![]() |
Boekverslag : Ferdinand Bordewijk - Bint : Roman Van Een Zender
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 4089 woorden. |
Grote Lijsters, Wolters-Noordhoff 1998 Groningen 76 bladzijden Samenvatting: De Bree meldt zich op een novemberochtend aan bij de school van directeur Bint om daar een leraar te vervangen voor één schooljaar. Deze leraar blijkt weggepest te zijn door een klas, genaamd 4d. Bint eist een stalen tucht van De Bree, omdat anders deze leerlingen veel te bandeloos worden. Bint vindt zijn gedachtegang tamelijk modern. Dit zegt Bint, terwijl hij De Bree naar zijn klas leidt, die in de kelder ligt. Het systeem van Bint blijkt erg berucht te zijn bij de wethouder en er mogen ook geen nieuwe mensen komen op deze school door de vele klachten over het systeem. Er zijn daardoor alleen nog maar vierde en vijfde klassen. De Bree moet les gaan geven aan de vier vierde klassen. Wanneer De Bree voor zijn klas 4d staat, kijkt hij ze eerst aan en merkt op dat deze klas aanvoelt als de hel en hij geeft de klas ook de bijnaam ‘de hel’. De Bree noemt de namen op en hij merkt op dat de leerlingen van plaats zijn gewisseld en hij verklaart ze meteen de oorlog. De eerste lessen geeft De Bree geen les, maar kijkt de leerlingen alleen maar streng aan en geeft ze om het minste geringste straf. Later blijkt dat de ergste leerlingen van de school bijeengezet zijn in de klas 4d door Bint, zodat Bint de leraren kan testen. Als ze namelijk deze klas doorkomen dan zijn ze goed voor het systeem van Bint. De andere klassen zijn veel gemakkelijker voor De Bree en hij geeft ze de bijnamen ‘De Bruinen’, ‘De Grauwen’ en ‘De Bloemenklas’. Maar één leerling uit de laatste klas staat hem niet aan, hij heet Jérôme Fléau, en ziet hem als een gevaar. Wat De Bree opmerkt aan de klassen is dat elke klas afzonderlijk één wezen vormt, ondanks de individuele verschillen. De Bree maakt kennis met de andere leraren en ze blijken allemaal, behalve een leraar genaamd Keska, achter het systeem van Bint te staan. De Bree wordt geobsedeerd door het systeem van Bint. Bij de eerste vergadering over het kerstrapport krijgt De Bree meer te horen over het systeem: zo zijn er behalve lerarencijfers ook de schoolcijfers die je uiteindelijke rapport vormen. Als je een slecht kerstrapport hebt, word je geadviseerd meteen van school te gaan. Zo heeft Van Beek een slecht kerstrapport en met hij van school. Bint wenst niet rekening te houden met de moeilijke situatie, zijn vader is namelijk net overleden, waarin deze jongen zit en ook niet met de dreiging van zelfmoord van deze jongen. Hij zal dus van school moeten gaan. Wel waarschuwt Bint alvast dat als Van Beek zelfmoord pleegt, dat de leraren dan uit moeten kijken voor Fléau. Bint ziet in dat als Fléau in samenwerking met de conciërge zich gaat verzetten dat hij deze ongewenste elementen van zijn school kan sturen. Wanneer Van Beek tijdens de kerstvakantie inderdaad te overlijden komt organiseert Fléau in samenwerking met de conciërge een protest- en stakingsactie. Maar Bint stuurt daar de klas 4d, die als één man achter Bint staat, erop af en zij rekenen af met de opstandelingen. De leraren bemoeien zich er niet mee. De school is na het ontslag van de conciërge en het wegsturen van Fléau gezuiverd van slechte elementen en heeft Bint bereikt wat hij wilde. De Bree begint in te zien dat 4d het perfecte voorbeeld van het systeem van Bint is en dit merkt hij ook op bij een fietstocht die de Bree maakt met de helft van De Hel. Als namelijk twee jongens zich afscheiden van de klas en later terugkomen worden zij gestraft door de klas, net als Bint wensen zij geen splijting van het korps. De Hel wordt en bloc overgezet naar de eindexamenklas. Bint zegt tegen De Bree dat hij welkom is om het laatste jaar les te komen geven, waarop De Bree eerst weigert omdat hij met een studie over Anna Maria van Schuurman bezig is, maar na lange overweging besluit hij toch te blijven. Als hij volgend jaar komt ziet hij dat de leerlingen uit De Hel er meer volwassen uit zien, maar omdat het weer een rumoer is in de klas, verklaart hij hun opnieuw de oorlog. Het blijkt dat Bint weg is en de waarnemend directeur zegt dat het om de dood van Van Beek is. Het systeem van Bint was sterker dan Bint zelf. De Bree probeert nog contact met Bint te krijgen maar steeds wordt gezegd bij zijn huis dat hij er niet is en De Bree begrijpt dat Bint dood voor iedereen wil zijn en dat Bint alleen voor de school leefde. Verklaring van de titel: De titel van dit boek is genaamd Bint. De verklaring van deze titel is makkelijk: de directeur van de school waar De Bree gaat werken, is genaamd ‘Bint’. De ondertitel luidt Roman van een zender, en het woord zender doet eerst denken aan de titel van dit boek, namelijk Bint. Zou Bint de zender zijn? Het woord zender komt maar één keer voor in dit verhaal, namelijk op bladzijde 22: De Bree las hier en daar nog eens in zijn inleiding. Het was niet buitengewoon nieuw, maar daarom nog niet slecht. Men hoefde niet nieuws te zeggen. Men zei het maar in het geluid van zijn tijd. In deze bladen was De Bree de zender van zijn eigen tijd. Het klonk werkelijk heel goed. De Bree ziet zichzelf hier als de zender van zijn eigen tijd. Maar daarna gaat hij Bint steeds meer als de zender van zijn eigen tijd zien. De Bree ziet hem als een zender van de tucht. Ik denk dat de ondertitel ‘…….zender’ betrekking heeft op Bint, maar het toont Bint, gezien door de ogen van een ‘apostel’, een ‘gelovige’, dat wil zeggen De Bree, die zichzelf is gaan zien als de leerling van Bint. Perspectief: Het verhaal wordt verteld vanuit de auctoriale verteller; dit heb ik gemerkt doordat je meer informatie verteld wordt dan de hij-persoon, namelijk De Bree, in feite weet. De auctoriale verteller kan de verhaalpersonages van buitenaf en van binnenuit beschrijven. In het verhaal Bint wordt deze innerlijke handeling zichtbaar gemaakt, en die heeft betrekking op één personage, namelijk De Bree. Voortdurend word je geconfronteerd met de zienswijze van Bint op de school, het beleid van Bint en de gebeurtenissen. Voor de rest wordt iedereen alleen van buitenaf bekeken, behalve Bint, deze wordt namelijk in één passage ook van binnenuit beschreven: Bint was trots. 4D was zijn gaafste werk. Er was hier iets gevaarlijks en onberekenbaars dat hem trok. Er was iets vertrouwds dat hem meer trok. Er zaten zulke geweldige schobbejakken. Toch had 4D een hoog ontwikkeld gevoel van saamhorigheid met de school. Het regende hier altijd straf, en niemand uitte ooit een klacht. Er was een neiging tot losbandigheid, maar nooit een neiging tot verzet, collectief. 4D deed geen greep naar de macht. 4D erkende zijn systeem, wàs het. Hier kun je dus aanzien dat onder de o zo nette Bint toch een kwajongen schuilt, die eigenlijk ook een leerling van 4D wilt zijn. Van de persoonlijkheid van De Bree krijgt men een tamelijk compleet beeld. Tijdsaspecten: De vertelde tijd van het verhaal is ongeveer 10 maanden: het begint namelijk op een dag in november en eindigt bij het begin van een nieuw schooljaar, dus in september. De verteltijd is 76 bladzijden in De Grote Lijsters van 1998. Het verhaal speelt zich af in de school van directeur Bint. Het verhaal is chronologisch verteld, hoewel er een zeer klein aantal flashbacks in zitten. Het tempo waarin het verhaal wordt verteld ligt vrij hoog: er verstrijkt veel vertelde tijd in weinig tekst. Er zit ook veel tijdsverdichting in. Het verhaal kan in twee fasen worden onderscheiden: de eerste fase loopt tot en met de demping van het oproer, de tweede fase beschrijft de periode daarna. Begin: Het begin van het verhaal is een begin in medias res. Er wordt je haast niets uitgelegd over het personage zelf en al helemaal niet wat hij gaat doen. Het enige wat je meteen wordt verteld is dat het denken van De Bree hoekig en nors was. Pas gaandeweg in het verhaal word je duidelijk gemaakt wat hij gaat doen en waarom. Einde: Dit verhaal heeft een open einde: je blijft met de vraag in je hoofd zitten waarom Bint van zijn school is weggegaan en waar hij nu is. Thema en Motieven: Het thema: Het thema van dit verhaal is ‘(persoonlijke) tucht als vorm van zelfbehoud in een chaotische wereld vol angst’. Bint is de personificatie van zijn allesoverheersende tucht. Hij denkt dat alleen met deze tucht van de leerlingen echte kerels kunnen worden gemaakt, zodat ze het kunnen redden in de maatschappij. Deze maatschappij is namelijk hard en je hebt discipline nodig, wil je iets bereiken. Bint wil met zijn systeem orde scheppen in de chaotische wereld. Uiteindelijk gaat Bint zelf aan zijn systeem ten onder De motieven: 1) Chaos en verwildering, dit motief is een herhalingsmotief. Je komt de chaos overal tegen: de klas 4D is een chaos, het leven van De Bree was een chaos voordat hij op de school kwam. 2) Identiteitsverwisselingsmotief, je leest dat De Bree verandert van een romantisch en fantastisch persoon in de persoon die de tucht volgt. Eerst dacht hij bijvoorbeeld dat Van Beek beschermd moest worden, maar hij stemt toch in met Bint om hem van school af te sturen. De Bree neemt het systeem van Bint helemaal over en verandert in een krachtig en hard figuur. 3) School-maatschappijmotief. Bint heeft een tucht gemaakt op school, die de leerlingen moet beschermen tegen de hedendaagse maatschappij. 4) Rebellie, dit is ook een herhalingsmotief. Ten eerste heb je 4D die de hele tijd een rebellie voert tegen de leraren, ten tweede heb je Keska die als enige leraar opkomt tegen de tucht van Bint en ten derde de oproer tegen het systeem van Bint door alle leerlingen, behalve die van 4D. Personages: De Bree De Bree is de enige round-character in dit verhaal; onder invloed van zijn contact met Bint en door de gebeurtenissen die zich door toedoen van Bint in de loop van het beschreven schooljaar voordoen, verandert De Bree’s kijk op de werkelijkheid en op zichzelf en wil hij aan zijn leven een wending geven. De Bree lacht nooit en leeft in een kale kamer, waar hij vroeger bezig was met een studie over Anna Maria van Schuurman, een geleerde vrouw uit de 17e eeuw. Hij neemt op de school van Bint zijn eerste betrekking als leraar en is ook niet van plan meer dan een jaar te blijven. De Bree is kort en gedrongen, maar zijn atletisch lijf bezit een macht van kracht. Hij gelooft heilig in het systeem van Bint. Bint Bint is droog, rietmager en kaarsrecht. De naam Bint betekent eigenlijk ‘lange balk’ en hiermee wordt hij dus getekend als een strenge, onbuigzame figuur. Hoewel er wordt verteld in het verhaal dat op het einde Bint niet meer op kon tegen zijn eigen systeem en innerlijk dus een verandering had ondergaan, is Bint toch niet een round-character. Dit komt doordat Bint zelf niet heeft gezegd waarom hij de school heeft verlaten, en zijn net genoemde motieven berusten allemaal op de vermoedens van de leraren. Hij is dus een flat-character, aangezien maar in één passage van het boek het innerlijk van Bint beschreven wordt (zie onder de kop Perspectief). Alle anderen personages zijn allemaal typen. Ze worden allemaal karikaturaal van buitenaf getypeerd, gezien door de ogen van De Bree. Ruimte: Er is sprake van een symbolische ruimte; er wordt gesproken van een sombere novemberochtend als De Bree voor het eerst naar de school gaat. Ook is er een symbolische ruimte aanwezig als je kijkt naar de school. Het uiterlijk van de school representeert de tucht van Bint. De school ziet er erg oud en vuil uit en heel somber en dat is de tucht ook: je mag niet lachen en er heerst strikte discipline en de tucht zelf is een oude wijze om te onderwijzen, hoewel er door Bint wordt gezegd dat het uiterst modern is. Het lokaal waar De Hel in zit, is gelegen in het souterrain, dat ook al somber wordt beschreven en er wordt gezegd dat er haast geen licht doordringt. Al deze symbolische beschrijvingen wijzen erop dat het klaslokaal zelf zich ook al als een hel representeert. Het ligt onder de grond, er dringt geen licht door en er zitten allerlei uiterst vervelende figuren. Waardering: Ik had verwacht dat het boek in een hele oud-Nederlandse taal geschreven zou zijn en dat ik er lang over zou doen om door het boek te komen, maar het is gebleken dat dit verhaal in een makkelijk Nederlands is geschreven en ik kon ook goed doorlezen. De gebeurtenissen konden allemaal wel gebeuren, maar er zaten voor mij persoonlijk toch wel wat dingen in die ik moeilijk kon geloven. Zo is er een klas genaamd 4D, waarover Bint eigenlijk de leiding heeft. Dit vind ik toch best wel raar, als je kijkt naar de klas zelf: het bestaat uit de ergste soort mensen en die krijg je als schoolleiding toch niet onder je? Dan zou ik eerder een van die andere klassen onder mij krijgen. Maar omdat ik heb zelf gekozen voor fantastische verhalen, dus dan kan ik dat wel verwachten. De personages waren wel levensecht beschreven, maar ze hadden niet veel diepgang, ik vond ze stuk voor stuk oppervlakkig en ze toonden haast geen emoties. Maar dit kan te maken hebben met het thema van dit boek zelf, namelijk de tucht. De tucht stelt eigenlijk saaie figuren voor, die geen emoties mogen tonen. Het verhaal zelf vond ik wel enigszins spannend, omdat ik bijvoorbeeld wilde weten wat er zou gebeuren na de oproer of op het reisje naar Frankrijk. Maar het verhaal zelf vind ik nou niet zoveel hebben, ik vond het niet echt een leuk boek. Er gebeurde vrij weinig in, maar dat belette me niet om het verder te lezen. Al met al vind ik het boek goed in elkaar gezet, maar ik vind het verhaal zelf nou niet echt heel goed verzonnen. Ik vond het een beetje een saai en koel verteld verhaal. Historisch Kader Bordewijk heeft zijn literaire werk grotendeels onder eigen naam gepubliceerd en hoewel hij in zijn schaarse interviews consequent vasthield aan de scheiding tussen auteur en persoon, blijkt toch dat er in het werk van deze man sommige dingen verwerkt zijn die verwijzen naar het leven van Bordewijk. Dat geldt bijvoorbeeld voor de plaats van handeling van diverse verhalen en romans. Ferdinand Johan Wilhelm Christiaan Karel Emiel Bordewijk (ja, ik stond ook verbaasd van die naam) werd op 10 oktober 1884 geboren aan de Jan Steenstraat in Amsterdam geboren; zijn vader was refendaris bij het departement van Waterstaat. Maar een jaar later verhuisde het gezin alweer en nam zijn intrek in een huis aan Het Singel, no. 198 (dit huis zou later in de novelle Keizerrijk uit de bundel De Wingerdrank (1937) worden vereeuwigd). In 1894 verhuisde het gezin naar Den Haag. In deze stad zou Bordewijk, hoewel hij nog vele malen verhuisde binnen deze stad, tot zijn dood toe wonen. Deze talrijke verhuizingen kunnen er misschien tot geleid hebben dat Bordewijk zo’n interesse heeft gekregen voor de architectonische eigenaardigheden, die hij later in zijn werken zou verwerken. Na het gymnasium voltooid te hebben, ging Bordewijk rechten studeren in Leiden. Deze universiteitsstad fungeert als locatie voor sommige Fantastische Vertellingen. In december 1911 verloofde hij zich met de componiste Johanna Roepman. Na zijn promotie tot doctor in de rechtswetenschappen in 1912, werd hij in januari 1913 beëdigd als advocaat. In datzelfde jaar vond hij werk op een groot advocatenkantoor aan Boompjes, no. 11, in Rotterdam en hij zou daar blijven werken tot 1919. Dit pand zal later in de roman Karakter (1938) beschreven worden als het advocatenkantoor van mr. Stroomkoning. Ondertussen is Bordwijk in het huwelijk getreden met de componiste Roepman en ze krijgen een zoon, Robert, en een dochter, Nina, de latere auteur Nick Funke-Bordewijk. Van 1918 tot 1920 was Bordewijk tevens leraar handelsrecht aan de Handelsschool aan het Van Alkemadeplein in Rotterdam. Het schoolgebouw is plaats van handeling van de roman Bint (1934). Vanaf 1919 vestigde Bordewijk zich voor de rest van zijn carrière als zelfstandig advocaat in Schiedam, maar hij bleef in Den Haag wonen. In 1916 debuteerde Bordewijk als dichter, onder het pseudoniem Ton Ven, met de onbeduidende bundel Paddestoelen. Maar hij gaf de poëzie op en ging over op het proza en ging experimenteren met het zeldzaam beoefende genre van de fantastische literatuur. In 1919 verscheen zijn eerste prozawerk onder zijn eigen naam, de verhalenbundel Fantastische Vertellingen, in 1923 en 1924 gevolgd door twee gelijknamige bundels in hetzelfde genre, dit waren griezelverhalen vol monsterlijke mensen met bizarre afwijkingen. Deze vonden weinig weerklank. Eind jaren twintig switchte Bordewijk naar een ander genre: de roman. In 1931 debuteerde hij voor de derde maal met de experimentele roman Blokken. Dit boek en de twee eropvolgende, vergelijkbare boeken, Knorrende Beesten (1933) en Bint (1934), brachten hem eindelijk erkenning. Over het laatstgenoemde boek ga ik het hebben: Het boek Bint wordt in 1934 uitgebracht en tezamen met Knorrende Beesten en Blokken, wordt Bordewijk geprezen voor zijn ongewone proza, dat perfect aansloot bij de trend in de internationale avant-garde en afweek van wat in Nederland gangbaar was. In de periode vóór deze boeken had hij het romantisch-expressionisme aangewend voor zijn fantasieverhalen op de manier van Edgar Allen Poe. Maar met deze drie boeken, Blokken, Knorrende Beesten en Bint, komt hij in een nieuwe stijl, de stijl van de nieuwe zakelijkheid. Deze stijl was een uitvloeisel van het expressionisme en maakte ten eerste opgang in de architectuur. Deze architecten, bij wie doelmatigheid en praktisch nut hoog in het vaandel geschreven stonden, gebruikten nieuwe efficiënte bouwmethoden, eerlijke materialen (beton, staal en glas) en sobere constructies. De schrijvers van de nieuwe zakelijkheid introduceerden een geheel nieuw soort literatuur: het snelle, filmische reportersproza met als onderwerp de dynamische grotenstads- en zakenwereld. Hun toon was koel en kritisch; hun stijl onopgesmukt en realistisch. Ze baseerden zich op feiten, schreven weinig psychologiserend en haatten zowel de gevoelsexplosies van de expressionisten als de vormcultus van de late twintigers. Zoals je ook in het boek Bint zal merken heeft Bordewijk deze stijl overgenomen. De toon is kritisch en koel en de personages vertonen haast geen gevoel en hebben ook nauwelijks diepgang. Hij maakt geen gebruik van voorzetsels en verbindingswoorden en hij schrijft alles heel compact op. Zo heb je bijvoorbeeld op de eerste bladzijde van het boek Bint deze zin staan: De lucht lag laag morsig roetig, en een paar zinnen later, Het plein was rechthoekig, gekoolgruisd het midden in een lijst van keien. Aan deze citaten zie je dat Bordewijk nauwelijks gebruik maakt van verbindingswoorden. Ook de namen die Bordewijk in dit verhaal gebruikt zijn opmerkelijk: ze tekenen namelijk de persoon, zetten de toon en bepalen de sfeer. Voorbeelden van namen zijn Whimpysinger, Kiekertak, Bolmikolke, Schattenkeionder, Hamerslag, enzovoort. De eerste druk van Bint wekte heel wat reacties, positieve en negatieve. Menno ter Braak oordeelde in zijn recensie Tien Maal Gehoorzaamheid, positief. Het verhaal was volgens hem: ‘ Uitmuntende groteske, die zeer diep peilt en volstrekt niet afgedaan kan worden met het constateren van het element overdrijving, dat in ieder groteske nu eenmaal onvermijdelijk steekt’. Ook Vestdijk, eveneens een romancier van de nieuwe zakelijkheid, toonde waardering: hij noemde Bint de roman van de tucht. Maar Bint kreeg ook negatieve kritiek: de eerste was G. Stuiveling. Hij zag in de roman een aanprijzing vaan een barbaars en meedogenloos soort opvoedrij. Ook Dirk Coaster was in zijn recensie Bint, of de kroning der schoften tegen de strekking van Bordewijks roman, evenmin A.M. de Jong in een radiorede voor de VARA. Ook was er een angst dat Bordewijk in zijn boeken een soort van neo-fascisme beschreef, aangezien dit in de tijd viel van het beginnende fascistische rijk van Hitler. Bordewijk ging tegen deze drie personen in, in een artikel, getiteld Drie vijanden van Bint. Ten eerste brengt hij hierin naar voren dat de ‘monsterlijke’ beschrijving van de leerlingen van De Hel te verklaren is uit het feit dat ze worden gezien vanuit de ogen van De Bree, een beginnende leraar die al gewaarschuwd is voor deze kinderen door de schooldirecteur Bint en daardoor erg gespannen is en als gevolg daarvan aanvankelijk alles buiten zijn werkelijke proporties ziet. Ook maakt hij bezwaar tegen het feit, dat de zienswijzen of opvattingen van romanpersonages zonder meer herleid worden tot die van de auteur. Zelfs een halve eeuw later is men nog steeds bezig met dit boek en met de kwestie hierboven besproken. Zo werd de kwestie opnieuw naar voren gebracht door Helbertijn Schmitz-Küller, in haar artikel Kwestie van karakter. Hierin bespreekt zij dat Bordewijk zich bewust is geweest van de gevaarlijke kanten van Bints systeem en dat hij daarom wil laten zien, dat zo’n systeem leidt tot de ondergang van degene die het ingevoerd heeft, namelijk Bint. Maar aan de ander kant zegt ze dat de auctoriale verteller, dus Bordewijk zelf, Bint met bewondering beschrijft. Persoonlijk denk ik dat Bordewijk deze personen zo beschreven heeft, dat getoond wordt dat ze incomplete mensen zijn, zonder gevoelens, die een gevaar zijn voor zichzelf en de omgeving. En ik denk dat Bordewijk dan niet die mensen bewondert. Eigenlijk toont Bordewijk een heel interessant onderwerp aan in zijn boek Bint; hij wil namelijk laten zien dat elk slecht systeem uiteindelijk zijn val zal vinden en misschien doelde hij wel op het regime van Hitler. Het systeem van Hitler heeft Hitler zelf namelijk ook op het eind ten gronde gericht. Na Bint volgde in 1938 Karakter, die tezamen met Bint Bordewijks bekendste en populairste werk, dat ook verfilmd is. Dit boek betekende het einde van de experimentele fase van Bordewijk en het begin van een traditionelere fase in zijn oeuvre. Het was een breed uitgewerkte psychologische roman. De stijl werd normaler, de uitbeelding realistischer, de psychologie verfijnder en de verteltrant breder. Dit boek kreeg een groot publiek en had veel positieve kritiek en vanaf nu gold Bordewijk als één van de belangrijke prozaïsten van de eigentijdse Nederlandse literatuur. Dit had tot gevolg dat de bezetter in de Tweede Wereldoorlog sterke druk op hem uitoefende om zich aan te melden als lid van de Cultuurkamer. Maar hij zei eenvoudig dat hij geen schrijversarbeid meer verrichte. Ondertussen was er in 1941 nog wel zijn roman Apollyon verschenen. Gedurende de oorlog ging hij wel door met schrijven in het geheim en zo verscheen bij de illegale uitgeverij De Bezige Bij in 1944 nog Verbrande erven; een plaatsbeschrijving, onder het pseudoniem Emile Mandeau. Naast romans bleef Bordewijk ook verhalen en novellen schrijven, van nogal ongelijke kwaliteit. Soms wist hij nog de geest van de vroegere Fantastische Vertellingen te combineren met de stijl van romans als Blokken, Knorrende Beesten, Bint. Voorbeelden van dat soort boeken waren: Bij gaslicht (1947), Vertellingen van generzijds (1950), Eiberschild en Studiën in Volksstructuur(1951). In 1953 wordt hem onder andere nog een PC Hooftprijs toegekend voor de boeken Studiën in Volksstructuur en De doopvont. Uiteindelijk sterft Bordewijk op 28 april 1965, tachtig jaar oud, in de maand dat zijn roman De Golbertons verscheen. Postuum werd hem hetzelfde jaar de Zilveren Penning van de Gemeente ’s-Gravenhage uitgereikt. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |