Boekverslag : G.a. Bredero - De Klucht Van De Koe
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2387 woorden.

Punt 1: bibliografische gegevens.

Eventuele ondertitel/motto: 't kan verkeren (motto)
Jaar van uitgave: 1612
Jaar van de gelezen uitgave: 1995 (3e druk)
Uitgeverij + plaats: Taal & Teken, Leeuwarden
Aantal pagina's: 63

Punt 2: informatie over de schrijver - relevantie.

Gerbrand Adriaanszoon Bredero is geboren op 6 maart 1585 in de stad Amsterdam en stierf in augustus 1618 op drieëndertigjarige leeftijd, na een slepende ziekte. Hij was zoon van een schoenmaker uit de gegoede burgerij.
Nadat Bredero geboren was groeide Amsterdam snel, maar hij voelde zich erg vrij en dat kun je ook wel zien aan de rake typeringen die hij in zijn werk van het Amsterdamse straatleven heeft gegeven. Hij heeft een keer gezegd, dat alleen iemand die zich sterk tot zijn onderwerp aangetrokken voelt, in staat kan zijn om de mensen en situaties uit zijn omgeving zo treffend te beschrijven dat ze eeuwen later voor de lezer opnieuw tot leven komen.
Bredero heeft, zoals veel andere schrijvers wel gehad hebben, geen "geleerde" opvoeding gehad. Hierdoor kende hij geen Grieks of Latijn (in de renaissance belangrijk) en waren zijn verhalen, dus de onderwerpen en het taalgebruik, meestal eenvoudig in tegenstelling tot andere schrijvers. Maar doordat hij het leven uit de middeleeuwen eenvoudig beschreef, heeft men ook leren hoe de mensen in de middeleeuwen leefden. Hij heeft zijn belangrijkste kluchten in 1612/1613 geschreven. Andere kluchten die hij heeft geschreven (ongeveer ook tussen 1612-1617) zijn: 'Griane', de 'Klucht van de molenaer', 'Moortje' en niet te vergeten 'De Spaanschen Brabander'.

Punt 3: inhoud van het boek.

Genre: een 'Klucht'

Korte inhoud/samenvatting: (bron: bibliotheek - uitrekselmap)

Het stuk speelt in de omgeving van Amsterdam. Ghijsje, de gauwdief, opent met een monoloog. Een waarzegster had hem voorspeld, dat hij omtrent zijn achttiende jaar aan de galg zou sterven. Maar tot nu toe is alles goed gegaan. Laatst nog heeft hij een goede vangst gedaan in de rederijkerskamer. In sommige dorpjes bestaan zelfs wetten, waardoor de burgers verplicht worden beter op hun zaakjes te passen. Op velerlei manieren wordt er gegapt en gestolen; ieder doet het op zijn eigen manier: de een smokkelt met het gewicht van de koopwaar en de ander speelt vals bij het kaartspel, een derde - de boekhouder - besteelt zijn meester. En al die rijke meneren, wie zegt dat ze eerlijk aan hun geld zijn gekomen? Dan komt hij bij een huis in de buurt van een kalkoven. Voor het huis zit Dirk Thijssen, de boer. Ghijsje vraagt om wat eten en onderdak. De gauwdief eet en drinkt als het een lust is. Hij blijkt in Oudekerk te zijn aangekomen. Hij verteld de boer dat hij uit Keulen komt.
De boer zegt hem dat hem tot zondag moet blijven.
Men danst en drinkt en eet, want moeder de vrouw die kan koken als de beste. De tijden worden slecht, maar gelukkig heeft de boer nog de koe: dat is er een die je in de hele streek niet beter vindt. De gauwdief, die voor een rijke koopman speelt, en de boer gaan vroeg slapen omdat ze de volgende dag naar Amsterdan zullen gaan.
Joosje, de optrekker (=fuifnummer) die in Amsterdam loopt te zingen, heeft ruzie gehad met zijn vrouw. Hij geeft een beschrijving van zijn vrouw die zeer onvoordelig uitvalt. Hij heeft in middels 'Het Swarte Paerd' bereikt en besluit daar eens een kijkje te nemen. De waardin, Giertje van Friesland, weigert hem open te doen, maar even later zit hij toch achter een pot bier. Uiteindelijk valt hij toch op zijn stoel in slaap, dronken. De gauwdief, Ghijsje staat midden in de nacht op om de vette koe uit de stal te halen en haar naar een hooiberg in de buurt te brengen bij een hofstede, genaamd: 'Kostverloren'. Daarna gaat hij weer snel terug en niemand heeft wat gemerkt. De volgende ochtend gaan de boer en hij op pad. Als ze langs kostverloren komen zegt Ghijsje dat hij nog geld te goed heeft van de eigenaar van de hofstede. Hij zou het nu wel even gaan innen, terwijl de boer wacht. Ghijsje kan de boer wijs maken dat hij de koe heeft gekregen in plaats van geld. De boer vindt het maar vreemd, want hij denkt echt dat het zijn koe is. Ghijsje krijgt de boer ook nog zover dat de boer de koe gaat verkopen en dat ze elkaar weer in het swarte paert zullen zien. Inmiddels is joosje , de optrekker, ook weer wakker geworden, de gauwdief drinkt dan samen met Joosje en Giertje een biertje totdat de boer komt. Dan begint het feest echt en de gauwdief zal alles betalen. Als ze honger krijgen zal Ghijsje wel even vlees en vis halen bij Pieter de Kock. giertje leent hem twee borden en de optrekker zijn mantel waaronder het lekkers bewaard kan blijven. Het feest wordt verstoord als Keesje, het zoontje van de boer huilend de herberg binnen komt en verteld dat zijn vader zijn koe is gestolen. nu begrijpt hij dat hij op slimme wijze door de gauwdief is beet genomen. De boer moet nu alle drinken betalen en vraagt Giertje te zwijgen over wat er is gebeurt. De boer zegt aan het einde nog: "Hij hetter niet ghestolen, wij hebbent hem alledrie ghegheven."

Waar het verhaal zich afspeelt: De eerste plaats waar het verhaal zich afspeelt is natuurlijk in Amsterdam, voornamelijk in "het Swarte Paert". Als tweede in Oudekerk, waar de boer woont. En tussen die twee plaatsen in bij het hof "Kostverloren".
Wanneer het verhaal zich afspeelt: De exacte datum is bij dit verhaal niet bekend, maar het speelt ongeveer ook rond Bredero zijn tijd dus ongeveer ergens in de 17e eeuw.

Thema: Het thema dat in dit verhaal centraal staat is een 'Klucht'. Net als bij al die andere belangrijke verhalen van Bredero. (Moraal vertrouw nooit een vreemde, ook al is het nog zo'n beste vent, want je bent echt in een mum van tijd je zaken kwijt).

Verklaring van de titel: Het thema is dus een klucht en de gauwdief die weet op een hele slimme manier (klucht) de koe van de boer te stelen. Dus vandaar de 'Klucht van de Koe". (Het motto is meer iets dat Bredero dacht dus dat kun je dat ook niet echt verklaren).

Punt 4: de structuur van het boek.

Tijd: Het is dus niet echt duidelijk wanneer het stuk zich afspeelt, wel is het duidelijk dat bijna alles in chronologische volgorde gespeeld wordt. Maar er zijn ook uitzonderingen, bijvoorbeeld in de dialoog dat de gauwdief in de herberg zit en ondertussen Joosje weer ontwaakt was. Van tijdsprongen is eigenlijk geen sprake, omdat het hele stuk wel in èèn stuk tijd aan elkaar door wordt gepeeld.

Ruimte: Het stuk speelt zich eigenlijk alleen in Amsterdam en rond Oudekerk af. En over de omgeving wordt niet veel verteld, alleen over een kalkoven bij de boer zijn huis en over de polders (hier begint Ghijsje over te praten als de boer vermoedt dat de koe zijn koe is).

Perspectief: Deze is per dialoog weer anders. dus bijvoorbeeld: Giertje: "wie klopt daar?" en dan vervolgens Joosje: 'Ik ben het Giertje. Doe open, meid. Alsjeblieft mijn kind. Toe schat, tap me een biertje. Eigenlijk is het dus gewoon de hij/zij verteller (personale verteller).

Punt 5: figuren.

Hoofdfiguren:

  1. Ghijsje. Hij is eigenlijk de belangrijkste personage uit het boek. hij is de gauwdief, dus hij haalt de 'klucht' uit door op een slimme wijze de spullen van andere personen te stelen. Hij heeft dus een heel slim karakter, maar hij doet zich voor als een 'doodgewone' koopman die in het begin om een slaapplaats zoekt. De ontwikkeling die hij in het verhaal doormaakt is dat hij het begin zelf niet eens weet hoe hij deze 'beroving' aan zal pakken en later het heel goed af heeft laten lopen.
  2. De Boer (Dirk Thijssen). Deze is èèn van de drie personen die aan het einde van het verhaal de pineut is (hij het meeste). In het begin geeft hij onderdak aan de gauwdief, waar hij later ongetwijfeld spijt van zal krijgen. Van zijn karakter kom je eigenlijk niet veel te weten, wel dat hij niet zo slim is omdat hij zijn eigen koe niet eens herkend en hij Ghijsje blindelings geloofd. De boer maakt ook niet echt een ontwikkeling door, wel vindt hij op 't einde dat de gauwdief zijn spullen gekregen heeft en niet gestolen.
  3. Joosje. Hij speelt in deze klucht als een optrekker (=fuifnummer). Zijn karakter is hoogstwaarschijnlijk een beetje agressief, want hij komt in het swarte paert omdat hij ruzie met zijn vrouw heeft gehad. En hij wil ook met de waardin naar bed en zeurt daar een poos over. De ontwikkelingen die hij meemaakt zijn niet echt duidelijk, eigenlijk is hij gewoon een persoon die meespeelt in het stuk en op het einde zijn mantel verliest.

Bijfiguren:

  1. Friese Giertje. Zij is een begeerde vrouw die de herberg "Het Swarte Paert" beheerd. Joosje en Ghijsje vinden haar allebei wel interessant, maar zij is getrouwd (haar man zit wel in het buitenland). Ze heeft een aardig vast karakter, want ze wil beslist dat er betaald wordt, ongeacht wie dat doet. En laat zich niet zomaar verleiden door een stel kerels. Zij maakt net als de boer en Joosje ook niet echt een ontwikkeling door in het verhaal.
  2. Keesje. Dit is het zoontje van Dirk Thijssen, de boer. Hij speelt eigenlijk een hele kleine rol in het stuk, nl. dat hij huilend komt vertellen dat zijn vader zijn koe is gestolen. Dus bij hem is geen karakterbeschrijving of ontwikkeling te geven.

Punt 6: eigen mening/recentie.

  • Als eerste vind ik dat het boek voor zijn omvang weinig inhoud bevat, je kunt met 63 pagina's wel iets veel indrukwekkenders schrijven. Voor de rest was het een dun en prettig boekje om te lezen, vooral omdat je het in een dik uur kunt lezen. De vertaling was goed en je bleef niet op sommige stukjes hangen.
  • Een moreel argument voor dit toneelstuk is dat het erg sluw, maar knap in elkaar zit.
    In het begin lijkt het verhaal een heel braaf en netjes verhaal, iedereen doet rustig en vriendelijk, maar naarmate het verhaal verder gaat wordt het steeds onfatsoenlijker en smeriger. Want de personages gaan naar de kroeg er worden dronken en gaan vrouwen lastig vallen. En op 't einde wordt er dus gefeest en gestolen.
  • Qua emotionele argumenten is het stuk over het algemeen en tikkeltje meeslepend. Dit is zo omdat het telkens een lange tijd duurt voordat er echt iets gebeurt. Ook is het verhaal op zich èèn groot stuk slijmen bij elkaar om wat voor elkaar te krijgen, bijvoorbeeld dat Joosje in de kroeg wil en hij zijn zin ook nog krijgt of dat Ghijsje het voor elkaar krijgt dat de boer zijn eigen koe gaat verkopen. Voor de rest was het wel een goed stuk, omdat er op een goede wijze werd beschreven hoe Ghijsje zijn sluwe plannen uitvoerde.
  • Het verhaal paste goed in de werkelijkheid, want alles zou zo echt kunnen gebeuren.
    Er staan dus geen dingen in die niet echt zouden kunnen gebeuren of die alleen in je fantasieën kunnen voorkomen. Ik kon het verhaal me goed inbeelden, dit komt natuurlijk ook omdat het niet een erg moeilijk boek was. Als iemand in het boek een karakterbeschrijving kreeg, werd die ook heel duidelijk overgebracht tot de lezer.
  • De vorm van deze klucht zit wel redelijk in elkaar. Over het algemeen was het niet te lang en niet te kort, maar toch zat het op sommige momenten wel wat losjes in elkaar. Je haalde heel snel Ghijsje, de gauwdief en Joosje, de optrekker door elkaar, en als die twee dan een dialoog met elkaar hadden of als de een op het ene moment iets zei en de schrijver dan weer ineens naar de andere overschakelde en die wat zei, werd je toch gauw in verwarring gebracht. Ook werd het hele verhaal door gerijmd, bijvoorbeeld, de boer: "op je gezondheid" en dan zei de gauwdief vervolgens: "van 't zelfde…ik drink graag een biertje op zijn tijd" etc.
  • Aan het verhaal zat eigenlijk weinig leerzaams. Ik heb alleen geleerd hoe mensen vroeger iemand bedroog (boekhouden, kaarten of onjuiste gewichten). Ook was het niet een verhaaltje dat je echt aan het denken zette. Maar het is weer eens wat anders dan een 'gewoon' leesboek, en dus verloor je je interesse er niet snel bij.
  • De hoofd- en bijpersonen in dit boek zijn, vind ik, wel aardig goed gekozen voor een verhaal als deze. Vooral de boer en de gauwdief waren niet alleen belangrijk, maar ook geschikt om in zo'n klucht te spelen. Alleen de optrekker vond ik wat minder gekozen, hij had beter kunnen worden vervangen door bijvoorbeeld een slager of een marktkoopman.

Punt 7: opdracht/verslag.

Voor dit boek heb ik gekozen om er een gedicht over te maken als opdracht. Omdat er in het stuk zelf ook nogal gedicht en gerijmd wordt lijkt het mij wel toepasselijk.

Bij de gauwdief Ghijsje stond de boer dit maal op zijn lijstje. Toen hij de boer zijn koe zag, stond hij helemaal paf. Hij stal het dier bij nacht en zette hem neer bij huize kostverloren zonder sporen en zonder kracht. Hij ging er samen met de boer mee op pad die niets door had. De boer verkocht het dier voor 10 geldstukken en had nog steeds niet door dat de gauwdief hem kaal stond te plukken. Na de verkoop van het beest, begon voor hen allen het feest. Maar dat duurde helaas niet voor lang, want Keesje kwam binnen met de tranen in de ogen en vertelde dat Ghijsje hen allemaal had bedrogen. Maar ja, die konden ze niet meer pakken, want hij was al lang gevlogen…..

Punt 8: bijlagen.

Hier kon ik niet echt veel voor vinden, alleen een portret van Bredero.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen