Boekverslag : Boudewijn Buch - De Kleine Blonde Dood
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3888 woorden.

Boekbeschrijving

Titel: De kleine blonde dood

Auteur: Boudewijn Büch

Uitgever, plaats en datum: Wolters-Noordhoff, Groningen 1995

Indeling in hoofdstukken: Negentien genummerde hoofdstukken, zonder titel

Aantal bladzijden: 133 bladzijden



Informatie over de auteur

Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 te Den Haag in de Bethlehem kliniek, alwaar nu het Malieveld is gelegen.

Boudewijn groeide op in Wassenaar. Boudewijn heeft maar liefst vijf broers, waaronder de jongere Menno Büch. Ook een andere jongere broer, Patrick, is enigszins bekend, van de overige broers is weinig of niets van bekend.

Als kind leed Boudewijn Büch sterk onder het slechte huwelijk van zijn katholiek geworden joodse ouders, die hun ’onhandelbare’ zoon op zijn elfde naar een jeugdpsychiatrische inrichting in Brabant stuurden. Niet lang na zijn terugkomst, bijna een jaar later, scheidden zijn ouders.

Zijn door de oorlog getraumatiseerde vader, met wie Boudewijn Büch als kind een zeer innige band had, zou na verschillende mislukte pogingen daartoe uiteindelijk zelfmoord plegen.

Na een studie Nederlands, Duits en filosofie debuteerde Büch in 1976 met de poeziebundel Nogal droevige liedjes voor de kleine Gijs, waarin hij zijn voorliefde voor jonge jongens prijsgaf. Na nog twee poeziebundels, De taal als blauw (1977) en De sonnetten (1978), verscheen in 1981 Büchs eerste proza in boekvorm, De blauwe salon. Deze weinig enthousiast onvangen roman bevat inhoudelijk al alle thema’s die in Büchs latere werk zullen terugkeren: De ervaringen in een jeugdpsychiatrische inrichtng, de intieme verhouding met een vader, de vroege dood van een zoontje en de moeizame relaties met vrouwen.

Datzelfde jaar verscheen ook nog een romantische studie over eilanden, Eilanden genoemd.

Een volgende poeziebundel, Dood kind (1982) deed De telegraaf Boudewijn Büch uitroepen tot ’de belangrijkste dichter van zijn generatie [...], een taalmagier van het kaliber van Achterberg’. Overige positieve reacties op zijn gedichten waren er echter nauwelijks, wat Büch halverwege de jaren tachtig deed besluiten om zijn poezie alleen nog bibliofiel in kleine oplagen te laten verschijnen. De laatste ’openbare’ poeziebundel verscheen in 1985: Het androgyn in ska.

Behalve een boek over weer een andere fascinatie, Bibliotheken, verscheen 1984 Weerzien waarin de ik-figuur, Boudewijn Büch, voor het eerst in achttien jaar terugkeert naar zijn gehate geboorteplaats Wassenaar, waar het einige positieve de plekken zijn die hem doen herinneren aan zijn vader.

In 1985 verscheen De kleine blonde dood, waarin aangrijpende jeugdherinneringen worden afgewisseld met de herinneringen aan de paar jaar dat de hoofdpersoon vader was van een zoontje, dat door een hersentumor in coma raakt en sterft. Büchs vaderschap zal door de jaren heen steeds sterker in twijfel worden getrokken.

Zijn herinneringen aan een maotische (ultralinks) commune waar hij ooit deel van uitmaakte, verwerkte Büch in 1986 in de hilarische roman Links. Een jaar later verscheen Het dolhuis, over zijn ervaringen als kind in een Brabantse inrichting, waar sadistische nonnen hem het leven zuur hadden gemaakt. Naar eigen zeggen is er in die Brabantse jaren iets voorgoed in hem geknakt.

In 1987 ging ook een langgekoesterde jongensdroom in vervulling toen hij dan eindelijk zijn idool Mick Jagger mocht interviewen. Het vraaggesprek verscheen in de Nieuwe Revu en werd op televiesie uitgezonden. Zijn mateloze bewondering voor de Rolling Stones legde hij een jaar later ook in boekvorm vast: Brieven aan Mick Jagger.

De uiteenlopende bedreigingen waaraan boeken blootstaan, behandelt Büch in Boekenpest, dat in 1988 verscheen. Dat jaar stopte hij ook met zijn inmiddels immens populaire boekenprogramma. Daarvoor in de plaats kwam een nieuw televisieprogramma, De wereld van Boudewijn Büch, waarin hij voor de VARA-televisie naar alle uithoeken van de wereld

zou afreizen.

In 1989 verscheen van Büch weer een nieuwe roman, De rekening, waarin behalve uit eerder werk bekende thematiek, de financiele perikelen van de hoofdpersoon worden beschreven. In 1991 verschenen er van Büch twee werken gewijd aan zijn grote passies: popmuziek, in de opstellenbundel Rock & Roll, en zijn langverwachte Goethe-boek, Goethe en geen einde.

In de zomer van 1992 werd De kleine blonde dood verfilmd door Jeane van de Velde, met in de hoofdrol Antonie Kamerling. De film ging in het voorjaar van 1993 in premiere.

In 1993 verscheen weer een nieuwe roman van Büch, Hegt bedrog, waarin de teloorgang van een vriendschap wordt beschreven. Tevens verscheen in 1993 een derde deel in de eilandenreeks, Het ijspaleis.

De hel, dat in 1994 verscheen, is een bewerking van de gelijknamige roman die vier jaar eerder in een HEMA-editie verscheen. Hegt beschrijft de droevige middelbare-schooljaren van Winler Brockhaus – eerder hoofdpersoon in Het dolhuis – die van doen krijgt met antisemitische leraren. Dat jaar verscheen bovendien weer een nieuw eilandboek Blauwzee.

Leeg en kaal ( 1995) en De verzamelde gedichten (1995) wat het laatste boek bij Atlas zou worden. Immers, in 1995 schijnt het Ronald Dietz toch gelukt te zijn om Boudewijn Büch los te weken bij Emile en terug te lokken in de armen van de oude vertrouwde Arbeiderspers. We zien in dat jaar namelijk niet alleen een herziene en vermeerderde herdruk verschijnen bij de AP van De kleine blonde dood (1985) als 20e druk, maar ook gelijk een nieuwe roman Geestgrond .

Midden jaren negentig heeft Boudewijn ook theateroptredens aan zijn al overvolle agenda toegevoegd. Dat ook die enorm populair zijn en altijd goed bezocht worden, zal duidelijk zijn. Nog steeds tot op de huidige dag heeft de naam Boudewijn Büch een schijnbaar magische klank. Hij behoort tot de top 10 van meest gezochte auteurs. Op elk nieuw werk wordt met vingerdraaien gewacht. Of er na zijn laatste roman De bocht van Berkhey (1996) nog enig proza zal komen is niet bekend. De berichten die hij zelf daarover verteld, schijnen het tegendeel uit te spreken. Voorgoed verliefd uit 1997 rekenen we gemakshalve maar niet mee, dat was immers een herdruk van Brieven aan Mick Jagger (1988).

Een boekenkast op reis (1999), de 'museum' boeken, De kiezen van de keizer ( 2000), en De hele wereld in een vitrinekast (2001) zijn boeken Büch ‘ de hele wereld kan vergeten.

Zaterdag 23 November 2002 is Boudewijn Büch op 53-jarige leeftijd aan een hartstilstand overleden in zijn woning in Amsterdam.



Titelverklaring

Tijdens de zoveelste periode van dronkenschap van Mieke, probeert Boudewijn haar te overtuigen van de risico’s van haar drankprobleem: “Als je zo doorgaat heb je straks niet alleen geen man meer, maar ook geen zoon meer! Soms schrik ik ’s nachts wakker van het idee dat je een auto-ongeluk krijgt. Dan is die kleine blonde dood!” Mieke lalde:” Dat is een mooie titel voor een boek”.

En zo is de angst om wat dat kleine kereltje zou kunnen overkomen een titel geworden.



Thema

In dit boek staan drie thema’s centraal:

* De homosexualiteit van de hoofdpersoon Boudewijn;

* Het oorlogstrauma van de vader;

* De dood van de kleine blonde Micky.

Een ander thema, wat niet zo duidelijk naar voren komt, maar wel degelijk een rol speelt in Boudewijn’s leven, is zijn eenzaamheid. Hij verliest eerst zijn vader, met wie hij een innige band had, daarna zijn zoontje Micky en dan Mieke.



Structuur

Het boek begint heel erg rustig en begint niet meteen middenin de gebeurtenissen. Boudewijn gaat met zijn klas op schoolreisje en het enige dat je weet is dat zijn vader fel anti-duits is.

Boudewijn vangt heel onschuldig een vlindertje voor zijn vader’s collectie en laat het vlindertje dat hij gevangen heeft heel erg enthousiast aan zijn vader zien. Als vader er achter komt dat het een Duits soort is en dat hij in Duitsland is geweest wordt hij heel erg boos op Boudewijn.

Zo krijgt de lezer meteen al een goede indruk van de situatie thuis en hoe erg het oorlogstrauma van zijn vader is.

Het verhaaleinde bestaat uit een heel hoofdstuk uit fijne herinneringen die Boudewijn koestert van zijn vader en zijn zoontje. Het is een open einde, omdat je niet weet als lezer, wat er met Boudewijn gaat gebeuren, nu hij alleen over is gebleven.

Het is niet storend om niet te weten hoe het afloopt.

Je blijft eigenlijk niet met vragen zitten op het einde. Je weet dat Boudewijn nooit meer terug zal gaan naar Mieke en met zijn familie zal hij ook niet veel meer mee te maken willen hebben. Hoe hij verder leeft is niet van belang. Hij heeft aan het einde van een boek een stukje leven afgesloten en zal weer helemaal opnieuw beginnen.

Er zijn twee verhaallijnen. Zo is er het verhaal dat Boudewijn nog jong is en samen met zijn vader, moeder en broers woont en er is de verhaallijn dat Boudewijn inmiddels vader is. Beide verhaallijnen lopen in elkaar over op de manier waarop ze vertelt worden. In werkelijkheid was de eerste verhaallijn het eerst en volgde de tweede deze op. De verhaallijnen zijn even belangrijk en hebben sterk met elkaar te maken. De gebeurtenissen die plaatsvonden tussen Boudewijn en Rainer worden vergeleken met die van Boudewijn en Micky.



Tijd

De gebeurtenissen worden niet verteld in de volgorde waarin ze plaatsvinden. Het boek bestaat uit vele flashbacks die de relatie tussen Boudewijn en zijn vader en zijn zoontje duidelijk moeten maken. Beide personen zijn echter al overleden, op het moment dat het boek verteld wordt.

De flashbacks in het verhaal verwoorden de herinneringen die de hoofdpersoon heeft. Zo komt de lezer meer te weten over het leven van Boudewijn. De flashbacks kunnen sommige situaties goed verklaren.

Het verhaal is dus beslist niet chronologisch verteld.



Plaats

Het boek speelt zich op verschillende plaatsen af, namelijk in Wassenaar (Boudewijn’s vroegere woonplaats) en omgeving, een psychiatrische inrichting in Brabant (waar Boudewijn een jaar verbleef), in Den Haag (als Boudewijn met prinsjesdag naar de optocht gaat kijken met zijn vader), in de bossen op grens van Nederland en Duitsland (waar het schoolreisje plaats vond), in Italie (op vakantie), in het ziekenhuis (als Micky in coma ligt), in Noordwijkerhout en veel bij Boudewijn thuis (Amsterdam).



Perspectief

Aan het begin van het boek wordt opgemerkt dat iedere gelijkenis van de figuren in het boek met bestaande personen moet worden beschouwd als een gelukkig of ongelukkig toeval.

Je mag daarom niet concluderen dat de ’ik-figuur’ dezelfde is als de auteur van het boek, omdat hij dingen verandert of weglaat. Hierdoor kun je dus niet spreken van een autobiografie, hoewel het meeste ontleend is aan Boudewijn’s eigen leven.

In het boek keek je mee door de ogen van Boudewijn. Dit perspectief zorgde ervoor dat het een heel persoonlijk en geloofwaardig verhaal werd. De schrijver heeft zijn eigen naam gegeven aan de hoofdpersoon en dat is een goede keuze geweest. Men gaat in het boek twijfelen: Is de hoofdpersoon in het boek niet de schrijver zelf? Ik denk dat als het perspectief auctoriaal was, dat het niet zo’n goed boek geweest zou zijn als dat het nu is. Van buitenaf geschreven zou dit boek afstandelijker zijn geweest en minder aangrijpend zijn geweest.

Een citaat van Michel Boll: 'Als ik je werk lees heb ik de - in principe foute - neiging om de hoofdpersoon met Boudewijn Büch te vereenzelvigen.'



Idee

Ik denk dat het achterliggende idee van de schrijver geweest moet zijn dat het schrijven van dit boek hem zou helpen bij de verwerking van zijn verleden. De hoofdpersoon uit het boek, schrijft ook om zijn verleden te verwerken.



Opvallende zaken

Aan het verhaal gaan elf citaten vooraf:



You’re out of touch, my baby

My poor discarded baby. Mick Jagger



Too young to really be in love. Jerry Lee Lewis/Lippman-Dee



Der Tod ist ein sehr mittelmässiger Porträtmaler. Goethe/Eckermann



Die Geschichte rückwärts erzählt. Novalis



O Melancholy, turn thine eyes away!

O Music, Music, breathe despondingly. Keats



Comme vous le savez, notre société est entièrement liquidée…Rimbaud



Wie zich voorstelt dat iets wat hij liefheeft, te niet gaat, zal zich bedroeven; daarentegen zal hij zich verheugen bij de gedachte dat het behouden blijft. Spinoza



Liefde (of geen liefde),

En ouder worden, en dan de Dood. Gerard Reve



Een naam van iemand die niet meer bestaat

Blijft soms nog lang onder de mensen. Achterberg



Ik ben geen vader, en ik heb geen zoon

Niets dan een sage is zijn zacht bestaan. Willem de Mérode



Tête sacrée! Enfant aux cheveux blonds! Bel ange!

A láuréole dór! Victor Hugo



Personages

Je leert de personages kennen uit wat zij zeggen, wat zij doen en hoe de hoofdpersoon Boudewijn over hen denkt.

Boudewijn:

Hij kent zijn vader heel goed. (blz.151) "Naar geen man heb ik meer gekeken dan naar mijn vader. Ik kende op den duur alle (...) Mijn moeder zei dikwijls: 'Zoals jij je vader kent! Je lijkt wel een psycholoog. Soms denk ik dat jij je vader langer kent dan ik.' "

In zijn jeugd is Boudewijn een rustig jongetje die, evenals de rest van het gezin, lijdt onder de tirannie van zijn vader. Ondanks de buien van zijn vader geeft hij veel om hem. Als hij tien jaar is, wordt hij opgenomen in een psychiatrische kliniek in Brabant. Hij was echter niet gek, maar werd gewoon zenuwachtig van de ruzies van zijn ouders. De vele buikpijnen waar hij al twee jaar lang over klaagde bleken een verwaarloosde blindedarmontsteking te zijn. Als Boudewijn ouder is, blijkt hij homoseksueel te zijn, desondanks heeft hij wel een kind. Hij voelt hij zich onzeker over zijn capaciteiten als opvoeder. Hij gedraagt zich vaak onverantwoordelijk. Desondanks neemt hij later het moedige besluit om Micky in huis te halen en uiteindelijk diens leven te beëindigen.

Hij is duidelijk een karakter, want je komt heel veel over hem te weten. Wat later in het verhaal komt meer over zijn jeugd en zijn gevoelens aan het licht.

Rainier, vader:

Vader speelt een hele belangrijke rol in dit boek. Hij heeft 6 zonen en hij heeft WO II overleefd en voelt zich schuldig, omdat zijn broers en zussen niet meer leven. Hij heeft last van een oorlogstrauma en hierdoor doet hij hele vreemde dingen. Hij kan bijvoorbeeld ontzettend boos worden en dan slaat hij alles kort en klein in het huis. Hij tiranniseert zijn gezin en mensen uit zijn directe omgeving. Zijn militaristische gedrag leidt tot een scheiding van zijn vrouw. Hij hertrouwt enkele malen, maar uiteindelijk pleegt de vader zelfmoord. Hij is van joodse afkomst en heeft in de oorlog veel gedaan voor Nederland. Hij is aan de ene kant erg tegen Duitsers en laat dat ook goed blijken, maar aan de andere kant treedt hij wel hard en militaristisch op.

Hij is een type, omdat zijn persoon niet verder wordt uitgewerkt.

Moeder Büch:

De moeder van Boudewijn lijdt eveneens onder het gedrag van haar man. Ze is een lieve zorgzame vrouw die Boudewijn en zijn broers probeert te beschermen tegen hun vader. Zij is van Italiaanse afkomst en heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken gezeten. Ze weigert het kind van Boudewijn te zien.

Moeder Büch is een type, omdat ze niet zo uitgebreid beschreven wordt.

Mieke:

Boudewijn heeft een relatie met een veertien jaar oudere vrouw, die vroeger zijn Engels lerares was. Ze krijgen samen een zoon, maar door haar drankprobleem kan ze hem niet zelf opvoeden. Als Micky doodgaat, laat ze niets meer van zich horen. Ze komt zelfs niet naar de crematie. Mieke is een type, want we leren haar niet echt goed kennen.

Micky:

Micky wordt geboren uit de relatie tussen Boudewijn en Mieke. Hij is een levendige en enthousiaste jongen en, evenals zijn vader, fan van Mick Jagger. Hij overlijdt op vijfjarige leeftijd aan een geknapt hersentumor.

Micky is duidelijk een type, omdat je niet veel over hem te weten komt.

De oma van Boudewijn:

Ze is afkomstig uit Italië. Volgens Boudewijn kon ze altijd heel mooi vertellen. Hoe ouder ze echter wordt, des te meer dement. Ze slijt de laatste jaren van haar leven, vastgebonden in een psychiatrisch ziekenhuis waar ze zelfs haar eigen dochter niet herkent. Ze is een type.

De broers van Boudewijn:

Ze zijn tamelijk vaag beschreven in het boek. Boudewijn eft het soms is over een broertje. Wel is bekend dat hij vijf broers in totaal had, waarvan er twee waarschijnlijk ouder waren en drie jonger. Ze zijn duidelijk types.

Fleurette:

Ze is een jongensachtige vrouw die geen bezwaar maakt tegen de seksuele voorkeur van Boudewijn. Samen met haar dochter woont ze een tijd samen met Boudewijn en Micky. Op een gegeven moment neemt ze toch weer de benen. Ze is een type.

Onkel Jobab:

Hij is de enige levende familie (broer) van Rainer. Ook Onkel Jobab is verstrooid

door de oorlog. Hij werkt als doodgraver in een psychiatrisch ziekenhuis.

Ik vind Boudewijn wel een sympathieke jongen/man. Hij heeft heel veel meegemaakt in zijn leven en heeft ook voor vele moeilijke keuzes gestaan. Na alles wat zijn vader hem heeft aangedaan, kan hij hem nog vergeven en hem nog liefhebben. Dat vind ik heel erg knap van hem en dat lijkt me ook heel erg moeilijk. Hij hield zielsveel van zijn zoontje en dat was eigenlijk het enige mensje op aarde waar hij op dat moment voor leefde. Hij had de opvoeding van Micky niet op zich hoeven te nemen, maar toch heeft hij het gedaan!Hij heeft hem weggesleurd bij Mieke en hem een goed thuisfront geboden.

Boudewijn is iemand die mensen gelukkig wil maken, geen ruzie wil hebben en mensen kan vergeven. Hij wilde voor zijn zoontje een betere vader zijn dan zijn eigen vader voor hem was, maar helaas gaat Micky al op een vroege leeftijd dood en hij heeft het idee dat het zijn schuld is.



Samenvatting van de inhoud

De 7-jarige Boudewijn woont bij zijn ouders samen met vijf broers (die zijn op dat moment nog niet allemaal geboren) in Wassenaar. Boudewijn gaat op schoolreisje naar een speeltuin ergens in Nijmegen. Ze zullen ook even naar Duitsland gaan, maar dat mag absoluut niet van zijn vader. Rainer Büch is namelijk van joodse afkomst en is voor de Tweede wereldoorlog uit Duitsland naar Nederland gevlucht, om tegen Duitsland te vechten, bij de luchtmacht. Hij heeft hiervoor verscheidene onderscheidingen gekregen. Hij is door de oorlog fel anti-Duits geworden en heeft een trauma aan de oorlog overgehouden.

Als ze eenmaal bij de Duitse grens zijn moet Boudewijn bij zijn leraar op Nederlands grondgebied blijven. Als Boudewijn opeens een mooie vlinder ziet vliegen holt hij erachter aan om hem te vangen voor zijn vader, die vele vlinders verzamelt. Als hij hem te pakken heeft blijkt hij in Duitsland verdwaald te zijn. Twee Duitse douanebeambten houden hem aan en brengen hem terug naar de rest van de klas.

Eenmaal thuis gekomen toonde hij met trots de vlinder aan zijn vader. Zijn vader vond hem prachtig, maar toen Boudewijn vertelde over zijn avontuur in Duitsland begon zijn vader hem te slaan en hij maakte de vlinder kapot ( “ Ik will geen Duitse vlinder’’)

Vader was nooit echt aardig voor Boudewijn en zijn moeder. Hij mishandelde zijn vrouw of zijn kinderen als die het over de oorlog of over Duitsland hadden.

Boudewijn heeft aan de ene kant enorme bewondering voor zijn vader (vlinders verzamelen, banden plakken, wandelen en praten) maar snapt aan de andere kant zijn gewelddadigheden niet.

Als de vader een keer zomaar vertrekt zonder iets te zeggen, gaat een broertje van Boudewijn in de kamer van zijn vader kijken. Hij heeft daar in een kast gekeken die voor iedereen verboden was. Hij zag daar foto's van concentratiekampen en gemartelde mensen. Als vadert weer teruggekeerd is van zijn reis merkt hij op dat er iemand in zijn geheime kastje is geweest. Na wederom een woedeaanval is het huis te klein.

Vader heeft besloten dat hij helemaal geen feestdagen meer wil vieren. De reden hiervoor wordt niet gegeven.

Vader en moeder hadden besloten dat Boudewijn voor een lange tijd naar een inrichting in Brabant moest, "niet omdat ik gek was, maar omdat mijn ouders het gek vonden dat ik gek werd van hun huwelijksleven" (Blz.81). Hij beleeft daar een vreselijke tijd en mag daar praktisch niets. Het ergste vindt hij nog dat hij daar niet mag lezen. Na bijna een jaar mag hij weer naar huis.

Als hij weer thuis is bleken de buikpijnen waar hij al twee jaar aan leed een verwaarloosde blindedarmontsteking te zijn, inmiddels een buikvliesontsteking.

Hij raakt in de ambulance die onderweg was naar het ziekenhuis in een coma. Een paar weken later toen hij wakker werd kreeg hij van zijn vader mooie cadeaus, waaronder een grote stapel boeken. Na een jaar mocht hij het ziekenhuis uit en werd hij met open armen ontvangen op zijn lagere school.

Er wordt de kinderen verteld over hun Onkel Jobab, die in de Tweede Wereldoorlog is mishandeld en daardoor 'gek in zijn hoofd' is geworden. Hij komt een weekendje langs bij de familie.

Vele jaren later, zijn ouders zijn intussen gescheiden, ontvangt Boudewijn een brief van zijn moeder. Die stuurt hem een kopie van een rouwkaart waarin staat dat zijn vader gestorven is. De dood van zijn vader greep hem erg aan, ondanks dat zijn vader nooit echt aardig voor hem was. Twee weken na dit overlijden krijgt hij een brief van twintig velletjes van zijn vader. Deze brief vind Boudewijn het ergste van alles wat zijn vader hem had aangedaan.

Later krijgt hij te horen dat de brief geschreven is vlak voor zijn zelfmoord. Boudewijn kon het allemaal niet meer aanzien en verbrandde de brief.

Voordat zijn vader was gestorven is hij nog een keer naar hem toegeweest. Zijn vader woont met een 18-jarige Deense vrouw, Astrid Nisgren. Hij mag haar as noemen. Boudewijn vertelt dat hij homoseksueel is, een vrouw in verwachting heeft gemaakt, hasj gebruikt en een agent heeft getrapt. Het wordt een emotioneel gesprek en zijn vader en diens (vijfde) vrouw worden woedend op hem.

Het tweede verhaal gaat over Micky. Micky is het zoontje van Boudewijn en Mieke, de voormalig Engelse lerares van Boudewijn, die 14 jaar ouder is. Boudewijn was totaal nog niet toe aan een kind, maar als hij bemerkt dat Mieke aan de drank is neemt hij een deel van de verzorging op hem. Boudewijn en Micky wonen een jaar samen met Fleurette, een jongensachtige vouw die een dochter heeft. Nadat Fleurette en haar dochter het huis hebben verlaten, menen Boudewijns’ vrienden dat hij mee moet gaan naar Parijs, wat al eerder geregeld was. Hij vertrouwt Micky toe aan Gerda, de beste vriendin van Mieke, met de voorwaarde hem niet aan Mieke te geven. Bij zijn terugkomst blijkt Gerda hem wel aan Mieke te hebben meegegeven, omdat het kerstmis was. Ze vertelt hem dat hij bij haar van de trap gevallen is. Hij ligt in het ziekenhuis in coma. Boudewijn gaat eerst bij Mieke langs, vervolgens richting ziekenhuis. Daar wacht hem een veel grotere schok, de val van de trap bleek een secundair trauma, Micky leed aan een hersengezwel dat “geknapt” is en is klinisch dood. Na twintig dagen geeft Boudewijn toestemming de machines stop te zetten en overlijdt Micky. Zijn stoffelijk overschot wordt gecremeerd. Hier heeft Boudewijn bewust voor gekozen. Om zichzelf te straffen, wil hij dat er geen enkel spoor van hem blijft bestaan. Hij is de enige op de crematie, waar hun lievelingsnummer van de Stones: “Out of time” wordt gedraaid.

Zes jaar na de crematie bezoekt Boudewijn voor de krant een opendag van het crematorium. Nadat de reportage in de krant heeft gestaan, krijgt Boudewijn een boze brief van de directeur. Nu overvalt hem een groot verdriet, Micky’s micrografie is mislukt. Als hij iemand op het station hoort zeggen: ”rouw verjaart niet”, weet hij dat hij het verhaal kan schrijven.

In het laatste hoofdstuk vertelt Boudewijn dat enkele herinneringen niet groter zijn dan een postzegel die hij koestert. Ze gaan over fijne momenten met zijn vader Rainer en zijn zoontje Micky.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen