Jeroen Brouwers - Bezonken rood
1 Titelverklaring
De titel slaat op het bloed dat lang
geleden vloeide in het Jappenkamp: rood,de kleur van de dood, die als een bloedspat
voorkwam op de Japanse valg.
De schrijver zelf heeft de aandacht
gevestigd op het feit dat in de titels van zijn laatste drie boeken het woord
zon voorkomt (Zonsopgangen boven zee, Het verzonkene, Bezonken rood). De zon
is het symbool voor het ideaalbeeld en de schoonheid, maar ook voor het gruwelijke
Jappenkamp, waar dit symbool van de Japanse natie zelfs als martelwerktuig werd gebruikt.
2 Samenvatting
Eind januari 1981 stierf de moeder van de
ik-figuur, de schrijver Jeroen Brouwers, in een bejaardentehuis. De schrijver had de
laatste tijd vrijwel geen contact meer met haar. Hij voeld geen verdriet, hij wilde niet
bij haar crematie aanwezig zijn, en hij wilde niet dat zijn naam op de overlijdenskaart
werd vermeld. Wel liet hij zich nauwkeurig beschrijven hoe de crematieplechtigheid in zijn
werk was gegaan. Hij zocht naar het boekje Daantje gaat op reis van Leonard Roggeveen,
waaruit zijn moeder hem in Indië, in het Jappenkamp, had leren lezen, maar hij kon het
niet vinden. Hij nam een kalmerende pil om een angstaanval te boven te komen. Op het
moment dat hij hoorde dat zijn moeder was overleden dacht hij aan een geliefde van zes of
zeven jaar geleden, Liza. Een maand geleden had hij haar weer gezien.
Toen Jeroen een jongetje van een jaar of
vijf was, zat hij met zijn grootmoeder, zijn moeder en zijn zusje in het vrouwenkamp in
Indië. Daar leefden duizenden geïnterneerde Europese vrouwen met hun kinderen op
zeer kleine oppervlakten. De familie Brouwers woonde in het aanrecht. Over die Japanse
kampen is altijd relativeren geschreven, alsof het allemaal niet zo erg zou zijn. Jeroen
Brouwers kan en wil de geschiedenis van die kampen niet schrijven. Daarvoor was hij toen
te jong en bovendien heeft hijzelf niet geleden, hij heeft geen honger gehad, en hij is
niet ziek geweest. De Japense kampen brengt hij hier ter sprake om de reden van
octaviteit (dit begrip komt uit het boek De compositie van de wereld van Harry
Mulisch): het is niet hetzelfde maar ook niet niet-hetzelfde, zoals de eerste en de
achtste toon van een toonladder.
Het was een verschrikkelijke tijd in het
kamp: de Japanners martelden en verkrachtten de vrouwen, en er was altijd honger. Maar wat
er gebeurde liet de kleuter Jeroen Brouwers onaangeraakt. Dood en martelingen waren voor
hem doodgewoon. Hij nam alles gretig in zich op, en daar heeft hij nu nog
steeds wroeging om. In het kamp liep hij rond met een grote helm. Hij had het boekje over
Daantje, met daarin een foto van zijn vader, altijd bij zich. Zijn vader was
krijgsgevangene in Japan, en zijn twee oudere broers zaten in mannenkampen op Java.
Nettie Stevert en Jeroens grootmoeder
stierven in Tjideng. In het kamp was Jeroen erg gehecht aan zijn moeder. Hij bleef bij
haar in de buurt toen ze een keer s nachts naakt buiten moest staan, hij nam altijd
plechtig afscheid van haar met een Maleise zegewens als hij mee moest met de
jongetjeskaravaan, en hij liet haar hem beloven dat zij hem nooit
verraden zou of in de steek zou laten. Toen het Rode Kruis een keer vrachtwagens met
voedsel stuurde, werd al het eten vernietigd, uit wraak voor het vallen van de atoombom.
Jeroens moeder probeerde wat rijst achter te houden, maar ze werd betrapt. Ze werd door de
kampleiding vreselijk afgeranseld. Jeroen zag alles, en op dat moment hield hij op van
haar te houden.
Na de oorlog werd Jeroen door zijn
ouders in Nederlandse pensionaten gestopt. Hij vond dat vreselijk; hij begreep het
principiële verschil tussen de Japanse kampbewakers en de Nederlandse kloosterlingen
niet. Bij het afscheid nemen van zijn moeder voelde hij zich verrraden. Vanaf toen was er
een soort traliewerk tussen hem en haar. Na verloop van tijd dacht hij nooit meer
intensief aan haar. Af en toe belde zij hem op, maar als hij de hoorn had opgepakt, zei ze
dat ze verkeerd verbonden was. Zo was hij de laatste tijd voorgoed verkeerd verbonden met
zijn moeder.
Op de avond dat zijn moeder stierf
had hij bezoek van een Nederlandse schrijver. Daarna had hij op de Duitse televisie een
Japanse film gezien, die nagesynchroniseerd was in het Duits. Terwijl Brouwers naar de
film keek, bewerkte hij zijn voeten met een eeltschaaf. Doordat hij in het kamp
altijd op blote voeten had gelopen, had hij nu nog steeds last van overmatige eeltgroei.
Telkens denkt hij weer terug aan de gruwelijkheden in het kamp en telkens voelt hij weer
wroeging. Hij herinnert zich een feestje waar hij, halfdronken, met een geweer
had geschoten op de afbeelding van een naakte vrouw. Plotseling herinnerde
hij zich hoe zijn moeder had gestaan in het licht van de schijnwerpers, met verschillende
geweren op haar gericht, en hij was toen in huilen uitgebarsten. In de dagen tussen de
dood en de crematie van zijn moeder hoopte hij dat zijn moeder hem zou bellen en dat ze
met de stem van Liza zou zeggen: Ik houd van je. Kom je naar me toe?
Jaren geleden was hij een paar dagen bij
Liza geweest. Het stadje waar ze woonde was versierd. Er was een Maria-optocht geweest
waar Liza ook in had mmegelopen, ze was schooljuffrouw. Hij had zich toen voorgesteld dat
Liza een soort moeder voor hem was. Later had hij een angstdroom gehad waarin hij Liza en
zijn moeder met elkaar verward had.
Wat er gebeurd was in het Tjiding-kamp
hield hem nog wel 30 à 40 jaar bezig, maar nu hij het opgeschreven had, hoefde hij
het niet meer te onthouden en viel het van hem af.
Toen zijn dochtertje werd geboren wilde
hij er niet bij zijn, want hij herinnerde zich het kikkeren in het kamp en hij
vond dat door de geboorte van een kind de schoonheid van de vrouw duurzaam beschadigd
werd. Na de geboorte ging hij toch naar zijn vrouw kijken, en toen hij naar haar gehavende
lichaam zag dacht hij: nu wil ik ean andere vrouw, zoals hij ook een andere
moeder had gewenst.
De ik-figuur gaat nauwkeurig na wat zijn
moeder op de avond van haar dood gedaan heeft. Alle tv-programmas van de avond
schrijft hij op. Opnieuw brengt hij Liza in verband met zijn moeder. Hij bekijkt de
fotoalbums van zijn moeder. Hij citeert uit een brief van zijn moeder aan zijn vader,
geschreven op 5 oktober 1945, toen zij nog in het kamp verbleef. Hij geeft een
beschrijving van haar crematie. Op diezelfde dag reed hij geheel overstuur door de bossen.
Het was erg mistig. In een bos dacht hij weer terug aan de kamptijd. Met de plechtige
Maleise zegewens nam hij afscheid van zijn moeder. Maar er gebeurde niets. Hij reed terug
naar huis en ging zogenaamd onaangeraakt verder met zijn werk: hij schreef een boek over
zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur. Maar hij voelde zijn gezicht papperig worden
en van zich afdruipen.
3 Personages
De hoofdpersoon is Jeroen Brouwers, schrijver van beroep. Hij is voor de tweede keer
getrouwd; de kinderen uit zijn eerste huwelijk ziet hij liever niet meer. De
gebeurtenissen die hij als kleuter in het Tjideng-kamp heeft meegemaakt hebben een
onwisbare stempel op de rest van zijn leven gedrukt. Hij heeft ook nooit geleerd te
voelen, het lijkt alsof zijn gevoel met eelt bedekt is.
De kampervaringen zijn de oorzaken van
zijn schuldgevoelens en paniekangsten. Toen zijn moeder in het kamp werd mishandeld hield
hij op van haar te houden. Zijn verdere leven is hij op zoek geweest naar een
moederfiguur. De hele wereld is vol moeders, maar waar is de mijne, dacht hij
toen hij bij Liza was.
Hij vindt dat hij op de leeftijd is
aangekomen waarop de onbeweeglijkheid begint, en daarom is hij onrustig. Hij heeft het
gevoel dat hij zich moet haasten, want alles wat nog bij het Brouwersdom
plaatsvindt, is, dat er gestorven wordt.
De herinnering aan Liza en zijn nieuwe
verliefdheidgevoelens voor haar vallen samen met de rouwgevoelens om de dood van zijn
moeder. Aan de ene kant wekken deze gevoelens zijn weerzin op; hij wil met rust gelaten
worden, sterven desnoods. Maar gaandeweg merkt hij dat deze gevoelens, waarmee hij
eigenlijk geen raad weet omdat hij nooit geleerd heeft wat voelen is, toch een
zekere betekenis voor hem hebben: ze kunnen de instrumenten zijn die hem helpen aan de
toestand van onbeweeglijkheid te ontsnappen. Aan het eind van het boek smeekt de
hoofdfiguur Maak het eelt zacht dat mijn lichaam overwoekert, waarmee hij
aangeeft dat hij niet meer sceptisch staat ten opzichte van zijn gevoelens.
4 Thematiek
Er komen veel themas aan bod in deze
roman: dood, liefde, angst, haat, liefde voor de moeder van de jeugd. Het overkoepelende
thema is het belang van de moederfiguur voor de ik-verteller, dat verband heeft met
het Oedipuscomplex en de geschonden schoonheid van ideaalbeelden, en de verschrikkingen
van het Jappenkamp die het latere leven van de ik-verteller sterk hebben beïnvloed, en
die hij nu nog van zich probeert te schrijven.
De moeder was een ideaalbeeld voor de ik. Volgens Freud maakt elk
kind een oedipale fase door (van ca. 2½ tot 5 à 6 jaar), waarin hij de moeder bijzonder
liefheeft. In die fase is hij jaloers op de vader, maar die vader fungeert tegelijkertijd
ook als identificatiemodel. Voor de kleine Jeroen is deze situatie toegespitst: in het
kamp is hij sterk aangewezen op zijn moeder en zijn vader is geheel afwezig, zodat hij
weinig meer kan doen dan voortdurend met het portret van zijn vader op zak te lopen. Het
ideaalbeeld dat hij van zijn moeder heeft, houdt stand totdat zij door de Japanners wordt
mishandeld: mijn moeder was de mooiste moeder, op dat moment hield ik op van haar te
houden. Vanaf dat moment is hij verdwaald, hij wil niet zien hoe zijn
liefde en de schoonheid die hij koestert, worden verwoest of beschadigd. Na het verraad
van zijn moeder, als hij in de pensionaten wordt gestopt, slaat zijn liefde om in haat:
Waarom heeft men haar in het Jappenkamp niet doodgeslagen?. Zijn verder leven
blijft hij op zoek naar het verloren gegane ideaalbeeld, maar hij is ook bang dat dat
beeld opnieuw verloren zal gaan, of dat het beschadigd zal worden. Zo wordt de
schoonheid van de vrouw volgens hem beschadigd wanneer ze een kind krijgt; daarom wil hij
niet bij de geboorte van zijn kind aanwezig zijn, en daarom wil hij ook ná die geboorte
een andere vrouw zoals hij eerst een andere moeder wilde: het ideaalbeeld van de
schoonheid is geschonden. Ook wil hij de aftakeling van zijn moeder niet meemaken; het
liefst denkt hij terug aan zijn moeder voor de mishandeling, toen ze nog de mooiste was.
De relatie van de ik-figuur tot Liza wordt gedomineerd door dat
wat de ik-verteller in de oedipale fase heeft meegemaakt. Hij noemt zichzelf ook een keer
Oedipus, en in verband hiermee noemt hij het eelt op zijn voeten (de naam Oedipus betekent
letterlijk: gezwollen voet).
In Liza ziet hij een moederfiguur. Hij wil haar aan de ene kant
mishandelen, zoals zijn moeder mishandeld werd, en aan de andere kant liefhebben zoals hij
zijn moeder liefhad. Dit kom onder meer tot uiting in de behandeling die hij
Liza tenslotte geeft: teder, de vliegen van haar weghoudend. In de angstdroom die hij over
Liza en zijn moeder heeft ziet hij opnieuw het traliewerk of het gordijn
voor haar gezicht dat hem scheidt van het verradelijke vrouwendom. In
die droom neemt de vrouw de gedaante van de dood aan, maar zelfs dan laat zij de
ik niet met rust.
Veel gebeurtenissen die de ik als kleuter met zijn
moeder in het kamp heeft meegemaakt komen later in zijn leven met Liza op de een of andere
manier terug. De al eerder genoemde octaviteit speelt hier een rol: het is niet hetzelfde,
maar ook niet niet-hetzelfde. Hier zijn nog talloze voorbeelden die niet allemaal
met de relatie van de ik tot zijn moeder en Liza te maken hebben bij te
vinden, o.a.:
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
de voruw in de oven in het
kamp// de crematie van de moeder
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
de kinderkaravaan in het kamp// de
kinderkaravaan bij Liza
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
de zegewens ketemoe lagi// de zegewens
later en bij de dood van de moeder
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
de rinkelende laarzen van Sone in het
kamp// het belletje van de ik aan de broekspijp
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
de vliegen in het kamp// de vliegen later
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
Daantje op stap in het kamp// later
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
de rozenkrans en laat ons
bidden in het kamp// later
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
tjoepen in het kamp//
tjoepen na de dood van de moeder
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
de onbeweeglijkheid van de ik-figuur in
het kamp (als hij toekijkt hoe zijn moeder mishandeld wordt)// zijn onbeweeglijkheid nu
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
in het kamp blijven bij de moeder
rijstkorrels in het haar op buik vastzitten// later blijft bij de ik-figuur ook vanalles
vastzitten in het haar op zijn buik.
Eén beeld komt in alle lagen van het boek terug: de moeder in het
licht van de schijnwerpers met geweren op haar gericht, de verkrachting van de vrouw in
het kamp, het schieten van de ik-figuur op het feestje, de stok van de winkelier die
schijnbaar in het kruis van Liza prikt, de geboorte van het dochtertje, de vrouwen die hun
kruis insmeren met tomatenketchup, de vrouw die de baksteen baart.
De gebeurtenissen in de verschillende lagen versmelten tot één
harmonisch geheel, zij zijn octaaf met elkaar. Soms wordt de octaviteit
ook direct vermeldt, bijvoorbeeld: weliswaar was zij mijn moeder, weliswaar was zij
mijn moeder niet.
Het boek is zo gestructureerd dat zelfs kleine details nog wel
een of andere functie hebben. Alles grijpt in elkaar en verwijst naar elkaar. Deze
schrijftrant wordt door Maarten t Hart smalend horlogemakersproza
genoemd, voor een criticus als Tom van Deel heeft die term juist een positieve betekenis.
De gebeurtenissen in het Jappenkamp hebben het leven van de
ik-figuur ook nog op een andere manier beïnvloed: hij heeft een kampsyndroom, dat bestaat
uit wroeging die hij heeft om de alles begerig in zich opnemende kleuter die hij is
geweest. Tóen liet alles hem onaangeraakt, maar nu komt alles boven, want niets
bestaat dat niet iets anders aanraakt. Deze gedachte komt verschillende malen en op
verschillende manieren in het boek voor, vaak in verband gebracht met de wind, als beeld
voor het leven; het zet iets in beweging wat daarna nog even door blijft bewegen. De
moeder was in het leven van de ik-figuur als de wind; soms hem aanrakend, maar overigens
niet aanwezig. Na de dood neemt de wind de overledene mee. De ik-figuur wil aanvankelijk
ook zijn herinneringen aan de overledene (o.a. de fotos) met de wind meegeven.
De ik-figuur voelt schuld; steeds als hem filmbeelden uit zijn
leven in het kamp voor ogen komen, voelt hij de wroeging omdat hij onbeweeglijk toekeek
toen zijn moeder werd afgeranseld. Later voelt hij de wroeging als hij op Lizas
kamer een vlieg heeft doodgemaakt. Vaak uit zijn wroeging zich in angstaanvallen en
haatgevoelens.
Door het schrijven van dit boek kan hij misschien van zijn
kampsyndroom afkomen, want wat hij heeft geschreven hoeft hij niet langer te onthouden, en
hij wil het liefst al zijn herinneringen kwijt. Tevens kan hij door het schrijven van dit
boek de aandacht vestigen op de gruwelijke tijd van de Jappenkampen, zodat het voor
iedereen duidelijk is dat er over die kampen niets te lachen valt.
5 Tijd/ ruimte
Het boek is niet-chronologisch verteld. Er worden telkens kleine
stukjes uit verschillende perioden van de ik-figuur verteld. Globaal kunnen de volgende
perioden onderscheiden worden: het kamp (ca. 1945), de pensionaten (ca. 1950), Liza (1974
of 1975), de dood van de moeder (26 januari 2981 en de dagen daarna) en de momenten waarop
de ik alles opschrijft (30 januari 2 mei 1981). Alleen in de laatste periode is het
tijdsperspectief vision avec en alleen dan wordt er consequent tegenwoordige tijd
gebruikt. De andere perioden zijn herinneringen van de ik-verteller, gezien vanuit het
schrijfmoment. Deze herinneringen worden zowel in de tegenwoordige als in de verleden tijd
verteld, en ze zijn soms van commentaar voorzien in de tegenwoordige tijd.
Verteltijd en vertelde tjid lopen sterk uiteen. De totale vertelde
tijd is bijna veertig jaar, de verlteltijd is 129 bladzijden. De avond waarop de moeder
stierf is nog het meest uivoerig verteld.
Ook binnen de perioden wordt niet-chronologisch verteld. Zo lezen
we eerst over de dood van Nettie Stenvert en dan pas over de dood van de grootmoeder,
terwijl op blz. 88-89 staat vermeld dat eerst de grootmoeder stierf en drie maanden later
Nettie. De niet-chronologische opbouw van het boek heeft tot gevolg dat je sommige dingen
in het begin van het boek pas later gaat begrijpen. Je kunt de eerste van die naar elkaar
verwijzende fragmenten opvatten als een vooruitwijzing en de tweede als een terugwijzing.
Ik noem als voorbeelden: Kwaak, kwaak! en kikkeren, de bossen aan
het water, het druipende gezicht van de andere ik, dat een paar keer voorkomt
(=angst) en de decorstukken en coulissen. In groter verband: de gevoelloosheid
van de ik-figuur ten opzichte van de dood van zijn moeder wordt pas duidelijk als hij de
kamptijd en het verraas van zijn moeder bij het pensionaat heeft verteld.
Het verhaal speelt zich vooral af in het Tjideng-kamp, het
versierde stadje van Liza, en in het huis van de schrijver in Exel in de Achterhoek.
Opvallend is dat er veel mist (symbool) voorkomt in het boek. Dit is een beeld voor het
niet-begrijpen (o.a. de onduidelijk relatie die hij met zijn moeder heeft), de troebelheid
van zijn gedachten, en de doolhof van zijn leven waarin hij ronddwaalt.
6 Motieven
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
dood
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
gruwelijkheden/ mishandeling
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
verraad
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
liefde
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
angst
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
haat
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
wroeging
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:
l0 level1 lfo1;tab-stops:list 18.0pt">-
geloof (hij weet niet wat bidden is)
7 Vertelinstantie
Het boek wordt verteld door een ik-figuur, die zichzelf
presenteert als de schrijver Jeroen Brouwers. Hij is ook de hoofdpersoon van het verhaal.
De ik-verteller zegt een paar keer dat hij dit boek schrijft. Direct in het begin van het
boek staat er bijvoorbeeld al: na al die jaren zet ik hem (=mysterieuze volzin) hier
maar neer. Blz 54: Ik schrijf dit, en er vindt in Nederland een
vrouwenstakingsdag plaats. In een passage over het kamp zegt de
ik-figuur: Ooit zou ik opschrijven dat ik daar liep, onder mijn hoed, in dat
kamp en misschien is die kleuter daar de schrijver die bijna veertig jaar
later te boek stelt jou tegen de wolken te hebben zien langswiegen.
Na het uitkomen van dit boek ontstond er een rel: mensen die ook
in het Tjideng-kamp hadden gezeten, verklaarden dat de door Brouwers beschreven
kampervaringen niet echt gebeurd waren. Volgens hen had Brouwers de gruwelijkheden van de
Duitse concentratiekampen geprojecteerd naar de Jappenkampen. Andere dingen waren volgens
hen ook overdreven: zo zei Mischa de Vreede dat het onzin was dat mensen uit de
Jappenkampen na nog last hadden van buitensporige eeltgroei op hun voeten.
Brouwers verdedigde zich door te zeggen dat hij een literair boek
had gemaakt, wat hij geschreven had was wel persoonlijk, maar niet autobiografisch. Hierin
heeft hij zonder meer gelijk. Het verhaal over de eeltgroei is dan misschien niet waar,
maar het is wel een bijzonder knap uitgewerkt literair beeld van de gevoelloosheid
van de ik-verteller. Over het algemeen gaat het niet aan om een verteller in een boek te
vereenzelvigen met de auteur, zelfs al dragen ze dezelfde naam.
In Bezonken rood moet men telkens voor ogen houden dat de
ik-verteller Jeroen Brouwers iemand anders is dan de echte Jeroen Brouwers
(en, in termen van octaviteit, toch ook weer niet iemand anders).
8 Eigen mening
Ik vond het een erg mooi boek, maar wel verwarrend soms omdat het
niet-chronologisch was.
Ik vond het erg interessant om te lezen hoe het er aan toeging in de Jappenkampen, ook al
is misschien niet alles waar. Het boek bleef me boeien, ik heb het dan ook in een paar
dagen uitgelezen.
|