![]() |
Boekverslag : Simon Vestdijk - Pastorale 1943
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1675 woorden. |
Titel Pastorale 1943 Auteur Simon Vestdijk Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1995, 22e druk (1e druk 1948) Opdracht Voor Ilse Wertheim en Ro Sanders-Mansfeld Samenvatting Van Bunnik en Schults zijn beide leraar. Van Bunnik is bij Schults op bezoek omdat deze overspannen is, en Schults laat hem zijn schuilkelder zien, waarvan de ingang in de kast met het portret van de lelijke hertogin Margaretha van Karinthië zit. Ze praten nog een tijdje over NSB’ers en dan vertrekt Van Bunnik weer. Van Dale vertelt over de tijd die hij in de Duitse gevangenis heeft meegemaakt, en over de martelingen die eigenlijk helemaal niet zo erg waren als er verteld werd. Schults, Maathuis en Van Dale houden de bruggen in de omgeving in de gaten en seinen bijzonderheden door naar Engeland. Van Dale is waarschijnlijk aangegeven door een vrouw uit de tram, waardoor hij zich verborgen moet houden voor de Duitsers. Schults gaat weer werken. Het gerucht doet de ronde dat één van de leraressen, Mien Algera, met een Duitser gaat, waardoor iedereen haar negeert. In de lerarenka- mer wordt gediscussieerd over de Duitsers en de oorlog. Arie Cohen Kaz is een Jood die ondergedoken is in een boerderij, ‘De Hoenderik’, onder de schuilnaam Van Dijk. Het enige wat hij doet is boeken lezen, nadenken en moppen over Hitler vertellen tijdens het avondeten, die toch niemand begrijpt. Om beurten houden de onderduikers uit de boerderij de wacht op de dijk, om naderend onheil op tijd op te merken. Marie Bovenkamp, de dochter van de boer, moet samen met twee helpers kersen verkopen langs de weg. De zoon van de drogist, Kees Poerstamper, komt kersen ko- pen. Zijn vader en hij zijn allebei actief bij de NSB. Marie vindt hem wel een leuke jongen, maar ze is zwanger van haar eigen vriend, Jan in ‘t Veld, een Indo. Jan is een zwijgzaam persoon; hij zegt zelden iets tegen haar. Schults is op ‘De Hoenderik’ om Cohen te bezoeken. Hij krijgt het verhaal te horen van de vader van Kohen en hoe die probeerde de Duitsers te slim af te zijn, wat hem bijna gelukt was. Nu is hij waarschijnlijk dood. Kees Poerstamper maakt een afspraakje met Marie. Kees wil het goed praten dat hij een landverrader is en Marie, hoewel ze weet dat hij liegt, vindt het leuk dat hij dat voor haar doet. Ze gaan op het mos zitten en Marie neuriet een anti-Duits liedje, wat Kees niet erg leuk vind. Marie gaat nu op doordeweekse dagen uit met Jan in ‘t Velt en op zaterdag met Kees. Na een paar weken zegt ze tegen Kees dat ze zwanger van hem is. Ze vertelt het ook aan haar ouders, waarop pa de dominee om raad vraagt en met Jan gaat praten. Jan beweert dat het onmogelijk is dat ze van hem zwanger is maar wil wel met haar trouwen. De onderduikers horen de ruzie gebeuren, en zijn het er zeer mee oneens dat Marie met een NSB’er gaat. De onderduikers zitten met z’n allen in de schuur, en Mertens verteld hen het verhaal van toen hij een distributiekantoor had overvallen. Kees was daar toen ook en had ge- probeert de Duitsers te bellen, wat hem niet gelukt was. Een van de overvallers was pianostemmer. Toen hij, met een deel van de buit, thuis aankwam werd hij opgewacht door een Duitser, die hem vroeg of hij even mee wilde komen om een piano te stemmen. Uit angst gesnapt te worden met de bonnen verstopte hij ze in de piano, en kwam later terug met de smoes dat hij een tang in de vleugel had laten liggen. Boer Bovenkamp gaat naar de vader van Kees Poerstamper toe om deze te vertellen dat zijn dochter Marie zwanger is geworden van Kees. Poerstamper praat erover met zijn zoon en samen besluiten ze dat Kees zich aanmeldt voor herkeuring van de SS, zodat hij niet met Marie hoeft te trouwen. De onderduikers en haar familie pesten Marie met Kees. Poerstamper hoort haar uit met als excuus dat hij een foto van haar moet maken voor Kees. Hij knoeit met haar koffie om te proberen haar een miskraam te laten krijgen. Schults loopt te dromen en ontmoet, vlak bij huizen waar NSB’ers wonen, Marie Evertse. Ze is op zoek naar een onderduikadres, maar Schults verdenkt haar ervan dat ze Van Dale heeft verraden. Hij maakt een afspraak met haar in een café. Van Dale komt ook. Schults gaat met de tram naar het café. Hij praat daar met Mien Evertse over zijn naam (Schultz - Schults) en over zijn vader en broer die bij de NSB zitten. Van Dale herkent Mien niet, maar ze zou het wel kunnen zijn. De Duitse vriend van Mien Algera, de engelse lerares, heet Braun en bewondert alles wat Engels is. Hij doet alles voor Mien, en zij probeert informatie van hem los te krijgen. De twee zonen van boer Bovenkamp vinden hun kraai dood. Cohen koopt het lijkje van hen, verkleed het als Kees Poerstamper en Griekspoor geeft het pakje aan Marie. Marie snapt het niet maar haar moeder legt het uit. Ze wordt boos en gaat naar Poerstamper om de onderduikers te verraden. Poerstamper maakt er geen gebruik van. Jan in ‘t Veldt wil niet meer ondergedoken zitten. Hij gaat samen met Cohen naar Amsterdam. Als Cohen even naar het urinoir gaat, is Jan verdwenen. Jan is naar de bioscoop gegaan en geeft daarna alles aan bij de politie. Cohen gaat weer naar huis, maar er rijdt geen trein en er vaart geen pond. Hij is dus genoodzaakt de taxi te nemen en verder met de roeiboot te gaan. Onderweg wordt hij bijna gecontroleerd. Eenmaal op de boerderij aangekomen vertelt hij zijn belevenissen. Ze horen wat gerommel. Cohen zegt: ‘Mijn naam is haas’ en ze haasten zich naar het schuilhok. Cohen en Van Waveren worden gepakt. Griekspoor weet te ontsnappen, maar wordt bij het slootje neergeschoten. Schults gaat met een paar ondergrondsen praten in café ‘De Gouden Leeuw’. Hammer (= Toontje) de eigenaar van het café, Van Ballegooyen (= Roosmans) de bloemist, en Eskens (= Flip) de pianostemmer. Ze spreken af om Poerstamper dood te schieten als hij zaterdagmorgen de Vova gaat rondbrengen. Van Dale heeft een auto geregeld voor Schults en zijn vrienden, die de nacht van tevoren in de garage slapen. Van Dale krijgt pech en ze moeten met benzine naar hem toelopen. Bij een garage wordt de auto gemaakt. Er is daar een mof die hen eerst een tijdje achterna rijdt, maar hen later inhaalt. Ze wachten voor de drogisterij van Poerstamper, maar deze is aan de diarree en daarom gaat zijn zoon Kees vandaag de Vova bezorgen. Schults gaat in een café met Mies Evertse praten om erachter te komen of ze bij de NSB zit. Schults en de anderen vergaderen nu bij Van Ballegooyen, omdat het café is bezet door de Duitsers. Ze spreken af dat ze in uniformen van de Organisation Todt Poerstampers huis binnen zullen dringen en hem dan zullen vermoorden. Mien Algera, de lerares Engels, wordt op school opgepakt door de SS. Schults verteld dat ze zich alleen inliet met de Duitser omdat ze een spion was. Het spijt iedereen dat ze haar zo gepest hadden. Schults en de anderen rijden naar Poerstamper. Ze bellen bij hem aan en vragen hem de weg naar de beschilderde bunker. Poerstamper gaat mee om de weg te wijzen. In het bos komt hij erachter wat ze van plan zijn en begint hij tegen te stribbelen. Ze sleuren hem uit de auto en schieten hem neer. Daarna gaan ze er snel vandoor omdat er twee Duitsers komen aangefietst. Ze discussiëren of Poerstamper dood moet of niet. Uiteindelijk vinden ze van wel. Ze komen met een krans in het ziekenhuis om hem ‘eer te betonen’. Een van hen loopt naar Poerstamper toe met iets glimmends. Schults ontmoet Mies Evertse weer in het café. Ze gaan een stuk wandelen, en hij verteld haar dat hij geen seks kan hebben als er oorlog is. De lelijke hertogin herinnert hem daaraan. Mies probeert anti-Duitse dingen uit hem te krijgen. Mies kan geen man krijgen, dus als ze met mannen in aanraking kan komen doet ze dat ook, ook al zijn ze Duits. Ze spioneert voor een Duitser. Ze belt de NSB om Schults aan te geven voor verraad. Schults wordt opgehaald en naar een gevangenis in Den Haag gebracht, maar hij weet niet waarom. Hij komt in een cel met Wim Uden. Hij wil niet bang zijn voor de dood, maar is het wel. Schults gaat de emmer wegbrengen en kijkt of hij geen bekenden ziet. Hij geeft zijn eten meestal aan Uden, als hij tenminste honger heeft. Als ze op hun kop krijgen maken ze samen hun cel schoon. Op een dag worden alle Joden opgehaald. Cohen zit er niet bij. Jan Buning, een boer, en Cor Westhof, een kelner, komen bij hun in de cel. Ze praten over concentratiekampen, Duitsers en NSB’ers. Schults mag een brief schrijven aan zijn moeder. Hij wordt gehaald om in de keuken te werken. Hij vindt het leuk werk, want het is er gezellig en hij mag er veel eten. Jaques Zeehandelaar, een Jood, komt bij hen in de cel. Hij is erg bang. Als Schults in de keuken is moet hij bij de Oberscharfuhrer komen. Deze is heel aardig tegen Schults. Ze hebben een goed gesprek, maar Schults wantrouwt hem. Schults krijgt allemaal voorrechten en wordt binnenkort vrijgelaten. Zeehandelaar krijgt op zijn kop van een wachtmeester omdat hij te dicht bij de deur stond. Schults praat hem uit de problemen. Schults wordt weer uit de cel gehaald. Hij moet naar de Obersturmfuhrer. Deze vertelt hem dat hij is gepakt omdat hij volgens Mies Evertse de fuhrer had beledigd. Hij wordt vrijgelaten, maar wil nog één nacht blijven. Dan moet hij naar een kamertje waar zijn broer August is. August heeft ervoor gezorgd dat hij weer vrijgelaten wordt. Hij moet aan de Obersturmfuhrer beloven dat hij zijn leven zal beteren, maar is dat niet van plan. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |