Boekverslag : Harry Mulisch - Archibald Strohalm
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3826 woorden.

Bibliografie
De Bezige Bij
eerste druk 1952
(gebruikt: zevende druk, 1971)


Samenvatting
archibald strohalm telt 239 bladzijden, verdeeld over 16 genummerde hoofdstuk-ken, die verder naamloos zijn. Het tijdsbestek per hoofdstuk is verschillend, maar het verhaal is wel in chronologische volgorde verteld.

TITELVERKLARING:
"archibald strohalm"
De hoofdpersoon in het boek is de figuur van Archibald Strohalm. Archibald Strohalm is zonder hoofdletters geschreven. Dat is net zo als in het boek vanaf bladzijde 52. Dat is de bladzijde waarop hij voor het eerst wartaal uitslaat (worgende angst die stuksloeg ... einde open)(en Archibald Strohalm: archibald strohalm... aan elkaar ontweten...) en voor 'normale' volwassenen vreemde dingen doet (blz. 51: laatste alinea).Op de kaft van het boek staat, naast de titel, schrijver en uitgeverij, ook een afbeelding van een eendenschedel met halswervels en wat vleugelbeenderen en een eendenei; deze voorwerpen spelen een grote rol in het denken van Archibald Strohalm.
MOTTO:
symbolen worden tot cymbalen in de ure des doods - GERRIT ACHTERBERG
In het boek ziet Archibald vanaf bladzijde 76 dingen die verwijzen naar de dood en het kwaad. Hij ziet (enorme) dode vogels (die er niet zijn) (zie blz.82), en de vermeende gelei-achtige substantie die in voorwerpen, gebouwen, plaatsen etc. trekt noemt hij satans (=duivels)(vanaf blz. 105). Dit zijn de symbolen. Cymbalen zijn (slag)instrumenten. In het uur van de dood, de Dag des Oordeels, worden de symbolen van de dood en het kwaad dus instrumenten in de handen van de Duivel om de mensheid naar de Hel te slepen. De vogels (kwaad) en de gelei (satans), worden gebruikt door de Duivel op de Dag des Oordeels om zoveel mogelijk mensen naar de Hel te krijgen.

ACHTERGRONDEN:
Harry Mulisch werd geboren op 29 juli 1927 te Haarlem. Het gezin waarin hij opgroeide gaf hem een streng joodse opvoeding. Dat godsdienst-motief komt in het boek, dat overigens zijn debuutroman is, naar voren in de vorm van de satans, de vogels, het optreden met de poppenkast voor de kerk, de naam van zijn hond (mozes), de boom waarmee Archibald een vriendschap sluit (blz 50) en Abraham noemt. Ook komen er verschillende citaten uit de Bijbel (blz.50: En wanneer Ik Mijne hand zal weggenomen hebben, ...van verre).(blz.51: En dan staat er: 'En zij zeiden tot Mozes: Spreek... alwaar God was.),(blz.105: En terstond, als Hij uit het water opklom, zag hij de hemelen opengaan, ...Engelen dienden hem.)
SAMENVATTING:
Hoofdstuk 1: In dit hoofdstuk wordt de hoofdpersoon van het verhaal, Archibald Strohalm geïntroduceerd. Het is een man die, naar zeggen van de schrijver onfatsoenlijk is (blz. 9). Ook verschijnt Ouwe Opa met zijn rijdende poppenkast ten tonele, die met zijn voorstellingen de woede van Strohalm over zich afroept (blz.14, 18 t/m 22), want de stukjes die Opa vertoont zijn schadelijk voor de kinderen (volgens Archibald Strohalm). Archibald Strohalm vindt de poppenkast namelijk zo ergerlijk dat zijn woede erover een obsessie voor hem wordt (blz.10). Hij holt naar buiten om zijn woede te laten blijken, en sluit een weddenschap met Opa af.
Hoofdstuk 2: Boris Bronislaw, een vreemd uitziende man, over wie de kwaadaardigste roddels de ronde deden, wordt voorgesteld aan de lezer. Hij is de redder van een hondje dat in het water is gevallen. Archibald Strohalm helpt hem uit het ijskoude water samen met Bernards vader (blz.24). Deze drie mannen zijn zo'n beetje de mensen die het meest worden verguisd in de stad. Archibald krijgt de hond mee naar huis, waar het dier de naam Mozes (=uit het water gered) krijgt (blz.25). Als Strohalm Bronislaw later opzoekt in de kroeg, maken ze een praatje. Omdat Bronislaw grof in de mond is lijkt hij onvriendelijker dan hij is (?). Archibald voelt dat er een soort vriendschap is ontstaan als Boris hem helpt als iemand hem tegen de grond slaat. Hij schrijft zelfs een citaat van Bronislaw op (blz.37). Op blz. 38 staat een expliciete aankondiging dat er veel gaat veranderen in hun levens ('Er gaat iets gebeuren," lachte Archibald Strohalm. "We zullen zien, wat. In ieder geval ga ik ook schrijven. Alles zal nu heel anders worden. Ik heb het gevoel dat...).

Hoofdstuk 3: Archibald Strohalm wordt voor gek versleten door zijn baas, Ballegoyen, als hij ontslag neemt. De man begrijpt niet waarom iemand zijn werk opgeeft om een poppenkastvoorstelling voor te bereiden (blz.42, 43). Op zijn weg naar huis loopt hij Victor, de typist van het bedrijf waar hijzelf secretaris was, tegen het lijf. Deze is, mede door handelen van Strohalm nog niet ontslagen, dus na het vertrek van de secretaris vreest Victor ook voor zijn baan. Thuisgekomen begint voor Archibald Strohalm de grote opruiming. Op lange middagen haalde hij zijn schrijftafel, kasten en kastjes overhoop en liet de kachel loeien van stapels oude paperassen, bewaard uit een vage hoogachting voor zijn eigen handschrift. (blz.45). Ook geeft hij op bladzijde 46 zijn kranten op, hij verkoopt een schilderij aan het museum en ook het telefoontoestel gaat de deur uit. Hij schrijft zijn zus Jutje dat zij hem niet mag opzoeken, omdat hij zogenaamd ziek is. Nadat dit alles is gebeurd, ontdekt hij dat hij lekker kan wandelen in het bos. Daar ontdekt hij ook zijn nieuwe vriend Abraham (=verhe-ven vader, zie blz.49). Als hij in die boom klimt (blz.51) slaat hij voor het eerst wartaal uit. Dan klinkt er een enorme knal... het nieuwe jaar is aangebroken. Archibald Strohalm raakt bewusteloos en valt uit de boom. Hij komt bij en terwijl hij naar huis gaat begint hij weer te raaskallen (blz. 53). Ook begint hij nadien te dromen over een vrouw die zijn haren knipt (blz. 54). Hij ontmoet geen andere mensen meer, en men begint met het drijven van openlijke spot met hem.(blz.55).

Hoofdstuk 4: Archibald Strohalm neemt zijn pen en blocnote ter hand en begint met het schrijven van zijn hilarische poppenkaststuk. Al zijn tijd gaat eraan op en telkens krijgt hij een nieuw idee. Dan begint hij met hallucineren over vallende eieren die hij moet opvangen (eieren komen van vogels; vogels zijn slecht, dus eieren bevatten het (ongeboren) kwaad)(blz.57). En mocht er toch een ei stukval-len op de grond is de rotzooi niet te overzien. Het eiwit, de schil en soms grote of kleinere dode kuikens bedekken dan de hele grond. Hij speelt met zijn, inmiddels groot geworden hond Mozes in het bos en is vol van zelfmedelijden (blz. 60), terwijl hij toch echt zelf binnen blijft. Tevens vertelt hij Mozes dat hij meer van honden houdt, dan van mensen (blz.61). Hij vervolgt met het telkens opnieuw (ook verder) bevestigen wie hij is: archibald strohalm. Hij zet een oude grammofoonplaat op en waant zich meteen een beroemde musicus. Hij raakt zo in de ban van de muziek dat hij zelfs in het Latijn gaat roepen (blz.63: 'Furioso!' schreeuwde hij. 'Tempestoso con fuoco tumultuoso marziale!') Dit zo wild dansen is niet geheel zonder gevaar. Soms valt hij of trekt hij wat bekijks (Bernard, de jongen om wie de weddenschap met Oude Opa gaat, komt nieuwsgierig een kijkje nemen. zie blz.63).

Hoofdstuk 5: Jutje neemt geen genoegen meer met de smoes van Archibald dat hij ziek zou zijn. Hij denkt terug aan hun kindertijd. Hij denkt aan een gesprek dat ze hadden toen hij 23 jaar oud was. Jutje was getrouwd met de privé-leraar Stokvis, die hen vroeger ook onderwezen had. De man was, helaas voor Jutje die graag kinderen wilde, onvruchtbaar. Het gesprek ontwikkeld zich over wie die mogelijke vader van haar kind zou kunnen worden (blz. 70). Verschillende jongemannen passeren de revue, maar geen enkele lijkt te voldoen. Dan kijkt zijn zus plotseling, tot grote ontzetting van Archibald, naar hem.
Hij bedenkt dit alles terwijl hij zijn jas staat aan te trekken om een telegram voor zijn zuster naar het postkantoor te brengen. Aangekomen bij het kantoortje bij belt Jutje gewoon op (blz.72). In de conversatie ontdekt ze dat hij erg ongelukkig is.
Na het gesprek hangt hij de hoorn op de haak en op hetzelfde moment zit er een doffe glibberigheid omheen.(blz.76)

Hoofdstuk 6: Strohalm wandelt vaak in het bos, waar hij op een dag tegen de heer Blaas opbotste (blz.78: Bij een van deze wandelingen gebeurde het, dat hij de planeet dermate onvoorzichtig onder zich aan het rollen bracht, dat de heer Blaas, die zich er op bevond, met grote snelheid op hem toe suisde en tegen hem opbotste). Hieruit blijkt dat Archibald Strohalm denkt dat hij de hele wereld beheerst/ dat de hele wereld om hem draait. De overbuurman is hier in het geheel niet van gediend en scheldt Strohalm uit (blz.79).
Na deze scheldkannonnade verschijnt H.W. Frets ten tonele. Hij is mogelijk nog vreemder dan Archibald Strohalm. Ze ontmoeten elkaar en gaan naar het huis van de dorpsgek. Onderweg praten ze wat en Strohalm vindt een, niet bestaande, dode vogel (blz. 82). Ze babbelen verder over van alles en nog wat en 'de Dode Plantage' wordt geïntroduceerd. Archibald raakt hier ondersteboven van, want hij kent geen afschuwelijker plaats (blz. 84). In het huis van Frets staat een enorme machine opgesteld. (blz. 88). Dit beangstigt de gast zo, dat hij wegvlucht uit het huis, en niet eens bij zijn vriend, Abram, blijft stilstaan.

Hoofdstuk 7: Bernard, het jongetje van de weddenschap, komt steeds vaker voor het raam van zijn held, Archibald Strohalm staan. Zijn geloof in de man schijnt zo groot geworden dat hij daardoor zelfs een bijna onmogelijke opdracht, namelijk het winnen met knikkeren van zijn vriendjes kan winnen (blz.94-96).
In het hoofd van Archibald stapelen zich ondertussen de onmogelijkheden op. Hij ontdekt nu weer een dode vogel in zijn bureau-la. Hij begint nu zelf te ontdekken dat dit wel vreemd is (blz. 97: In zijn hoofd de pijn en nu overal vogels. Op de hoek van het plein waren ze opgestapeld tot een hoop van anderhalve meter hoogte. Was het ontsmettingsstof, de gelei die er overheen droop?... Dit was mogelijk. ... Tussen de spaken van zijn voorwiel had hij geen vlaggetje van een voetbalvereniging, maar een vogel met uitgespannen vlerken. Dit kon. ... Tussen de potloden en bloknotes lag een grote, grijze vogel, met oranje poten en een gele snavel, die half openstond. Dit was niet meer mogelijk).

Hoofdstuk 8: Hij wordt hoe langer, hoe gekker. Hij wil de eieren in woorden uitdrukken, want hij is ervan overtuigd dat alles wat hij onder woorden brengt, zal verdwijnen (blz.99). Ook keren op bladzijde 101 de verschijningen van de kappersvrouw, maar nu geheel naakt. Die verschijningen maken zijn pijn dragelijk.
Deze verschijningen wil hij niet beschrijven in zijn werk, om bovengenoemde reden (103). De vogelverschijningen nemen echter steeds realistischer vormen aan. Het lukt hem zelfs om een reusachtige hanenschrobber (van 2 meter lang) door de kamer te slepen. De volgende dag is het beest verdwenen. Dit hoofdstuk beschrijft voornamelijk de gedroomde vogels en hoe Strohalm er mee omgaat. Bladzijde 105 vertelt over de glibberige gelei. Dit leidt tot ontzetting bij Archibald Strohalm, die een bijbeltekst voor zijn ogen ziet verschijnen. Ook komen er nu steeds vaker slijmerige voorwerpen voor in zijn wereld. Voor de buitenwereld (en de lezer)is hij volslagen krankzinnig geworden.(blz.108)

Hoofdstuk 9: De dode vogels in zijn wereld maken Archibald zo verschrikkelijk bang dat hij zelfs zijn eigen huis vernielt (blz.109). Hij loopt weer naar het café waar hij Boris Bronislaw eerder in het boek ontmoette. Daar komt hij Bernards vader, de heer Heidenberg (hij is de 'heiligschenner' in het dorp; hij ligt 's zomers met ontbloot bovenlichaam te zonnen en gaat niet naar de kerk, blz.12. De naam Heidenberg is daarom wel toepasselijk) tegen, die hem herinnert aan de weddenschap met Opa zijn zoon met een poppenkastvoorstelling aan het lachen te maken. Archibald is dit vergeten, maar neemt zich nu voor werkelijk een stuk op te voeren. Verder bevestigt Strohalm, de arrogantie zelve, dat hij een genie is (blz. 114). En weer, zoals veel hoofdstukken in dit boek, vormt een grote dode vogel de afsluiting van dit chapiter.

Hoofdstuk 10: Het jaar is inmiddels opgeschoten naar mei. Archibald gaat nog steeds vaak wandelen in het bos in de nabijheid van Abram. Op een dag kwam hij zijn 'vriend' Boris Bronislaw tegen met zijn zwangere vriendin. Ze gingen op een bankje zitten en beginnen te praten. Ze vertellen elkaar dat en waarover ze filosofeerden tot het moment van de ontmoeting (blz. 123). Boris brengt Archibald in verlegenheid op blz. 125. Als het eventjes stilvalt, begint Strohalm een verhandeling over het waarom van de dood. Hierna vertellen ze elkaar moppen en de grap die geen grap is van Bronislaw, namelijk: "Twee spoken, of twee geesten. De een vraagt aan de ander:"Geloof jij aan een hiervoormaals?"" maakt op zijn maat enorme indruk. Het wordt zelfs het thema van zijn poppenkastvoorstelling.

Hoofdstuk 11: Het auteurswerk sleept zich voort. De schrijver heeft inmiddels een werkster in dienst genomen om het huis leefbaar te houden. De boswandelingen blijven noodzakelijk voor Archibald Strohalm. Het stuk is af maar is volgens de bedenker afschuwelijk slecht. Daarom verdwijnt ook dit in de kachel (blz. 136). Nu is het dus weer noodzakelijk om een nieuw stuk te schrijven (blz.139). Het werk vordert snel en tegen het einde van de maand is het af (blz.139). Dan verwaardigt Theodoor, de zoon van Ouwe Opa, zich een bezoek aan Strohalm te vereren. (Nu ziet Archibald wéér een dode vogel; blz. 140: Uit Theodoors neusgaten hingen twee vogelpootjes, die voor zijn kin bungelden.) In het volgende gesprek insinueert Archibald dat Theodoor de klappertjesfabriek wil dekken met zijn poppenkast. Dit schiet bij de laatste in het verkeerde keelgat (blz.141). Als hij woedend is vertrokken verschijnt de engelvrouw weer aan Archibald (blz.143).
Een poosje later begint hij met de bouw van zijn poppenkast. Ook ervaart hij dat zijn persoonlijkheid, die normaliter in zijn ogen zit, is afgezakt naar zijn buik (blz. 144/145). Zo, terwijl hij z'n persoonlijkheid zoekt, begint hij de generale repetitie (blz. 150).

Hoofdstuk 12: De hoogzwangere Hilde en Boris Bronislaw krijgen bezoek van Archibald Strohalm. Boris is helemaal vol van het feit dat hij weer op het punt staat vader te worden (blz.155). De vermiste persoonlijkheid is nog steeds niet teruggevonden (blz. 157: "Zei u iets?" vroeg Hilde. "Ik? Nee, niets",zei archibald strohalm bleek. Hij had gemomperld: "Daar heb je mijn hoofd..."). Archibald voelt zich erg ongelukkig, alsof hij niet meer leeft (blz. 160 en 161: "Het kan niet ... het kan niet ... misschien wilde ik het. Ik word gek Boris",zei hij zacht ... maar er was geen geluid te horen.) Archibald gaat naar huis en Boris loopt nog een stukje met hem mee. Dan loopt de schilder naar huis, en begint de ander weer tegen zijn boom aan te praten.

Hoofdstuk 13: Het is de grote dag. Mozes, de hond, loopt piepend en jankend door het huis (blz. 170). Hoewel zijn baas in de kamer zit te ontbijten en te denken, krijgt het beest geen aandacht. Het is deze dag een nationale feestdag, dus zoals in zovele dorpjes is ook hier een kermis. Archibald maakt een ritje in het reuzenrad (blz.176). Hij slentert verder en ontmoet Victor, de inmiddels ex-typist, en ze maken een praatje (blz. 178-185). Vervolgens is 'De Golf van Biscaye'. Iedereen valt in de donkere kamer misselijk en draaierig over elkaar heen en Archibald valt op een dame die hem begint te zoenen. Hij vindt dit wel prettig, maar hij wil haar niet zien, omdat hij bang is dat, als hij haar ziet, zijn perfecte droomvrouw verdwijnt, menselijk wordt, sterft (blz. 190).

Hoofdstuk 14: Hij ontmoet een vrouw in het feestgewoel (blz. 193) en denkt dat zij zijn engel weer geweest zou kunnen zijn (Archibald strohalm werd opzijgeduwd, de vrouw verloor hem uit het oog. Was dat zijn engel weer geweest? In hoeverre was iedere vrouw zijn engel?). In de laatste hoofdstukken komt hij (bijna) al zijn kennisen tegen. Na Victor komt hij nu ook H.W. Frets tegen. Zijn tijdmachine is af (blz. 194). Dit heuglijke feit interesseert Strohalm echter niet. Het maakt hem zelfs woedend. Na deze uitbarsting telt hij een dubbeltje neer voor een bezoek aan de lachspiegel-hal (blz. 196). Geheel ontredderd van wat hij daar heeft gezien verlaat hij de zaal (blz.198) en loopt door naar de kerk, waar hij een patertje van slag maakt door een korte preek te houden (blz. 199).
Omdat de kerk tegenover zijn huis staat, is hij snel thuis. Echter, voor de deur komt hij Jutje tegen (blz. 202). Als hij eindelijk binnen is, krijgt hij een pijnaanval (blz.204).

Hoofdstuk 15: De gemoedstoestand van Mozes is niet veranderd. Archibald loopt nu om de tafel in de kamer heen en knipt zijn haren. (Op bladzijde 54 knipte een droomvrouw de haren van A.S.. Hij isoleert zich daarna in zijn huis, uit angst dat als hij zich weer onder de mensen begeeft de vrouw zal vermenselijken en zal sterven, verdwijnen. Hij is naar de kermis geweest en heeft zelfs een vrouw gekust. Dat is er de oorzaak van dat de engel verdwijnt, dus nu zal hij zelf haren moeten knippen.) (zie ook blz. 208)
De heer Blaas met zijn gezin slaan verwonderd de vreemde haardracht van Archibald Strohalm gade, terwijl hij met zijn poppenkast het plein opkomt.(blz.210). Ook Ballegoyen en mej. Heiblok zijn aanwezig. De mensenmenigte raakt verontwaardigd over het optreden van de nieuwe stadsgek (blz. 212). Terwijl de voorstelling nog steeds niet begint, zit Archibald Strohalm in zijn kast te denken. Hij ziet in zijn hoofd een bijzonder slecht en donker stuk (blz. 219/220). En dan trekt hij eindelijk de gordijntjes open...

Hoofdstuk 16: Bij Hilde Bronislaw beginnen die ochtend de weeën. De dokter wordt gehaald door haar man. En als hij komt en de baby op het punt staat van geboren worden, springt Boris op zijn fiets om Strohalm het blijde nieuws mede te delen. Ondertussen probeert Ballegoyen de menigte op te stoken. (blz. 229). Dit lukt echter niet. De dokter die Hilde heeft geassisteerd bij de bevalling komt Boris uit de poppenkast halen om z'n kind gezond en wel te bewonderen (blz. 230: Met een klap sloeg hij het portier achter hem dicht en liep lachend om de auto.) De voorstelling vordert en tot teleurstelling van Bernard en zijn vader is het helemaal niet leuk om te zien.
Er wordt op de kermis gewoon doorgegaan met de feestelijkheden. Op het plein is zo nu en dan de kop van Jut te horen (Jut; zus Jutje ?). Tenslotte keren allen zich verontwaardigd en teleurgesteld van de kast af en slenteren terug naar de kermis.

THEMA:
Maak van je leven wat je ervan maken kunt; lééf je leven!
MOTIEVEN:
de volgende dingen keren steeds terug:
de handelingen :denken, praten, schrijven, ontmoeten, filosoferen de denkbeelden: de rotte eieren, de dode vogels, de droomvrouw
verder wordt Archibald Strohalm door het hele boek heen bespottelijk gemaakt
PERSONAGES:
Hoofdpersoon:
Archibald Strohalm A.S. is een man tussen de 25 en 35 jaar oud. Hij heeft een opvliegend karakter en filosofeert over het leven en ontwikkelt zo de vreemdste theorieën. Hij geeft alles op om zijn poppenkastvoorstelling te schrijven.
Bijpersoon:
de eieren: symbool voor ongeboren (= toekomstig) kwaad
de dode vogels: vogels zijn symbool voor slechte dingen, het Kwaad.
de waanvrouw: voor haar geeft A.S. zijn sociale leven op.
Mozes, de hond: Mozes is als puppie uit het water gered door o.a. A.S. en Boris Bronislaw. Aan hem vertelt A.S. zijn gedachten, twijfels, etc.
Boris Bronislaw: Hij is een schilder en een van de redders van Mozes. Hij is grof in de mond en lijkt zo onaardiger dan hij is. Hij is al vader van een kind en krijgt er nog eentje: Paultje. Hij filosofeert, evenals A.S. veel over het leven.
Hilde: Zij is de vrouw van Boris en de moeder van zijn kinderen. Voor haar doet haar man alles.
Abram, de boom: De boom Abram staat in het bos waar A.S. vaak gaat wandelen. Bij hem voelt A.S. zich op zijn gemak en vertelt hem zijn geheimen.
Bernard: Hij is de jongen over wie de weddenschap met Ouwe Opa gaat een leuke poppenkast voorstelling te geven dat hij zal gaan lachen. Hij krijgt enorm veel zelfvertrouwen door zijn geloof in A.S.
De heer Heidenberg: Hij is de vader van Bernard en de atheïst van het dorp. Men heeft weinig respect voor hem.
Ouwe Opa: De poppenkast-man van het dorp. Zijn voorstellingen hebben een godsdienstig karakter. Hij is een alom gerespecteerd man in het dorp.
Theodoor: Theodoor is de zoon van Ouwe Opa en hij gaat rond met de pet om zijn vader en zichzelf een fooi te bezorgen, naast de inkomsten uit de klappertjesfabriek, waar zij eigenaar van zijn. Ook hij geniet respect in het dorp.
H.W.Frets: De dorpsgek die denkt dat hij een tijdmachine heeft ontwikkeld.
Ballegoyen: Hij is de directeur van de firma waar A.S. eerst werknemer was. Hij verklaart A.S. voor gek als die zijn baan opgeeft. Ballegoyen is ook een kwaadspreker, hij probeert de menigte op te stoken bij de voorstelling.
Blaas: Hij woont naast de kerk en is dus de overbuurman van A.S.
Jutje, de zus van A.S.: A.S. houdt zeer veel zijn oudere zus en hij wil haar niet meeslepen in zijn proces van gekworden. Ze is erg bezorgd om haar broer. Ze is getrouwd met een onvruchtbare man.
Victor, de typist: A.S. heeft hem een paar keer behoed voor ontslag en sindsdien beschouwt Victor zich als een soort vriend van A.S.
KARAKTERS IN HET BOEK ZIJN:
Archibald Strohalm, Boris Bronislaw, Jutje, Bernard, en Victor
TYPEN ZIJN:
Ouwe Opa, Theodoor, Ballegoyen, Blaas, dhr. Heidenberg, H.W.Frets, de waanvrouw, de eieren, Mozes, Abram, de dode vogels
Het hele verhaal is geschreven door een alwetende verteller, dat betekent dat ook het perspectief in de derde persoon.
In het verhaal zijn perspectiefwisselingen toegepast. (De meeste hoofdstukken beginnen met A.S.,maar bijv. hoofdstuk 16 begint bij de bevalling van Hilde Bronislaw.)

TIJD EN RUIMTE:
Het verhaal speelt in 1950, in een Nederlands dorp/wijk dat tegen een bos aanligt. Het weer doet er niet zo heel veel toe, want meestal zit Archibald Strohalm, de hoofdpersoon, gewoon binnen. Het regent in ieder geval niet vaak als A.S. gaat wandelen of voor iets anders naar buiten gaat. Het verhaal loopt in chronologische volgorde met flashbacks in het de gedachtenwereld van A.S.. Ook komen er tijdsverdichtingen voor.
OORDEEL
De debuutroman van Harry Mulisch, Archibald Strohalm, vond ik een nogal moeilijk te lezen boek. Dat kwam vooral door de eindeloze uiteenzettingen van handelingen en gedachten van de hoofdpersoon. Dat maakt ook het goed/gemakkelijk volgen van het proces van gekworden erg moeilijk.
De eerste hoofdstukken begonnen interessant, maar een zeer groot gedeelte van het middenstuk van het boek is niet prettig om te lezen door de uiteenzettingen, gedragingen van Archibald Strohalm en het eindeloze gefilosofeer. Het boek wordt hierdoor langdradig en niet spannend.
In het verhaal komen herkenbare situaties voor (de kermis, het café, de wandelingen in het bos); deze situaties maken het verhaal weer beter te begrijpen.
De persoonlijkheid van Archibald Strohalm is niet sympathiek, naar mijn mening. Hij toont weinig beleefdheid en spreekt verward en hij bemoeit zich met zaken die hem eigenlijk niets aangaan. Boris Bronislaw daarentegen is mij wel sympathiek, ondanks zijn grove taalgebruik en scheldpartijen. De heer Blaas en Ballegoyen lijken mij door hun kwaadsprekerij niet aardig. Ook Theodoors' karakter staat mij niet aan. Het is, net als Archibald Strohalm, een nogal bemoeizuchtige man.
Mijn mening is dat het boek niet makkelijk is te lezen, maar inhoudelijk wel interessant is.


Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen