![]() |
Boekverslag : Jeroen Brouwers - Bezonken Rood
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2184 woorden. |
Tekstbeleving: persoonlijke reactie en waardeoordeel Ik vind het niet echt een goed boek, want ik vind sommige situaties en gebeurtenissen een beetje vaag en onbegrijpelijk, maar dat komt ook doordat ik het boek niet echt goed gelezen heb. Ik heb later wat samenvattingen en verslagen gelezen waardoor ik het nu stukken beter snap. Ik vond het moeilijk om de snelle omschakelingen te volgen tussen vroeger en nu waardoor ik een beetje de tijd kwijt raak in het verhaal. Verder vind ik het taalgebruik niet moeilijk en de zinsbouw ook niet. Tekstbestudering: samenvatting, analyse en interpretatie Complete titelbeschrijving: Jeroen Brouwers Bezonken Rood Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam - Antwerpen 1981 Bezonken Rood telt 129 bladzijden. Het boek heeft veel korte en soms grote hoofdstukken. Er is een motto aanwezig. Samenvatting: De ik-figuur, Jeroen, toen een kleuter van 5 jaar, brengt WO II samen met zijn moeder, zusje en grootmoeder door in het vrouwenkamp Tjideng in Batavia. Zijn vader is krijgsgevangene in Japan en zijn twee oudere broers zitten in een mannenkamp op Java. Het is een afschuwelijke tijd. De vrouwen worden mishandeld en verkracht en er is bijna nooit iets te eten. Martelingen en dood behoren tot de orde van de dag, beelden die Jeroen zijn hele leven met zich mee zal moeten dragen. Jeroen en zijn moeder hebben een sterke band tijdens de kamptijd. Zijn moeder leert hem schrijven en lezen uit het boekje 'Daantje gaat op reis'. Jeroen blijft altijd bij haar in de buurt, en als hij afscheid van haar moet nemen doet hij dat met een Maleise zegewens. Zijn moeder belooft hem nooit te verraden. Als wagens van het rode kruis vol met voedsel in het kamp aankomen, zijn de gevangenen uitzinnig van vreugde. Maar als wraakactie voor de gevallen atoombommen besluiten de Japanners al het voedsel te vernietigen. Zijn moeder houdt echter voedsel achter, wordt betrapt en vreselijk mishandeld door de kampleider Kenitji Sone. Vanaf dat moment houdt de jongen niet meer van haar. Als de oorlog afgelopen is wordt het gezin weer herenigd. Enkel de grootmoeder heeft de ontberingen Van het kamp niet doorstaan. De familie keert terug naar Nederland. Daar wordt de jongen door zijn ouders in een R.K. pensionaat gestopt. Hij ervaart dit als een terugkeer naar het kamp, en voelt zich verraden door zijn moeder. Na verloop van tijd verwatert het contact tussen beiden. Als de ik figuur eind januari 1981 verneemt dat zijn moeder gestorven is voelt hij geen verdriet, hij voelt niets. Hij gaat ook niet naar haar crematie en hij wil niet dat zijn naam op haar overlijdensprentje vermeld wordt. Op de dag van de crematie neemt hij p zijn eigen manier afscheid van haar, mat de Maleise zegenwens "Ketemoe lagi". Titel en ondertitelverklaring: Bezonken rood verwijst naar het Japans kamp en de Japanse vlag: een wit veld met grote rode bal (: rode zon). Rood is ook de kleur van de dood die als een spat voorkomt op de Japanse vlag. Op twee plaatsen in het verhaal komt de titel voor: (p57)"Er zakt een waas van bezonken rood voor mijn ogen". Hiermee drukt hij vertwijfeling uit die hem overkomt wanneer hij beseft dat hij iets schandelijks heeft gedaan. (p126): "het bezonken rood van Liza's lichaam", wat dus duidt op zijn bewondering. Dit is typisch voor de ik-figuur en zijn tegengestelde gevoelens: bewondering en vertwijfeling. Bezonken rood is verbonden met twee eerder verschenen boeken van Jeroen Brouwers nl. "Zonsopgangen boven zee" en "Het verzonkene". Dat deze romans met elkaar verbonden zijn zien we alleen al aan de titels waar het woordje 'zon'steeds in terug keert. Motto: Er aber, in seiner gewönlichen Art, hüllte sich in Geheimnisse, indem er mich mit grossen augen anblickte und mir die Worte wiederholte: "Die Mütter! Mütter! 's Klingt so wunderlich!" Johann Peter Eckermann, Gespräche mit Goethe. "Zoek mij terwijl ik er ben. Leer mij kennen, omdat ik er ben. Ik ben er immers. En toch is zeker dat ik er niet ben." Dodenlied (Zuid Celebes) "Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt" (pag. 7). Dit is het motto dat steeds weer terugkeert in het boek, waarin hij 'de wind' als de mens ziet. Genre: Het genre is in de epiek Het genre is een autobiografie waarin zijn herinneringen van de Japanse Bezetting naar voren komen. Thema: "De gevolgen van de Jappenkampen." Ik heb dit thema gekozen omdat deze kampen echt een flinke gevolgenlijst blijkt te hebben voor Jeroen waarbij dit in het boek sterk naar voren komt. Motieven: 1. Spiegelmotief: Dit motief is een karakteristiek element. Door het spiegeleffect is de "ik" zichzelf, maar ook iemand anders; iets is werkelijkheid en niet-werkelijkheid. Dit motief keert veelvuldig terug (p19): "Ik voel iets en ik voel niets." 2. film en televisie: Door de kamptijd zegt de ik-figuur dat hij geen fantasie meer heeft. Iets onwerkelijks kan hij zich niet voorstellen. Televisie (p90):"het apparaat dat je kunt aanzetten om taferelen te zien die je graag wilt zien, en die minder verschrikkelijk zijn dan dingen die je anders zou zien". 3. dood: De dood van zijn moeder, grootmoeder en Nettie Stevens. Maar ook zelfmoord komt aan bod. Zelf laat de ik-figuur ook af en toe eens merken dat het leven voor hem totaal geen zin meer heeft (p20). Bovendien werkt hij aan een boek over zelfdoding en de Nederlandse literatuur. 4. mist: (dood, uitzichtloosheid, verwarring geest) tegenover wind (leven). 5. haat/liefde rel.: Met zijn moeder en andere vrouwen. 6. octaviteit: Verwevenheid van het verleden met het heden. Structuur: Het verhaal is fragmentarisch opgebouwd. Er zijn tussen de gebeurtenissen iedere keer flashbacks die hem herinneren aan de Jappenkampen, zijn moeder en liza. Er is maar 1 verhaallijn nl. die van Jeroen zijn leven. Nu en vroeger. Het verhaal heeft een open einde. Het verhaal is niet cyclisch opgebouwd hoewel er toch heel veel flashbacks in het verhaal zitten. Personages: Jeroen Brouwers is de hoofdpersoon, Round character: heeft in Jappenkamp gezeten met Zijn moeder, oma en zus. Men leert hem beter kennen in de loop van het Verhaal. Houdt van zijn moeder, maar haat haar tegelijkertijd. Hij heeft last van angstaanvallen en hij herkent zichzelf niet meer. Moeder is een flat character. Sterft in het begin van het verhaal, en komt veel in de flashbacks van het Jappenkamp voor. Titel: De titel komt op 2 plaatsen in het verhaal voor: - Op blz. 57: 'Er zakt een waas van bezonken rood voor mijn ogen'. Hiermee drukt hij vertwijfeling uit die over hem komt als hij beseft wat voor schandelijks hij gedaan heeft. - Op blz. 126: Hier ziet hij in gedachten Liza en spreekt dan vol bewondering over 'het bezonken rood van haar lichaam'. Deze twee kenmerken zijn typerend voor de hoofdpersoon: vertwijfeling en bewondering. Tijd: Het verhaal verloopt niet chronologisch. We kunnen de roman eigenlijk opdelen in vijf verhalen, Die de verschillende perioden van het leven van de ik-figuur vertellen: - de kamptijd (1945) - de pensionaten (1950) - Liza (1974-1975) - Dood moeder (16 januari 1981) - De moment waarop de ik-figuur alles opschrijft. (10 januari - 3 mei 1981). Deze perioden worden door elkaar verteld. Samen vormen deze verschillende fragmenten dus een geheel. De roman begint met de dood van zijn moeder. Door haar dood komen herinneringen aan de kamptijd, de pensionaten en aan Liza bij hem op. De verhaallijn wordt dus voortdurend doorbroken door flashbacks. Maar ook binnen de verschillende perioden wordt de chronologie doorbroken. In het Tijdeng kamp sterft eerst de grootmoeder. Drie maanden later sterft Nettie (vriendinnetje van ik-figuur). In het verhaal vernemen we eerst de dood van Nettie terwijl we pas later lezen over de dood van grootmoeder. Deze niet-chronologische opbouw heeft tot gevolg dat de lezer sommige dingen in het boek niet meteen kan begrijpen. Enkele voorbeelden: (p10)'Kwaak, kwaak'. In het begin is het onbegrijpelijk waarom de ik-figuur dit zegt, maar als je later leest over het kikkeren in het kamp begrijp je het. Zo zal ook de gevoelloosheid van de ik-figuur t.o.v. de dood van zijn moeder pas later in het boek duidelijk worden. Perspectief / Vertelsituatie: Alleen in de laatste periode is het tijdsperspectief vision avec, dan alleen wordt er consequent tegenwoordige tijd gebruikt. (p21) 'Ik heb mijn ouders…'.Al de andere perioden zijn herinneringen van de verteller. Deze herinneringen worden verteld op het ogenblik dat de ik-figuur bezig is met zijn verhaal op te schrijven. Die terugblikken worden zowel in tegenwoordige als in verleden tijd verteld. (p22): "In een van de huizen woonden wij…"(p50): 'Ik zie een Jap een vrouw afrossen met een rotan stok'. Die herinneringen zijn ook voorzien van commentaar dat altijd in tegenwoordige tijd is geschreven. (p47): 'Wat is er over van de doden in mijn leven'. En er is een ik-verteller. Ruimte: Het verhaal speelt zich voornamelijk af in Indië. Daar leefde de ik-figuur in het Tijdeng-kamp, een buitenwijk van Djakarta. Dat was een vrouwenkamp waar voornamelijk Europese vrouwen door de Jappen bij elkaar gedreven werden. Mannen mochten er alleen zijn als ze Jap of jonger dan 10 waren. Er werden steeds meer vrouwen in het kamp gepropt zodat er plaatsgebrek ontstond. Zo woonde de familie Brouwers op een bepaald moment in het aanrecht. De moeder sliep op het Aanrecht, grootmoeder op de plank in het aanrecht, en de kinderen op de 'gelijkvloers'. Langzamerhand veranderde de wijk in een concentratiekamp met discipline, dagprogramma, appèls, Martelingen, honger, ziekte, uitputting en de dood. Het kamp was afgezet met prikkeldraad en wachttorens. Commandant Knitji Sone bestuurde het kamp. (In 1946 werd hij als oorlogsmisdadiger geëxecuteerd) Er is ook het huis van Liza in het stadje. Het is versierd met bloemen en wapperende vlaggen. Ze woon in een appartementje boven een oude klokkenwinkel. De ik-figuur woont zelf in Exel in de achterhoek. Opvallend is dat het weer vrijwel altijd mistig is. Deze mist symboliseert de verwarring en het isolement van de geest van de ik-figuur. De mist duidt ook op de onduidelijke relatie die hij met zijn moeder heeft. Op het einde wordt de mist door de wind (=leven) verdreven. Taalgebruik en stijl: Bezonken rood is geschreven in een heldere stijl. Het is een aangrijpend boek, niet alleen door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar ook door de manier waarop het geschreven is. Brouwers schaamt zich niet voor zijn tranen, maar toch gaat hij niet emotioneel schrijven. Hij schrijft direct en gebruikt afwisselend korte en lange zinnen. Er komt in het verhaal geen dialoog voor en slecht één brief. Achtergronden van de schrijver en het boek: Jeroen Brouwers werd in 1940 in het toenmalige Nederlands - Indië geboren. Hij kwam uit een Rooms - Katholiek milieu. In de tweede wereldoorlog zat hij, samen met zijn moeder, zusje en oma vanaf 1943 tot einde WO II in een Jappenkamp. Hij heeft geruime tijd in Brussel gewoond, en werkte in de journalistiek en de uitgeverij. Brouwers heeft verhalen, romans, een toneelstuk en autobiografisch en literair-historisch werk gepubliceerd. Hij debuteerde in 1964 met de verhalenbundel "Het mes op de keel". Dit boek had weinig succes. Beter ging het toen zijn pamflet "De nieuwe Revisor" uitkwam. Hij werd erg bekend door zijn Indië - trilogie: Het verzonkene (1979), Bezonken rood (1988) en De zondvloed (1988). In 1990 verscheen "Zomervlucht" en in 1991 "Het Vliegenboek". Brouwers deed ook nog in 1983 een studie 'het licht zien' over zelfmoord in de Nederlandse literatuur, onder de titel "De laatste Deur". |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |