beneden.” Blz. 154



Jan is een flatcharacter, want er worden verschillende kanten van hem beschreven zo is hij zwakbegaafd, maar ook erg achterbaks om zijn klasgenoten te verraden, dus is hij geen type. Over zijn meningen of gedachten wordt niks gezegd en die veranderen dus ook niet, dus is hij geen roundcharacter



4. Ruimte



Het Montanelli Lyceum.

De school waar de ikfiguur op zit is zo’n twee minuten lopen voor hem.

Volgens de ikfiguur is het Montanelli Lyceum een deprimerend gebouw, wat natuurlijk de haat van de ikfiguur voor de school benadrukt. Het is dus een psychische ruimte.

Van de oorspronkelijke idealen van Maria Montanelli (die les gaf aan de allerarmste in Napels), is op het Montanelli Lyceum weinig of niets meer overgebleven, volgens de ikfiguur. In een droom vraagt de ikfiguur Maria Montanelli de school te bezoeken. Ze geeft vol afgrijzen de opdracht om het Montanelli Lyceum helemaal plat te bombarderen, nadat ze gezien heeft hoe men haar idealen heeft geruïneerd.

De school staat bol van de saaiheid, net zoals de leraren,leerlingen en de lessen. Op de school zitten alle kinderen die in de kakbuurt om de school heen wonen. De ikfiguur voelt zich op deze school en buurt niet thuis.

Hij ziet de school ook als een soort gevangenis, althans voor de leraren, die daar hun leven lang les blijven geven.



Citaten:

“Bij mij begint het weliswaar in mijn slapen te bonzen en krijg ik zo’n veel te heet gevoel in mijn nek en in mijn hals wanner ik aan die school terugdenk, maar ik ben tenminste begonnen om zo nu en dan ook nog eens aan iets anders te denken, en dat is voor hen niet weggelegd. Zij hebben levenslang. Ze moeten de rest van hun leven in blijven geloven, in de goedheid van de wereld, maar vooral in hun eigen goedheid, anders is alles voor niets geweest.” Blz. 167-168

“ Van buitenaf ziet het gebouw er al zo deprimerend uit dat je niet begrijpt dat al die ouders staan te dringen om hun kinderen daar naar binnen te krijgen.” Blz. 28



5. Tijd



historische tijd:



De historische tijd kan ik niet precies bepalen, maar ik denk dat het een na oorlogsverhaal is, wat zich net zo goed nu kan afspelen. In het verhaal komt een bioscoop voor waar de ikfiguur naar toe wilt gaan. In de bioscoop draait de film The African Queen. Ik heb op het internet opgezocht in welk jaar die film is gemaakt. The African Queen is gemaakt in 1951. Dus ik denk dat het verhaal zich ergens tussen 1951 en 1960 afgespeeld.

Bron: http://www.reelclassics.com/Movies/African/african.htm



Citaat: “Ze kan haar kin ook niet stilhouden, ik begin altijd hardop te kreunen als ik daar langer dan vier seconden naar blijf kijken; alleen zie je dat in The African Queen allemaal met gemak door de vingers, gewoon omdat het zo’n goede film is.” Blz. 146



Verteltijd bedraagt 169 blz.



De verteller maakt wel eens een sprongetje in de tijd en dit geeft hij dan ook meestal wel aan, maar het tempo van vertellen veranderd niet opvallend veel.

Bewijs: “ Zo vertrokken we drie weken later met de trein naar het beging punt van de trektocht.” Blz. 128



De verteller geeft al in het begin van het verhaal aan dat de zwakbegaafde jongen de dood gaat vinden, terwijl de jongen pas aan het eind van het verhaal overlijdt.

Bewijs: “Dat de zwakbegaafde jongen de dood heeft gevonden , staat als een paal boven water.”

Het verhaal is niet chronologisch verteld, want de verteller springt regelmatig van onderwerp naar onderwerp en springt tegelijkertijd ook door de tijd, wat het verhaal soms wel wat ingewikkeld maakt.



Het verhaal beging Ab ovo. Dit blijkt duidelijk uit de eerste regel: “Het verhaal dat ik wil vertellen gaat over de zwakbegaafde jongen.”



6. Motieven



Ik heb geen leidmotief kunnen vinden in dit verhaal dus voeg ik een extra verhaalmotief toe.



Verhaalmotieven:



Het eerste verhaalmotief is medelijden. Verschillende malen in het verhaal laat de ik figuur zijn medelijden met de zwakbegaafde jongen en ook vraagt hij zichzelf af of hij hem niet eens zou moeten helpen. Hij is wel erg cynisch in zijn opmerkingen over de dood van de jongen.

Vindplaatsen:

“Natuurlijk heb ik ook mijn menselijke kant, en wilde ik best een arm om de schouders van de zwakbegaafde jongen heen slaan en iets liefs tegen hem zeggen en hem laten merken dat ook gewone mensen heus wel van iemand kunnen houden die niet helemaal zo is als je gewend bent.” Blz. 8

“Ik ben niet eens meteen begonnen de zwakbegaafde jongen te pesten. Ik heb hem eerst nog het voordeel van de twijfel gegund.” Blz. 103

“Een keer heb ik Jan Wildschut mee naar huis genomen, ik weet ook niet precies waarom.” Blz. 104

“Ik heb me naderhand nog weleens afgevraagd wat ik gedaan zou hebben wanneer bijvoorbeeld Erik of Gerard erin gevallen was , of zelfs zo iemand als Menno, of ik dan misschien wel mijn leven zou hebben gewaagd, maar ik ben er nog steeds niet helemaal uit.” Blz. 155

Uit deze citaten blijkt duidelijk dat diep in het hart van de ikfiguur toch nog een plekje zit voor de zwakbegaafde jongen. Hij doet zich wel heel stoer en onverschillig voor, maar hij heeft maar een klein hartje.



Het tweede verhaal motief is de dood. In de loop van het verhaal gaan verschillende bekende van de ikfiguur dood. Dit geeft aan dat zijn jeugd bergafwaarts gaat en uiteindelijk ertoe leidt dat zijn gezin uit elkaar valt en de zwakbegaafde jongen verdrinkt met als gevolgd dat de ikfiguur van school wordt gestuurd.

Ten eerste de moeder van de ikfiguur. Op Blz. 10 zei de vader van de ikfiguur al dat het niet zo lang meer zou duren. “Dat kwam omdat toen ik aan mijn vader vroeg hoe het er nou eigenlijk echt voorstond, hij zei ‘dat het niet lang meer zou duren’.” Blz. 10

Op Blz. 59 geeft de ikfiguur al aan dat zijn moeder dood is. “Nu mijn moeder dood is, is het allemaal weer veranderd.”

Hij gaat vrij luchtig met haar dood om. Hij doet alsof het de normaalste zaak van de wereld is, hoewel hij toch best goed met haar op kon schieten.

Ten tweede de psycholoog van der Dussen. De ikfiguur was sinds korte tijd bij hem onder behandeling, maar had toch wel een groot vertrouwen in de man. Toen hij belde voor de volgende afspraak was van der Dussen reeds overleden: “Dokter van der Dussen is vorige week donderdag overleden” zei ze zacht. Blz. 96

En natuurlijk de dood van de zwakbegaafde jongen. Op blz. 9 geeft hij al meteen aan dat de zwakbegaafde jongen komt te overlijden: “Waar dit verhaal in de eerste plaats over gaat is hoe de zwakbegaafde jongen op onze school de dood heeft gevonden.” Blz. 9

Op Blz. 154 gaat de ikfiguur pas vertellen over de details van de dood: “Zonder enige aanleiding deed hij plotseling een stap naar achteren, viel ruggelings in de verkeerde richting achterover en donderde toen in 1 keer door naar beneden.” Blz. 154 Ook dit sterfgeval doet hem nauwelijks iets, alleen vraagt hij zich af of hij de jongen niet te hulp had moeten schieten. Ook het gevolg hiervan: hij wordt van school afgetrapt, laat hem koud.



Het derde verhaalmotief is de relatie tussen vader en zoon. De relatie tussen vader en zoon verliep vrij stroef, want de vader had al geruime tijd een buitenechtelijke verhouding met een weduwe. Zijn moeder lag op sterven terwijl zijn vader op nachtelijke escapades was, dit kon de ikfiguur niet verdragen. Hij had enkele keren met zijn vader in restaurants gegeten. Het was tot een fikse ruzie gekomen, toen zijn vader over de weduwe was begonnen en had opgemerkt dat die ‘zat te popelen’ om hem te ontmoeten. Ook had de ikfiguur een hekel aan de manier waarop zijn vader at.

Toen zijn moeder was overleden trok de vader van de ikfiguur bij de weduwe in. De ikfiguur woonde vanaf nu alleen in het huis. Hij kreeg wekelijks 100 gulden van zijn vader om zichzelf te onderhouden. De relatie was dus vrij afstandelijk. Alleen de tijd rond de dood van zijn moeder hadden vader en zoon een wat hechtere relatie.

“Dat kwam omdat toen ik aan mijn vader vroeg hoe het er nou eigenlijk echt voorstond, hij zei ‘dat het niet lang meer zou duren’.” Blz. 10

“Met een mengeling van angst en pure walging benadert hij de gerechten altijd met vork en mes, om ze op die manier zo lang mogelijk op afstand te houden, tot je ze uiteindelijk toch in je mond moet steken. Iets met je handen aanraken , dat zal bij hem in zijn hoofd niet opkomen, en het schoonmaken van een vis, dat vindt hij waarschijnlijk net zo erg en smerig als de hechtingen uit een verse brandwond te moeten halen.” Blz. 22

“Na afloop ging …lang weer vergeten” Blz. 123-124 Dit stukje speelt zich af vlak na de dood van zijn moeder. Vader en zoon gaan samen wat zitten drinken aan het strand en allebei hebben ze het gevoel dat ze het wel redden met z’n tweeën. Toch heeft de ikfiguur het gevoel dat de weduwe “meerijdt op de achterbank”.



7. Thema



Het thema van dit boek is “Maak er ondanks alles toch maar het beste van”.

Ondanks alle mensen in zijn nabije omgeving die de dood vonden, ellende op school en de problemen met zijn vader en zijn weduwe probeerde de ikfiguur toch zijn hoofd omhoog te houden. Na deze periode blijft hij alleen achter in een huis en besluit dat hij een nieuw hoofdstuk wil ingaan in zijn leven.

“Dat ze eindelijk eens allemaal hun mond houden, en als het helemaal stil is geworden, dat dan de held uit zijn stoel opstaat en er alleen nog een tekst in beeld verschijnt: er wordt een nieuwe bladzijde omgeslagen. Hij gaat nu bedanken hoe het verder moet. Hij heeft zijn hele leven nog voor zich.” Blz. 169
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen