Boekverslag : Ferdinand Bordewijk - Bint
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1280 woorden.

Bint

F. Bordewijk

I Biografie van de schrijver

F. Bordewijk leefde van 1884 tot 1965.
"Misschien is Ferdinand Bordewijk wel de meest on-Hollandse schrijver van onze literatuur, ‘de nachtmerries’ of ‘surrealistische droombeelden’ die de schrijver ons voorschotelt (..) maken dat deze veelgelezen romans ver van het oer-Hollandse realisme afstaan."
Vanaf 1935 verdwijnt deze typisch bordewijkse sfeer uit zijn werken.

II Bibliografie van de schrijver

In dit boek staan nog twee novels: Blokken en Knorrende Beesten.
Enkele andere boeken zijn: Paddestoelen (dichtbundel 1916), Noordelicht (1948), Bloesemtak (1955), De Zigeuners (1960) en Het Keizerrijk (1965).

III Samenvatting van de inhoud

  1. Het verhaal speelt zich vooral af in de basisschool die ergens in Noord-Brabant of Zeeland staat. Maar ze maken ook een fietstocht door België.
  2. Het verhaal speelt zich rond 1930 af. Het boek is in 1934 uitgekomen, het verhaal speelt ook in die tijd.
  3. Bint: de rector, sinds vijf jaar wil hij ‘stalen tucht’ op zijn school, hij is vastbesloten en laat zich door (vrijwel) niets of niemand tegenhouden.
    de Bree: de hoofdpersoon, een rustige geduldige leraar die in Bint zijn grote voorbeeld ziet.
  4. Bint, de rector van een basisschool, wil sinds vijf jaar ‘ijzeren tucht’ op zijn school. De Bree een nieuwe leraar heeft hiervan gehoord en wil dit zelf meemaken, hij onderbreekt zijn studie en wordt aangesteld. De Bree geeft les aan vier klassen en geeft ze alle vier een bijnaam: de bloemen, de grauwen, de bruinen en de hel (4D).
    De hel is de lievelingsklas van Bint, een zeer lastige klas om orde te bewaren en daarom uitermate geschikt voor zijn wens c.q. experiment ‘ijzeren tucht’. Dit houdt in dat er grote afstand tussen de leraar en de klas moet bestaan. De Bree creëert en bewaart deze afstand tussen de klas (die hij als een wezen beschouwt) en hem door de leerlingen uren lang na te laten komen op zaterdag en ze strafwerk te laten maken. Vooral de oproerling Van der Kargenbok (in zijn gedachten noemt De Bree hem de gier) moet regelmatig komen schrijven.
    De school staat vrijwel leeg omdat de wethouder het niet met Bint eens is en de school wil afbreken. De Bree daarentegen ziet Bint als zijn grote voorbeeld en volgt nauwgezet zijn instructies op.

    Bint wil de zwakkeren van school verwijderen. Van Beek, een leerling uit de grauwe klas, dreigt zelfmoord te plegen als hij een onvoldoende eerste rapport krijgt, en probeert dit dan ook. Hij had problemen thuis, zijn vader was dood, en nu rustte er een grote verantwoordelijkheid op zijn schouders. Hoewel zijn poging mislukte overleed hij in het gasthuis aan pneumonie (longaandoening).Dit was in de kerstvakantie, na de vakantie, op de eerste schooldag, had Bint alle leraren een uur eerder op school ontboden, ook de leerlingen kwamen eerder op school. De boze menigte dromde samen, ze begon met stenen de ruiten in te gooien. Bint had alleen de hel in de gymzaal gelaten. De leraren mochten niet optreden tegen de menigte. Er ontstond een vechtpartij die de hel, ondanks het feit dat ze ver in de minderheid was, won omdat een deel van de menigte wegvluchtte. Een oproerkraaier, Fléau, werd van school gestuurd en de conciërge werd ontslagen omdat hij de lijst van alle leerlingen aan Fléau had verkocht.

    De Bree kan het ‘t beste vinden met zijn collega Remigius, en het slechtst met Keska en hij hield zichzelf altijd voor dat hij a-sexueel was maar hij heeft nu toch een oogje op zijn vrouwelijke collega To Delorm.

    Met Pasen wordt altijd een fietstocht met de leerlingen (per klas) gemaakt. Iedere leraar krijgt een klas toegewezen maar er zijn minder klassen dan leraren en omdat De Bree als laatst is gekomen krijgt hij geen klas. Maar Remigius wordt vlak voor Pasen (acht weken eerder dan verwacht) vader. De Bree vervangt hem, hij gaat met de helft van de hel naar Vlaanderen. De tocht verloopt voorspoedig, maar één leerling dreigt ziek te worden en De Bree past de route aan. De volgende dag zijn twee leerlingen verdwenen, zij rijden stiekem de oorspronkelijke route. De Bree hoeft ze niet eens te straffen als ze terugkomen, dat doet de klas zelf al omdat die twee de saamhorigheid hebben verbroken.
    Weer op school is de ‘ijzeren tucht’ snel hersteld.

  5. De Bree wil, zoals hij zich had voorgenomen, na dit jaar de school verlaten maar op ‘t laatst bedenkt hij zich en blijft toch. Na de zomervakantie is er één leraar vertrokken en van de vier vierde klassen blijven drie vijfde klassen over, maar de hel (nu 5C) blijft intact.

    Maar Bint is weg. Donkers, een collega die nu rector is, vertelt De Bree dit. De Bree zoekt Bint thuis op, maar hij laat niks van zich horen. De Bree begrijpt niet dat uiterlijk zo’n sterke man, innerlijk toch zo zwak is en zijn ‘taak’ niet kan volbrengen.
    Donkers vertelt De Bree dat het vanwege Van Beek is. De Bree is vastbesloten Bints taak te volbrengen.

IV Opbouw van het verhaal

    De schrijver besteedt aan bepaalde gebeurtenissen meer aandacht dan aan andere, De Tocht (door Vlaanderen) wordt bijvoorbeeld uitvoerig beschreven.
    De ruimte versterkt de sfeer van het verhaal, doordat de school vrijwel leeg staat wordt de sfeer in het verhaal (en met name in de school) versterkt.
    Er is een verdeling in hoofdstukken, de hoofdstukken zijn niet genummerd maar hebben wel een titel.
    Een leraar is vastbesloten de taak van zijn grote voorbeeld te volbrengen als deze (dit voorbeeld) afhaakt.
    De belangrijkste verhaalmotieven zijn:
    • het nablijven van leerlingen op zaterdag
    • het handhaven van ‘ijzeren/stalen tucht’ in de klas
    • Bint die zijn collega’s instrueert.
  1. Flatcharacters spelen een belangrijke rol in dit verhaal. De karakters van de collega’s en de leerlingen van De Bree worden gedurende het verhaal duidelijk maar veranderen niet.
    Voorbeelden zijn :
    • Van der Kargenbok: een onruststoker, een oproerkraaier;
    • Donkers: rustige, stille collega.
  2. Een interne verteller: de verteller speelt in het verhaal mee.
    Een personale verteller: het boek wordt in de derde persoon verteld maar je leert tijdens het verhaal uitgebreid de meningen en gevoelens van De Bree kennen.

V Commentaar

Ik kan me voor een deel inleven in de problematiek die de schrijver aan de orde stelt. De situatie in de tijd waarin het verhaal zich afspeelt is natuurlijk heel verschillend van de tegenwoordige situatie.
De schrijver is er voor een groot deel in geslaagd mij die problematiek duidelijk te maken, het boek is duidelijk geschreven maar de schrijfstijl en het taalgebruik verschilt soms nogal van dat van tegenwoordig.
Het verhaal zou goed echt gebeurd kunnen zijn, in die tijd was er meer dan tegenwoordig een soort ‘ijzeren tucht’.
Het taalgebruik versterkt de sfeer in het verhaal.

Een leuk voorbeeld van de schrijfstijl van de schrijver is dit stukje blz 97/98:
"Hij keek telkens naar de kleine sfinx vooraan opzij in de grote bank, naar het blok graniet van zijn hoofd. Het had van boven en van achter een dunne laag humus, daarop groeide een gewas, niet te determineren, met de kleur van een dolle kastanje.
De kleine sfinx Klotterbooke nam De Bree toch zeer goed op. Twee-, driemaal spleet een ondoorgrondelijke lach het graniet scheef in twee. Dan sloot hij zich gelijk Sesam achter Ali Baba."

Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen