Boekverslag : Jean Paul Sartre - Huis Clos
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2047 woorden.

Samenvatting
Korte introductie hoofdpersonen:


· Estelle; is dood gegaan aan longontsteking en komt uit Parijs. Ze wil geen verantwoording dragen voor haar daad en vertelt het na lang zeuren en met moeite. Misdaad; ze heeft het kind gedood dat ze kreeg van haar man.
· Garcin; is doodgegaan aan 12 kogels. Werkte bij een krant toen de oorlog uitbrak. Hij wilde naar Mexico vluchten om niet te hoeven vechten, maar werd gepakt bij de grens. Het is een lafaard. Misdaad: hij is de oorzaak van z’n vrouw z’n dood.
· Inès; is vergast. Ze is heel realistisch, ze zegt waar het op staat. Ze noemt zichzelf kwaadaardig. Misdaad: ze is schuldig aan de zelfmoord van haar nicht waar ze bij inwoonde.

Voor uitgebreidere informatie; zie vraag drie.

1. Noteer de volgende gegevens van het boek:
Auteur: Jean-Paul Sartre
Titel: Huis Clos
Jaar van eerste uitgave: 1947
Uitgever: Le livre de poche
Aantal blz: 76

2. Geef een beschrijving van het karakter van de hoofdpersoon. Geef ook een beschrijving van het sociale milieu waaruit de hoofdpersoon afkomstig is.
Ondersteun je beschrijvingen met citaten.

Als hoofdpersoon, waarvan er eigenlijk 3 zijn, heb ik Garcin gekozen.
In het begin wil hij niets van de dames weten. Hij zondert zich af en vermijdt het onderwerp liever. Maar hij wordt er gek van en vertelt het toch, als eerste.

Garcin is onzeker over zichzelf. Hij denkt dat hij een lafaard is en wil horen van de andere twee, dat dat niet zo is. Maar zelfs E (die verliefd op hem wordt) zegt van wel; ”…….Lâche! Lâche! Oh! C’est bien vrai que tu est un es un lâche……..”(69). Toch blijft ze hem trouw, ze laat ‘m niet vallen en blijft verliefd……op een lafaard. Ook Inès vindt hem niet veel soeps; ”…..Tu es un lâche Garcin, un lâche parce que je le veux……” (73).

Hij weet, denk ik, diep van binnen, dat het zo is. Hij kan het alleen niet uitstaan. Daarom wil hij weg, maar hij blijft om Inès het tegenovergestelde te bewijzen. Inès staat wel open voor zijn argumenten, maar hij geeft al snel op (ook een bewijs voor zijn lafheid). Ik zou een paar bladzijden moeten citeren om dat goed aan te kunnen tonen, dat lijkt me een beetje onzin.

En dan zijn sociale milieu….. Tja, je komt eigenlijk alleen maar iets te weten over zijn vrouw en dat bespreek ik in de volgende vraag. Er wordt niet veel verteld over zijn familie. Dat is ook helemaal niet belangrijk in dit verhaal. In ‘de hel’ speelt het verleden (de misdaden die ze hebben gepleegd dus) van de drie gasten de grootste rol.


3. Volgens Sartre is de mens een optelsom van zijn daden (l’homme est l’ensemble de ses actes).
Leg uit of de daden van de personages in het boek beïnvloed worden door bepaalde omstandigheden of personen. Ondersteun je uitleg met citaten.

Ik heb maar aangenomen dat hier met ‘daden’, de moorden worden bedoeld en niet de gebeurtenissen (daden kan ik het niet echt noemen) wanneer ze in de ‘hel’ zitten.
Hier volgt mijn toelichting bij de drie hoofdpersonen.


* Inès *

Deze vind ik moeilijk. In het stencil dat we in de klas hebben behandeld, stond alleen het verhaal over haar nicht vermeld. Maar volgens mij heeft zij het over drie doden. “……Mais c’est une histoire de morts. Trois morts. Lui d’abord, ensuite elle et moi……” (blz. 45). Zij zal niet van alle drie zèlf de oorzaak zijn (één van de doden is zijzelf). Het gaat om één man en twee vrouwen. Zij woont in bij een man en vrouw. Volgens mij is ‘Florence’ de man; haar neef. Ze had een hekel aan hem;

GARCIN:
Allez! Allez! Vous avez été dégoutée de lui?

INÈS:
Petite à petite. Un mot de-ci, de-là………( blz. 46)

Hij is onder de tram gekomen; waarschijnlijk zelfmoord;

GARCIN:
Tiens. (Un silence). Il s’est tué?

INÈS:
Lui? Il en était bien incapable. Pourtant ce n’est pas faute d’avoir souffert. Non: c’est un tramway qui l’a écrasé. De la rigolade! J’habitais chez eux, c’était mon cousin.

Toen bleef ‘zij’ (er wordt geen tweede naam genoemd) nog over. I heeft haar helemaal gek gemaakt door te zeggen dat ze beide schuldig waren aan zijn dood;

GARCIN:
Alors?

INÈS:
Alors il y a eu ce tramway. Je lui disais tous les jours: Eh bien, ma petite! Nous l’avons tué. (Un silence.) je suis méchante.

Op deze manier ruimde ze haar ook weg. En met haar zelf er ook nog bij, maakt dat samen drie.
Of ze echt beinvloed wordt door iets of iemand, dat denk ik niet. Zoals ze zelf al zegt; ik ben kwaadaardig. Die haat voor F. haalt ze uit haar tenen. Zonder iemand het leven zuur te maken, haalt ze het niet.

* GARCIN *

Dit mannetje heeft z’n vrouw 5 jaar mishandeld. Zij leed aan de ziekte van chagrin (?), wat verdriet betekent. Daar is ze ook aan gestorven, ongeveer een maand geleden. Hij ging vreemd met Gomez; …..c’est Gomez, qui m’interesse et c’est elle que je vois……..( blz. 43) Hij deed het omdat het zo makkelijk was; zijn vrouw maakte hem geen verwijten, ze huilde niet, ze had alleen altijd van die grote ogen. Ze was dol op hem en wachtte zelfs op hem in bed; Dat begreep hij niet.”……….Elle m’avait attendu toute la nuite; elle ne pleurait pas. Pas un mot de reproche, naturellement………” (blz. 44) Hij zou er voor boeten, maar hij heeft er geen spijt van.
Ik denk dat hij juist wou dat z’n vrouw in opstand kwam tegen hem. Dat ze er niks aan deed, klopte natuurlijk niet (ze was waarschijnlijk bang), maar misschien interpreteerde hij dat als ‘ze houdt niet meer van me’.
Hij werd misschien door Gomez beïnvloed, of zijn vrouw deed zèlf wat fout, maar daarom ga je niet je vrouw mishandelen. Dit kwam dus gewoon uit zichzelf, want er zijn geen bepaalde mensen of situaties die hem tot deze handelingen kunnen brengen. Dan blijft er volgens mij maar 1 ding over; hij is gewoon barbaars!


* ESTELLE *

Estelle houdt zichzelf graag voor de gek, zoals al eerder gezegd. Alhoewel ik me afvraag of ze zich er echt beter door voelt wanneer ze zegt dat ze niets gedaan heeft terwijl ze weet dat het wel zo is.
Wie of wat zou haar aangezet kunnen hebben om haar eigen dochter(tje) te vermoorden? Allereerst wilde ze het kind helemaal niet; “….C’etait une fille. Roger etait près de moi quand elle est née. Ça l’amusait d’avoir une fille. Pas moi….” (blz. 50). Verder heb ik niet veel kunnen vinden van motieven. Ik denk niet dat ze haar man echt haatte.

Ze zaten boven een meer met een balkon, in Zwitzerland. Volgens mij heeft ze daar haar kindje vermoord, voor de ogen van haar man. Ze acht het niet onmogelijk dat hij zelfmoord heeft gepleegd:

ESTELLE:
Il y avait un balcon, au-dessus d’un lac. J’ai apporté une grosse pierre. Il criait: ‘ Estelle, je t’en prie, je t’en supplie.’ Je le détestais. Il a tout vu. Il s’est penché sur le balcon et il a vu des ronds sur le lac.

GARCIN:
Après?

ESTELLE:
C’est tout. Je suis revenu à Paris. Lui, il a fait ce qu’il a voulu.

GARCIN:
Il s’est fait sauter la tête?

ESTELLE:
Bien oui. Ça n’en valait pas le peine; mon mari ne s’est jamais douté de rien. (Un temps.) Je vous hais. (blz. 50)

Wie haar hierin beïnvloed kan hebben, is haar man zelf. Zonder dat ‘ie wist tekende ‘ie zijn eigen dood. Maar laten we eerlijk wezen; een normaal mens vermoord z’n eigen dochter niet, en helemaal niet met een steen (une grosse pierre) voor de man waar je (als het goed is) van houdt.
Net zo als bij Garcin; het licht bij deze vrouw niet aan de mensen waar ze mee om gaat of de situatie waarin ze zich bevindt, maar ze spoort zelf niet helemaal. Op de manier hoe ze haar verhaal vertelt bespeur ik trouwens geen enkel vleugje van berouw.








¤ Huis Clos – samenvatting ¤



Joseph Garcin (G) wordt als eerste geïntroduceerd samen met ‘le gaarkook’. Als hij iets nodig heeft mag hij bellen. Daarna komen Inès Eraan (I) en Estelle Ragout (E). Nadat ze zich allemaal voorgesteld hebben gaan ze zich afvragen waarom uitgerekend zij – met z’n drieën – in deze kamer bij elkaar zijn gebracht. Ze begrijpen het niet, ze weten dat ze in de hel zijn, maar eigenlijk is er nog niets ergs, nog niet eens een beul.
De één denkt aan een vergissing, de ander gooit het op toeval. Maar I is het daar niet mee eens. Ze heeft het door; ze zijn (psychisch gezien) elkaars beulen.
Ze spreken af om niet meer het hoofd op te heven. G zondert zich af (zit waarschijnlijk met zichzelf in de knoop en kan de gang van zaken nog niet helemaal accepteren). E en I beginnen een kletspraatje. I wil tutoyeren, E heeft daar nog wat moeite mee. Ze praten over hun uiterlijk en de ogen worden als spiegel gebruikt. G wordt er moe van maar praat uiteindelijk toch mee. Nu wil E alleen zijn en begint G te tutoyeren. G wordt het zat, ze zitten er allemaal om heen te draaien, al dat geklets dient er natuurlijk alleen maar voor dat ‘de misdaden’ niet ter sprake komen. Hij vertelt als eerste waarom hij hier zit, dan is ‘hij er vanaf (kunnen ze hem niet “martelen”). Dan I. Ze vertelt ook haar verhaal. Ze beseft het goed en is realistisch. Ze verstopt zich niet achter smoezen van ‘toeval’ en beschrijft zichzelf als kwaadaardig. Dan is E aan de beurt. Ze houdt zichzelf voor de gek. Ze blijft volhouden dat het een vergissing is, ze wil niets zeggen. De andere twee blijven echter doorvragen en gokken naar de waarheid, waardoor ze het toch vertelt. I noemt E steeds ‘petite’. Ze troost haar nu. G stelt voor om elkaar te helpen. I reageert negatief. Ze zegt dat het geen zin heeft. Ze zal voor altijd branden in de hel en het is een val. Het zit hier vol met vallen, waarschuwt ze G. ze is er zelf ook één. E zegt niets, ze zit alleen met haar handen voor d’r gezicht (huilen). Zij wil wel geholpen worden, door I en G. Ze voelt zich verloren, ze moet worden opgevangen door I en G, anders wordt ze gek (psychische marteling). Ze wordt opgevangen door G, die haar in eerste instantie telkens doorverwees naar I. E houdt van G. Ze staan een beetje te vozen. Het wil alleen niet zo vlotten, want I probeert hen uit elkaar te houden en G zelf denkt dat hij een lafaard is. I beaamt dat, E zegt van niet, maar die wil alleen maar dat hij zoent. Als hij merkt dat allebei de dames denken dat hij een lafaard is, en als hij ook nog denkt dat E hem niet meer hoeft (wat niet zo is), houdt ‘ie ’t niet meer, wordt knetter. Hij wil weg en drukt op de bel die je niet hoort. Dan klopt hij op deur, en zegt dat hij alles doet, als de deur maar opengaat. Die gaat open. Ze schrikken er even van en het is stil. G gaat niet. E wil van I af, door haar op de gang te zetten (ze heeft I in de houdgreep) en met G de deur dicht te doen zodat ze alleen is met G. Hij werkt niet mee. Inmiddels haat E I. Ze doen de deur weer dicht. G legt uit waarom hij niet wegging; hij wil bewijzen tegenover I dat hij geen lafaard is. Hij vindt dat I hem niet mag veroordelen vanwege 1 gebeurtenis (het vluchten naar Mexico). I zegt dat G ervan droomt om de held uit te hangen en dat toen het er op aan kwam hij wegvluchtte. G zegt dat hij er niet over droomt, maar er voor koos. I wil dat hij dit bewijst door daden. Maar dat gaat moeilijk want hij is al dood. E zegt dat hij zich moet wreken door met haar te zoenen, waarop I lacht en zegt dat hij I moet overtuigen en niet E. Inmiddels haat E Inès.
G kan niet van E houden met I erbij. E begint in I te steken, en I vraagt verbaasd; “Wat doe je? Ik ben al dood!”
G herinnert ze eraan dat ze voor eeuwig bij elkaar zullen zijn. Om die gedachte moeten ze alle drie lachen…


Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen