G.A. Bredero - Spaansche Brabander Jerolimo
1e Druk: 1618
Onderwerp:
Het onderwerp van dit toneelstuk is het weergeven van het dagelijks
leven in Amsterdam omstreeks 1576. In deze tijd groeide Amsterdam van een klein stadje tot
een grote handelsstad. Brabant was bezet door de Spanjaarden en daarom trokken veel
Brabanders naar het noorden. In Amsterdam was twist tussen de Amsterdammers en de
Brabanders. Dit wordt in het toneelstuk ook weergegeven. Als je de achtergronden weet ga
je het stuk waarderen. Tijdens het lezen viel ik vaak bijna in slaap en ik kon mezelf niet
veel indenken bij de situatie. Na het achterhalen van achtergrond informatie is het stuk
opeens boeiender geworden.
Het onderwerp is goed uitgewerkt. Je kunt heel duidelijk de
personages herkennen als een bepaald volk. Alle personages zijn als het ware
personificaties van verschillende volkeren. Zo wordt op kleine schaal beschreven wat er op
grote schaal gebeurt.
Gebeurtenissen:
Er gebeurt eigenlijk niet zo veel in het stuk, in ieder geval niet
iets groots. Wel speelt de pest een grote rol in het stuk. Mensen vluchten voor de dood.
Dit wordt goed beschreven. De passage waarin een lijk richting het huis van Jerolimo en
Robbeknol gedragen wordt, is erg lachwekkend. Verder is speelt het leven van alledag,
niets bijzonders eigenlijk.
Ook is het mooi om te zien dat steeds verder in het verhaal
duidelijk wordt dat Jerolimo helemaal niet zon nette heer is en net zo graag als
Robbeknol zijn maag goed vol wil eten.
De verdere gebeurtenissen zijn eigenlijk de verhaallijn om het stuk
een beetje interessant te maken. Aan het eind van het stuk komen veel mensen bijeen voor
het huis van Jerolimo, omdat hij bij ieder van hen nog schulden heeft. Jerolimo had dit
natuurlijk aan zien komen en is gevlucht.
Personages:
De hoofdpersonen zijn niet echt helden. Ze doen niets heldhaftigs, ze
zijn eerder antiheld. Jerolimo in ieder geval. Hij beweert een heer te zijn, maar hij kan
zichzelf niet bewijzen. Je ziet hiervan een ontwikkeling in het verhaal, waaruit steeds
duidelijker wordt dat Jerolimo geen echte heer is. Robbeknol blijft het hele verhaal door
zichzelf. Aan het begin van het verhaal heeft hij zichzelf geïdentificeerd. Tijdens het
lezen kon ik met niet echt verplaatsen in een van de personages, maar ik kon me wel
enigszins iets voorstellen van de eetpartijen. Voor de rest was het niet erg herkenbaar.
Opbouw:
Aan het eind van het verhaal kwam ik erachter dat het hele stuk in
rijm was geschreven. Dit vind ik toch goed gedaan, want in grote lijnen kon je het verhaal
best goed volgen. Dit komt misschien ook omdat het een toneelstuk is en je weet dus van
iedereen wie ze zijn of wat ze doen. Maar je ziet het verhaal wel van de kant van Jerolimo
en Robbeknol. Wat daarbuiten gebeurt weet je niet.
In het verhaal wordt ook het thema duidelijk, wat aan het eind van
het verhaal ook verteld wordt. Je hebt al lezende en luisterende op kunnen merken dat
iemand er wel op een bepaalde manier uit kan zien en kan handelen, maar eigenlijk helemaal
niet zo is.
Het boek begon me eigenlijk pas te boeien toen ik achtergrond
informatie aan het zoeken was. Zo kwam ik meer te weten over de tijd waarin het stuk zich
afspeelt en je gaat ook passages begrijpen, waarvan je anders zou zeggen dat het
onbelangrijk was.
Taalgebruik:
Het taalgebruik is soms best moeilijk te begrijpen. Je herkent
woorden niet en daardoor mis je soms een groot deel van de tekst. De grote lijn van het
verhaal kun je wel opmaken uit de context. Het taalgebruik past wel goed bij de
personages. Taalgebruik kan veel over een persoon zeggen. Je zou niet zeggen dat zulke
platte taal zon 400 jaar geleden in Amsterdam gebruikt is in
vergelijking met het taalgebruik van de Amsterdammers uit deze tijd. Het taalgebruik is
heel anders dan het taalgebruik van nu, dus ik kan er niet veel over zeggen.
Politieke achtergronden:
In de tijd waarin het verhaal zich afspeelt, 1576, is er veel
rivaliteit tussen de verschillende gewesten van de Nederlanden Dit alles speelt gedurende
de tachtigjarige oorlog (1568-1648), waarin de Nederlanden in oorlog waren met Spanje.
Deze rivaliteit wordt duidelijk naar voren gebracht, met name de rivaliteit tussen Holland
en het Spaanse Brabant.
Robbeknol is als het ware de personificatie van het
platte Holland en Jerolimo die van het beschaafde Spaanse Brabant.
Ook bestaat er een zekere rivaliteit tussen Holland en het oosten van
de Nederlanden. Dit zien we in het verhaal terug bij het gesprek tussen Jan Knol en de
twee immigranten, Andries en Thomas.
Verder wordt er binnen het verhaal gesproken over het geloof in die
tijd. Zo wordt er bijvoorbeeld gesproken over de ketters en bovendien is er sprake van de
Geuzen.
Schout:
[
]
En dan zijn er ook nog de stel opstandige geuzen en ketters die zich
door de duivel laten bekoren
En met hun predikingen de orde verstoren.
Dat is nadelig voor de Moederkerk en de heilige inquisitie.
Ik moet ze vangen in het belang van de goddelijke justitie,
Want de Spaanse Bloedraad heeft verklaard
Dat ze veroordeeld zijn tot de dood door middel van water, vuur en
zwaard.
Het kan geen uitstel dulden, dat ketterse volkje moet verdwijnen;
Onkruid verspreidt zich minder snel dan deze goddeloze zwijnen.
Er is gisteren weer een geuzenlied boek verspreid
Dat bitter schimpt en scheldt op onze geestelijkheid
En op onze paus in Rome en alles wat erbij hoort;
Ja, zelfs op de koning, dat heet majesteitsschennis met een mooi
woord.
Sociaal-economische achtergronden:
Op het moment dat Antwerpen in handen van Spanje valt trekken
zwervers, kooplui, ambachtslieden, boeren en hoeren naar Amsterdam. Door de oorlog
verandert Amsterdam van een klein stadje in een belangrijke handelsstad.
In die tijd grijpt ook de pest om zich, doordat veel mensen opeens
bij elkaar kwamen te wonen en de hygiëne binnen de stad erbarmelijk was. Hier komt ook
het Fortuna motief om de hoek kijken. Men ziet dat ondanks de welvaart en vooruitgang in
Amsterdam het noodlot toe kon slaan Zodat zelfs de meest vooraanstaande en gezonde
Amsterdammer ziek kon worden en kon sterven. Dit zien we ook terug in het gesprek tussen
Jan, Floris en Andries:
Jan:
Wel, Floris Harmenz, waar ga je heen met de baar?
Wie is er dood?
Floris:
Adriaan Pils, de man van vrouw Barber, je oude
drinkgenoot.
Andries:
Andries Pils dood? Dood? Dood? Dat is een wonder.
Je kunt geen mens meer vertrouwen. Niemand in de stad was gezonder, of sterker. Hij
zat zo goed in het vlees en liep nog met gezwinde pas.
Jan:
Heeft hij lang op bed gelegen, aan welke ziekte is
hij overleden?
Floris:
Ze zeggen aan de gave Gods (= de pest, de zwarte
dood)
Jan:
Durf je dan wel naar beneden?
Floris:
Wat, zou ik niet naar binnen durven? Daar zou je
mooi van op kijken. Ik ga snachts wel eens met de doodgraver in een kuil met twintig
lijken. Ik denk maar zo: als ik mijn naam op de lijst zie staan, weet ik dat
het ook met mijn leven is gedaan. Als je naam op de lijst staat, dan helpen al de kruiden
van de hele stad geen mallemoer: al stribbel je nog zo
tegen, je hebt je leven gehad. De mensen vluchten uit angst; maar zelfs al zou je op Texel
zijn: de dood vind je overal, al zou je in de muur gemetseld zijn. De dood spaart rijk
noch arm, tegen de dood bestaat geen enkel schild.
Genre:
Hier staat dat het geen blijspel is. Spaansche Brabander behoort tot
de renaissanceliteratuur en is een revueachtig spel met een lerend karakter. Ondanks het
de kenmerken van een blijspel heeft, zoals:
-spreektaal
-happy end
-mensen uit lagere klassen in belangrijke rollen,
is dit niet het geval. Het heeft namelijk een tragische ondertoon,
dus het valt eerder onder de categorie tragie-komedie. Spaansche Brabander kan ook tot het
epische theater gerekend worden: er is sprake van een aaneenschakeling van scènes die
niet lineair verbonden zijn, maar betrekking hebben op het thema.
Thema:
Het boek heeft niet echt een thema maar eerder een moraal. De
moraal is dat je soms wel met mensen om kunt gaan, maar ze dan nog niet helemaal kent of
weet hoe ze zijn.
al siet men de luy men kentse daarom niet
Aemultatio:
Het verhaal van de Spaansche Brabander is gebaseerd op een
schelmenroman, Lazarillo de Tormes, van de Spaanse schrijver Diego Hurtada de Mendoza. Dit
verhaal werd in 1561 in het Frans vertaald en in 1579 in het Nederlands.
Bredero heeft de Spaanse stof genationaliseerd: hij heeft
Amsterdamse types gecreëerd en aan het voorbeeld verhaal taferelen uit het Amsterdamse
leven van alledag toegevoegd.
Bovendien heeft Bredero het origineel "verduytst"
Verduytsen is het aanpassen van een origineel aan het 17e eeuwse
publiek, om het voor het publiek interessanter en begrijpelijker te maken en om het
voorbeeld te overtreffen.
Kritiek:
Er zijn verschillende punten van kritiek in de Spaansche Brabander:
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:l0 level1 lfo1;
tab-stops:list 18.0pt">·
Kritiek op de Brabantse taal: Robbeknol noemt de Brabantse taal een
moye mengelmoes van allerlei volkeren.
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:l0 level1 lfo1;
tab-stops:list 18.0pt">·
Kritiek op de Hollandse taal: Jerolimo noemt de Hollandse taal bot
Hollants Hij zegt over zijn eigen taal: hee-ro-yck, modest en vol
perfeccy
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:l0 level1 lfo1;
tab-stops:list 18.0pt">·
Kritiek op bedelen: men verbiedt mensen te bedelen. Dit is voor Moffen,
Poep en Knoet (Twent of Drent).
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:l0 level1 lfo1;
tab-stops:list 18.0pt">·
Kritiek op de Brabanders: Amsterdammers vonden dat de Brabanders in
Amsterdam negatieve invloed hadden op het politieke gestel. De Brabanders
daarentegen vonden dat zij welvaart gebracht hadden in Amsterdam. Amsterdammers klagen in
de Spaansche Brabander over de onbetrouwbaarheid van de mensen. Die
Brabanders.
style="margin-left:18.0pt;text-indent:-18.0pt;mso-list:l0 level1 lfo1;
tab-stops:list 18.0pt">·
Kritiek op de priesters: ze roepen vanalles, maar eigenlijk weten ze
zelf helemaal niet wat ze zeggen.
· Kritiek op de Geuzen en de ketters: zie politieke
achtergronden.(citaten van de Schout)
|