![]() |
Boekverslag : Jos Vandeloo - Het Gevaar
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2118 woorden. |
Titel Het gevaar (1960) Over het boek Manteau Antwerpen, 1989 De eerste druk verscheen in 1960. Het boek telt 123 bladzijden in 3 hoofdstukken, met apart het proloog en epiloog. De hoofdstukken zijn niet even lang en hebben allemaal een aparte naam. Het genre is een roman. Info over de schrijver Jos Vandeloo werd geboren op 5 september 1925 in Zonhoven Belgisch Limburg. Z'n vader had in Zonhoven een rijwielhandel. Jos ging na de lagere school naar het middelbaar onderwijs in Hasselt. In de laatste oorlogsmaanden had hij als tolk gediend bij het tweede Britse leger. Van 1949 tot 1953 was hij werkzaam bij een Belgische houdstermaatschappij die hem voor onderzoek naar diverse Europese mijnbekkens, o.a. in het Ruhrgebied stuurde. Waar hij het hele jaar 1953 doorbracht. Toen de eerste tekenen van de dreigende crisis in de mijnbouw zichtbaar werden, besloot hij van werk te veranderen. hij vond werk bij de uitgeverij Manteau waar hij adjunct-directeur werd van de Brusselse vestiging en twee jaar later werd hij directeur van Manteau in Antwerpen. In het begin van de jaren zestig was hij werkzaam als journalist en als sportverslaggever (voor zichzelf). In 1969 stapte hij over van Manteau naar de standaard Uitgeverij in Antwerpen. Sinds 1983 wijdt hij zich uitsluitend aan het schrijven. Hij publiceerde diverse literaire tijdschriften zoals: De Vlaamse gids, het Nieuw Vlaams tijdschrift. Het laatste dat ik wil zeggen is dat Vandeloo in 1949 is getrouwd en woont sinds 1955 in Antwerpen en heeft 3 kinderen. Titelverklaring Het gevaar heeft in het boek 2 betekenissen. 1) De kans op radio-actieve besmetting van kerncentrales. 2) Bij de mens zijn een heleboel gevaren = situaties waar de mens zelf geen invloed op kan uitoefenen, bijv. natuurram- pen, ongeneeslijke ziekten. Motto Er is geen motto in dit verhaal! Thema Machteloosheid van de mens leidt tot angst, onzekerheid, de dood, eenzaamheid. Motieven 1) Het wachten, dat nog altijd hoop geeft: - In de kliniek: Benting en Dupont (Molenaar ook maar niet zo als de andere twee). - Op het zolderkamertje: Benting. 2) Het raam: - Voor geïsoleerde mensen vaak het enige contact met de bui- tenwereld. 3) Geïsoleerde ruimten, die de machteloosheid sterker maakt: - In het ziekenhuis in de kliniek. - Het zolderkamertje wat Benting gehuurd had. 4) Te weinig contact krijgen: - Praten met populieren. - Dupont en z'n vrouw worden gescheiden door: - De intercom van de flat. - Het raam van de kliniek 5) De trein het teken dat er nog leven is: - In de kliniek luisteren ze of ze de treinen nog horen. - Benting wil leven, vlucht voor het gevaar, stapt op de trein. 6) Het vluchten: - De mens wil houvast op de situatie krijgen en hoopt door van het gevaar weg te vluchten het gevaar te zuiveren. 7) De regen: - Als Benting en Dupont gevlucht zijn, wijst de regen al op een negatieve afloop. Perspectief Het verhaal is een personale vertelsituatie, gezien door de ogen van Benting behalve wanneer Benting zelf wordt gepresenteerd dan ligt het perspectief bij Dupont. Personages Martin Molenaar - Kort in de twintig; vrijgezel. - Werkt sinds kort in de kerncentrale. - Is aansprakelijk gesteld voor het ongeluk. - Is er het slechtst aan toe, overlijdt de vijfde dag. Harry Dupont - 45 jaar; 17 jaar getrouwd; denkt veel aan z'n vrouw. - Kwam slechts een paar keer per week bij de kernreactor. - Humoristisch; luidruchtig; goedhartig van karakter. - Hij bereid de vlucht voor, zorgt voor alles. - Hij heeft dik, grijs haar. - Na afscheid te hebben genomen van Benting is hij volkomen hulpeloos. - Hij sterft de tiende dag. Alfred Benting - Kort in de dertig; tien jaar getrouwd; heeft een kind. - Hij verbergt angsten en liefde. - Hij beschouwt het ongeluk als een niet te voorkomen be- roepsrisico. - Kan nieuwe situaties zakelijk en verstandig oplossen; hij zoekt onderdak bij een oude tante; hij betaald een week voor- uit. - Hij sterft de dertiende dag. Lava (wordt gezien als de dood) - Lava = vaal - Kiest bewust plaats tegenover Benting (in de trein). - Verlaat de trein met 1 oog ----> het kenmerk van de duivel -- ----> zoekt dode zielen. - Heeft ogen zonder medeleven, enkel leedvermaak. - Wordt beschreven als " een zwarte raaf "= een begrafenis ondernemer. Ziekteverschijnselen - overgeven - blaren op het lichaam, eerst op de tong - de eetlust verdwijnt - lichamelijke verlangens verdwijnen - verminderend gezichtsvermogen - verminderend gehoor - blaren barsten open, gaan over in verrotting - haaruitval - diarree Behandeling - grondig wassen met chemicaliën - pillen inspuitingen - insmeren met zalf - inspuitingen met beenmergcellen - transfusies van witte bloedlichaampjes In principe gaat het om het afbreken van witte bloedlichaampjes. Een direct gevolg daarvan is dat er te weinig bloedstollende delen in het bloed zitten. Tijd De verteltijd is 123 bladzijden, 3 hoofdstukken + proloog en epiloog. De vertelde tijd is 13 dagen. Ruimten De kliniek het gevaar De stad het vluchten De trein het einde Beoordeling Ik vind het een spannend boek vooral het vluchten is heel erg spannend. Door de behoorlijk grote letters leest het gemakkelijk weg. In het boek lees je het er in het echt ook aan toe kan gaan. Ik leefde met de hoofdpersoon mee omdat, als je zelf in een kerncentrale werkt je ook kans hebt op dat je stralingsziekte kan krijgen. Het boek zette me niet aan het denken omdat, het boek een gesloten eind heeft en alle hoofdpersonen aan het eind van het boek zijn overleden aan de ziekte. Stralingsziekte is vandaag de dag een behoorlijk bekend onderwerp omdat er steeds meer kerncentrales op de wereld komen en als daar ongelukken mee gebeuren dan krijg je de vormen van stralingsziekte (zoals Tsjernobyl). Ik vind het een leerzaam boek want vandaag de dag komt stralingsziekte steeds meer voor. Samenvatting (korte inhoud) Proloog Alfred Benting zit in de trein, nadat hij ontsnapt aan "het gevaar" (de radio actieve besmetting). Tegenover Benting gaat een man zitten waaraan je niet gelijk kan zien wat voor soort iemand hij is. Hij kan iedereen of niemand zijn. Hij is in het zwart gekleed en stelt zich voor als E. Lava en gaat Benting grijnzend aan zitten staren. Deze raakt min of meer in paniek door Lava, die voor Benting een verpersoonlijking van de "het gevaar" wordt. Benting wil het gluren observeren, zich van Lava afschermen door een tijdschrift voor z'n gezicht te houden. Lava haalt een oog uit z'n oogkas en verlaat de trein, het oog dat Lava achterlaat in de trein bij Benting op het tafeltje, terwijl Lava zegt: "We zien elkaar nog wel". Geen van de andere reizigers ziet het oog. Benting zakt in elkaar, mensen snellen toe, een reiziger trekt aan de noodrem, Alfred Benting overlijdt. Hoofdstuk 1: Praten met populieren. Het ongeluk is net gebeurd. Benting wordt onderzocht op radioactieve straling. Hij is eerst grondig gewassen en met chemicaliën bewerkt, maar het helpt niet. Toch voelt Benting nog geen angst: want hij heeft wel eens meer in zo'n bad gezeten. Toen bleef er uiteindelijk geen spoor achter van enig gevaar. Molenaar is voor Benting onderzocht. Dupont zal na hem aan de beurt zijn. De straling is te erg geweest: zij moeten worden overgebracht naar een speciale afdeling van het Academisch Ziekenhuis. S'nachts liggen ze te luisteren naar de treinen, symbool dat er nog leven is. Ze zijn helemaal geïsoleerd: ze zien alleen de hen behandelende professor en verpleegster. Benting staat veel en graag voor het raam, pratend tegen de populieren. Dit is in wezen even belachelijk als nog hopen op herstel. Voor Dupont is voor het raam staan de marteling alleen maar vergroten. Dupont krijgt een brief van z'n vrouw; Benting hoort niets van zijn vrouw. De vierde dag lijkt de toestand van Dupont en Benting te verbeteren, maar die nacht reeds voelen ze zich zieker dan voorheen en ze krijgen hoge koorts en Dupont ze haren vallen erg uit. Die nacht hoort Molenaar dat hij geen kans meer heeft op overleven: het aantal witte bloedlichaampjes loopt vanaf de eerste dag schrikbarend af en er helpt niets tegen. Ook hoort Dupont dat de andere twee ook nog maar een dag of acht te leven hebben. Martin Molenaar sterft de volgende dag. Bij de anderen slaat ook de wanhoop toe. Hoofdstuk 2: De glanzende tunnel van de nacht. Met Dupont gaat het iets beter; hij krijgt weer hoop. Benting voelt zich slechter. Dupont wordt bang, bang dat hij alleen over zal blijven; hij wil weg. Als Benting zich de volgende dag ook weer iets beter voelt, stelt Dupont voor om te vluchten. Hij voelt zich een proefkonijn en wil niet lijdzaam blijven liggen wachten tot hij crepeerde. Benting wil niet, wil geen gevaar voor anderen zijn. De mensen hier dragen speciale beschermingskleren; in de stad zal hij iedereen besmetten. Maar Dupont laat het idee niet meer los; hij denkt er constant aan. Dupont probeert Benting ervan te overtuigen. Niemand bekommert zich om hen. Waarom zullen zij zich bekommeren om anderen? Ze horen de treinen nog. Benting zit nu veel voor het raam. Hij voelt zich niet best, maar in het binnenste van z'n hart hoopt hij nog steeds (ze gaan als het ware door een tunnel = de crisis in hun toestand. Glanzen = hopen.) In de ziekenhuistuin ziet Benting een vrouw: het blijkt Duponts vrouw te zijn. Ze heeft de tuinman omgekocht. Hoofdstuk 3: Wonen in een steen. Het weerzien met zijn vrouw (het was nu al de tiende dag) heeft Dupont nog onrustiger gemaakt; meer dan ooit wil hij weg. Duponts overtuiging heeft het van die van Benting gewonnen. Benting denkt ook dat de omgeving hem zieker maakt dan hij misschien al is. Het opgesloten gevoel hebben, machteloos zijn = wonen in een steen. Benting twijfelt wel aan het slagen van de vlucht, hoewel Benting er goed over nagedacht heeft: hij heeft zelfs medicijnen verzameld voor de eerste dagen. Na het avondeten blijft de deur 1 uur niet afgesloten, en van dat uur zullen ze gebruik moeten maken. Ze gaan met de lift naar de kelder, nemen 1 van de altijd paraat staande ziekenautos en rijden weg. Voor het flatgebouw waar Dupont, woont stoppen ze. Door de intercom vraagt hij aan zijn vrouw kleding voor twee personen en wat geld in de lift te leggen. Hij zegt ook tegen zijn vrouw dat hij pas thuis zal komen als het gevaar voor besmetting geweken zal zijn. In het park kleden ze zich aan, verdelen het geld en nemen afscheid. Dupont gaat lopend weg. Het regent. Hij gaat naar een cafe. Hij is ontmoedigd, hij had gedacht dat als hij uit het ziekenhuis was alles vanzelf zou gaan. Hij besteld een glas bier, stoot het glas om, heeft zich gesneden en bloed dood in het cafe. Het bloed bevatte te weinig bloedstollende elementen. Benting gaat met de tram naar een oude tante waar in zijn studententijd een kamer huurde, hij betaald een week de huur vooruit en vraagt de oude tante om hem zoveel mogelijk met rust te laten: hij moet studeren. Inmiddels heeft de politie een grootscheepse zoekactie op touw gezet. Een paar uur later wordt het lijk van Dupont in het Academisch Ziekenhuis binnengebracht. Benting is veilig bij zijn tante; ze leest geen krant en heeft geen radio. De twaalfde dag gaat hij 's avonds een luchtje scheppen. Zijn tante vindt hem er slecht uitzien en wordt achterdochtig. Benting gaat de volgende dag weg, naar het station. Niemand merkt hem op. Niemand heeft oog voor het gevaar. Benting denkt nog kracht genoeg te hebben om de treinreis ( = het leven) aan te kunnen. Epiloog: De epiloog volgt op de proloog en begint op het moment dat de medereizigers zich om Benting verdringen. Hij hoort hen zeggen dat hij dood is. Hij ziet hen ook, maar hij kan geen teken van leven geven. Ook de dokter constateert de dood. Benting voelt zich machteloos, maar hij wil nog niet begrijpen dat dit het einde is. Na een poos "geslapen" te hebben, wordt hij "wakker" in het mortuarium. Er zijn twee lichamen waarvan 1 hem bespiedt. Benting herkent met een schok de man uit de trein: Lava. Nu heeft hij geen hoop meer. Hij kan niet meer ontsnappen. Zij noodlot is niet onafwendbaar. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |