Boekverslag : Jos Vandeloo - Het Gevaar
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1823 woorden.

Titel

Het gevaar



Auteur

Jos Vandeloo



Eerste Druk

1960



Titel verklaring

De titel slaat op het gevaar, dat twee uitgebroken radioactief-bestraalde mannen voor de samenleving zijn. Zij beseffen dat heel goed. Van de ene kant beperken zij het gevaar zo goed mogelijk, van de andere kant hebben zij lak aan de maatschappij, die hen tenslotte heeft uitgestoten.



Samenvatting

Proloog:
    - Benting zit in een trein. Angstig voor 'het gevaar'. Een man gaat uitdagend recht tegenover hem zitten en kijkt hem brutaal aan. Benting, die ieders achtergrond -op dat moment- helder ziet, staat bij de man voor een grootraadsel.
    - De man, die Lava blijkt te heten, haalt zijn oog uit zijn kas en legt het op een tafeltje. Dan loopt hij met één oog de trein uit. Benting moet bijna kokhalzen. Eerst lijkt het of niemand het gemerkt heeft. Dan ontstaat er een tumult, wanneer het oog op de grond valt. Een vrouw valt flauw, een man struikelt over haar benen.
    -Ineens kijken een heleboel mensen naar de grond en naar Benting. Die beseft, dat angst nooit tevergeefs is.
    - Drie mannen, Martin Molenaar, Alfred Benting en Harry Dupont, worden bij een ongeluk in een studiecentrum voor kernsplitsing bestraald. Ze worden na een onderzoek naar een verlaten afdeling van het academisch ziekenhuis gebracht. Molenaar is er het ergste aan toe. Hij komt na een behandeling terug met het ontstellende bericht, dat het met hem gedaan is en dat de andere twee nog maximaal acht dagen hebben. De dag daarna ,wordt hij weg gehaald. Benting vermoedt dat hij dood is, maar weet het niet zeker.
    -Langzaam aan gaan zij elkaar heel anders zien dan voorheen en er ontstaat een vriendschap. Ze komen tot de beslissing een poging te wagen om te ontsnappen, om tenminste op een waardige manier te sterven.
    -Dat lukt. Daarna gaan ze uit elkaar. Dupont sterft kort daarop, na waarschijnlijk nog anderen besmet te hebben, Benting stapt in een trein.
Epiloog: [Gaat verder op proloog]
    -Benting kan zich niet bewegen. Hij hoort de mensen om zich heen zeggen, dat hij dood is. "Alsof hij werkelijk dood was!" Een dokter komt en stelt de dood vast. Benting hoort het en probeert erop te reageren, maar kan zich niet bewegen. "Zijn lichaam was hem ontsnapt."
    -Benting ontwaakt na een lange slaap. Hij ligt in een holle, naargeestige ruimte, er liggen nog twee andere lichamen. "Ze bewogen niet, ze sliepen waarschijnlijk." Eén lichaam beweegt, Benting herkent het en beseft, dat hij werkelijk dood is. Het is de man met één oog...




Tijd

Historische tijd: tweede helft twintigste eeuw (jaren '60 - '80)

Vertelde tijd: ca. 2 weken

123 pagina's, 3 'hoofdstukken', een proloog en een epiloog.

* Het verhaal is chronologisch, behalve dat -wat de tijd betreft- de proloog tussen het verhaal zelf en de epiloog geplaatst moet worden.

* Het bevat geen flash-backs, maar wel prospectieve elementen, nl de vooruitzichten op een afgrijselijke dood, die Dupont en Benting in de kliniek te wachten staat:
    "'Ze hadden me verdoofd. Maar ik voelde alles. Ik hoorde ook alles. De verdoving werkte niet. Dat was vreemd. Ze wisten het niet. Ik hoorde het. Het is gedaan weet je. Misschien nog één dag. Voor jou en Dupont nog acht dagen. Als je geluk hebt.' Alfred Benting schrikt. Hij merkt nu ineens dat ook Dupont staat te luisteren. 'Wat zegt hij allemaal ?' vraagt Dupont ongerust. 'Voor jou nog acht dagen,' herhaalt Martin."
    "'Luister Benting; we kunnen hier blijven liggen en langzaam liggen sterven. En als het dan maar gewoon sterven was ! Maar we liggen hier in afzondering gewoon weg te rotten...'"
De functie van deze elementen is de motivering voor de ontsnapping uit de kliniek. Ze zijn echt gaan geloven dat, als ze eenmaal weg zijn, ze veel beter kunnen genezen of in elk geval in vrijheid kunnen sterven.



Plaats

Het speelt zich af in een grote (universiteit-) stad, waarschijnlijk in Nederland of België, in een speciale afdeling van een academisch ziekenhuis en later in de stad zelf. In de kliniek heerst een vreemde stemming: twee mannen, die op hun dood liggen te wachten en een professor, die doet alsof er nog hoop is.
    "'We worden verwend,' zegt Benting droog.
    'Als je eens wist hoe we hier allemaal voor jullie in de weer zijn,' zegt de professor. De ironie van Benting is niet tot hem doorgedrongen. Hij is goed gehumeurd, hij lacht. Vreemd, dat iemand hier lacht. Het is abnormaal. Er moest in grote letters op de muren staan : HIER LACHT MEN NIET. Of : Streng Verboden Te Lachen. De Overtreder Wordt Met Dwangarbeid Bestraft."
    "'Terdoodveroordeelden hebben toch recht op een speciale maaltijd,' zegt hij. (Dupont)
    'Welke terdoodveroordeelden ?' vraagt professor Wens rustig.
    'Alle terdoodveroordeelden naar ik meen.'
    'Ja, dat is juist. Dat gebeurt in de gevangenissen.
    'En hier ?'
    'Wij zijn geen gevangenis, wij zijn een academisch ziekenhuis. En wij hebben ook geen terdoodveroordeelden.'
    'Ik dacht van wel.'
    'Zo ? Dan weet jij het beter dan ik.'
    'En wij dan ?'"




Perspectief

Het perspectief ligt voornamelijk bij Dupont en Benting , maar in het begin ook bij Martin Molenaar. In de derde persoon krijg je successievelijk toegang tot beide gedachtewerelden, ook tot hun mening over elkaar (pag. 84 - 86). Af en toe gaat het perspectief naar professor Wens. Na de ontsnapping, wanneer de twee uit elkaar gaan, wisselt het perspectief tussen hen en ligt uiteindelijk bij Benting (epiloog).



Personen + Relaties

Hoofdpersoon 1: Alfred Benting Alfred Benting is een intellectuele man, waarschijnlijk een kernfysicus. Hij is iemand die veel nadenkt -volgens Dupont tè veel- en houdt -tè- veel rekening met bijkomstigheden. Hij heeft mensenkennis en heeft oog voor zijn medemens, maar wil soms liever alleen met rust gelaten worden. Ik kan me heel goed in hem verplaatsen, dat is niet alleen een compliment voor de schrijver, maar dat komt vooral omdat ik enigermate op hem lijk. De psychologische nederwaartse ontwikkeling die hij doormaakt is (echter) vrijwel onvoorstelbaar. De beslissing -van iemand die altijd goed nadenkt- om uit te breken en zich wijs te maken, dat hij buiten genezen kan, getuigt van pure wanhoop, maar ook van levenslust. Want hij weet nog dondersgoed, dat hij de maatschappij in gevaar kan brengen. Zo is hij eigenlijk niet, maar wachten kan hij ook niet. Dit alles gebeurt onder invloed van Dupont.



Hoofdpersoon 2: Een man van de afdeling fysica. Hij is wat ouder dan het merendeel van het atoomcentrum. "Zijn dikke, muiskleurige haren, hier en daar met parelgrijs doorweven, liggen als een donker kluwen op het kussen." Zijn rol is eigenlijk iets minder belangrijk dan die van Benting, maar hij is wel een hoofdpersoon, want zijn relatie met Benting is de belangrijkste in het boek. In de kliniek gaan Dupont en Benting elkaar steeds beter kennen en er ontstaat een hechte vriendschap. Benting is Dupont veel anders gaan zien:
    "Dupont is een grote, bevreemde figuur. Benting heeft hem vroeger nooit goed gekend. Hij beschouwde hem als een vrolijke, luidruchtige collega, met wie hij slechts weinig omgang had. Het is wel bijzonder merkwaardig, hoe weinig wij per slot van rekening van elkaar afweten. Je zou gezegd hebben : Dupont is een joviale, drukdoende, goedlachse levenskunstenaar. Maar eigenlijk is hij veel meer, hij is iemand anders. Dupont is niet de Dupont die wij kennen. Hij wordt soms gekweld door alles wat hij om zich heen ziet gebeuren. Het kwetst hem, hij staat er met zijn opstandig hart machteloos bij te kijken en hij begrijpt het niet, want altijd is er bij hem een latente goedheid aanwezig.

    Het ongeval met de reactor en de zware gevolgen van de bestraling hebben de scherpe tegenstellingen in zijn gemoed nu naar een climax gedreven. Hij heeft de laatste dagen ontzettend veel tijd gehad om over alles na te denken. Hij is emotioneel en subjectief, hij neemt een standpunt in, hij verdedigt zijn overtuiging."
Dupont kan zijn lot niet aanvaarden, hij weigert het. Iets in hem zegt, dat het allemaal goed komt, als hij maar zo snel mogelijk weg is. Daarom wil hij er alles op wagen. En hij is een zeer goed spreker, Benting laat zich hierdoor meeslepen en begint er ook in te geloven. Bijpersoon: Martin Molenaar: Hij ondergaat hetzelfde lot als Benting en Dupont, maar zijn bestraling is erger, zodat hij eerder dood gaat.



Motieven

Uit de relatie tussen Alfred Benting en Harry Dupont volgen deze motieven:



1. Dood

Benting en Dupont weten van Molenaar dat zij in de kliniek een zekere, afschuwelijke dood tegemoet zullen zien. In die wanhoopssituatie, met de dood in het vooruitzicht geven zij zich over aan Shakespeare: "Hopeloze ziekten worden door hopeloze middelen genezen, of in het geheel niet genezen." Zij gaan hierin geloven.



2. Angst

Hun angst voor de dood, uiteengezet in de proloog:
    "Alfred Benting besefte op datzelfde moment dat de angst nooit tevergeefs is...",
is zo groot dat Benting zich door Dupont laat overhalen voor het krankzinnige plan.



3. Eenzaamheid

De twee zieken (drie) in de kliniek zijn afgesloten van de wereld. Ondanks hun groeiende vriendschap, zijn zij in wezen eenzaam: in lichamelijk en geestelijk isolement. Zij voelen zich verlaten door de wereld, ze zijn "radioactief afval", dus waarom zouden zij vanwege die wereld 'hun enige mogelijkheid op genezing' laten schieten. Dus ze beseffen 'het gevaar', maar ze willen leven...



Thema

Leven Levensdrang. De instinctieve lust te leven is voor de twee mannen sterker dan het verstand. Volgens W. Wagner is die "levenswil tot anarchie vervallen, tot drift". Ik had het niet beter kunnen zeggen, (maar dat is geen verrassing.)
    "Als ze zich ook maar een beetje goed voelen, hebben ze de indruk, dat het ergste voorbij is. Soms trachten ze zich zelf wat wijs te maken, maar dat duurt nooit lang. Ze zijn te nuchter en verstandig genoeg om te beseffen dat niets op reële beterschap wijst."
De boodschap van de schrijver: hoe fantastisch is het om gezond te zijn, niet bang te hoeven zijn, geen gevaar te kennen, geen gevaar te zijn -> "het onversierde, naakte leven".



Eigen Mening

Ik vind het een heel indrukwekkend boek. Jos Vandeloo beschrijft de personen zo, dat ik me er erg goed in kon verplaatsen. En een thema als de verrukking van het leven verwerken in een boek over zulk een menselijk leed vind ik erg nuttig. Om er over na te denken bedoel ik. Daarom vind ik het gebruik van -voor mij- soms onbegrijpelijke beeldspraken best jammer. Ook de betekenis van de man met het oog begrijp ik niet: is dat een waanidee van een stervende of heeft het een "angst-vertolkende" betekenis. Of voelt hij zich bekeken omdat hij zich schuldig voelt over het gevaar dat hij is of iets anders...



Het boek heeft geen motto, maar een regel van Shakespeare uit Hamlet zou goed zijn.



"Diseases, desperate grown, by desperate appliance are reliev'd, or not at all."




Omdat dat het moraal van de twee doodzieken wordt.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen