![]() |
Boekverslag : Ferdinand Bordewijk - Bint
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3630 woorden. |
Leesverslag (A) Algemene informatie Titel van het boek: Bint Naam van de auteur: F. Bordewijk Uitgever: Wolters Noordhoff Jaar van uitgave: 1998 Aantal bladzijden: 76 (B) Vooraf 1. Waarom heb je dit boek gekozen? Omdat het me een leuk boek leek. 2. Hoe ziet de omslag eruit? Er staat een heel vage hand op die een vinger op steekt. 3. Welke verwachting had je van het boek, voordat je het begon te lezen? Dat het een makkelijk boek zou zijn en dat het over school zou gaan. 4. Geef je eerste persoonlijke reactie. Ik vind het echt een super moeilijk boek. (C) Genre Tot welk genre behoort dit boek? Je kunt natuurlijk meerdere mogelijkheden aankruisen. o liefdesverhaal o historisch verhaal o maatschappelijk geëngageerd o detectiveverhaal o science fictionverhaal o dagboek o oorlogsverhaal x eigentijds verhaal o dierenverhaal o reisverhaal o avonturenverhaal o anders, nl. … Motiveer je antwoord. Het gaat over het leven van een leraar op een heel strenge school. (D) Korte inhoud van het verhaal 1. Geef de titelverklaring. Bint is de directeur van de school. 2. Schrijf in één zin op waar het verhaal over gaat. Het verhaal gaat over een man die les geeft op een heel strenge school. 3. Maak een samenvatting van ongeveer 200 woorden. Bint is de directeur van een school. Tucht beheerst het onderwijssysteem. De nieuwe leraar De Bree heeft zijn eerste les in klas 4D. Volgens Bint: 'Die klas is uniek. Zo een heb ik nog nooit kunnen vormen, vóór deze.' De voorganger van De Bree is weggepest. De Bree verklaart in die eerste les de klas de oorlog 'zonder ophouden, het hele schooljaar door...' Mentaal en fysiek is hij de sterkste en hij zal dat blijven. In de leraarkamer ontmoet hij enige collega's; uit opmerkingen komt de figuur van Bint wat meer naar voren. De Bree laat zeven leerlingen uit 'de hel' op zaterdag terugkomen van twee tot zes uur. Hij kleineert hen door werk op te geven en daarna de klas te verlaten! 'Bij ieder zette hij een kruis met blauw achter het laatstgeschreven woord.' De Bree past zich snel aan bij het systeem van Bint. Hij geeft in vier klassen les: in de bloemenklas, bij de grauwen, bij de bruinen en in 4D, de hel. Na twee maanden wil 4D vrede sluiten; De Bree weigert. Aan het einde van een leraarvergadering waarin de kerstrapporten worden besproken en het beslissende schoolcijfer wordt vastgesteld, houdt Bint een korte toespraak. Hij verwacht moeilijkheden na de vakantie. Bint's filosofie wordt verwoord: 'De groepsverbanden zijn de ontbinding van het individu, omdat het geen gehoorzaamheid leert, maar macht.' De moeilijkheden komen. De leerling Van Beek pleegt zelfmoord na ontvangst van het slechte kerstrapport. Na de kerstvakantie zijn alle leraren een uur eerder aanwezig op verzoek van Bint. Kort voor 9 is er een groot oproer bij alle leerlingen en op commando van bint vallen ze de school binnen. Dat duurt niet lang want na ongeveer 10 min is het al afgelopen. Tijdens de paasvakantie worden er voor alle klassen fietstochten gehouden. Als op het laatste moment Remigius verhinderd is, krijgt De Bree de hel voor de helft. Collega Nox gaat met de andere helft op stap. De Bree gaat met zijn groep naar Zeeuws-Vlaanderen, België en Frankrijk. Als een van de leerlingen, Te Wigchel, last van een opkomende teringhoest krijgt, wordt van het opgestelde reisplan afgeweken. Twee leerlingen, Heiligenleven en Punselie, zijn er ongevraagd toch van door gegaan om volgens plan te rijden. De Bree en de anderen zijn woedend: Als het tweetal 's avonds terugkeert, wordt het door Schattenkeinder, het enige meisje in de hel, in het openbaar afgerost. Ze moeten de verdere reis De Bree met 'Meneer' aanspreken. Na de tocht, en terug op school, komen de overgang en de examens in zicht. Tijdens de uitreiking van de diploma's merkt De Bree op dat het Bint niet koud laat wat er gebeurt. Het schooljaar eindigt, De Bree heeft er innerlijk moeite mee dat de lerares To Delorm zich gaat verloven. Na de vakantie blijkt dat Bint ontslag heeft genomen. Bij de leraren is verslagenheid Donkers neemt zijn plaats in. De zelfmoord van Van Beek heft Bint zich meer aangetrokken dan hij kon laten blijken. Er is geen afscheid van Bint, niemand verneemt nog iets van hem. De Bree wil hem thuis opzoeken, maar Bint is niet aanwezig, nooit, voor niemand. Klas 4D, de hel, is examenklas 5C geworden. De Bree wenst met de hel geen vrede te sluiten, het blijft oorlog. (E) Personages 1. Geef een persoonsbeschrijving van de hoofdpersoon. Bespreek de volgende punten: Hoe ziet hij/zij eruit? Hoe denkt hij/zij? Wat doet hij? Wat vinden anderen van hem? De Bree is de hoofdpersoon. Hij is leraar op de school van directeur bint. Hij vindt de methode waarop bint zijn school bestuurt heel goed. 2. Welke belangrijke beslissing(en) neemt de hoofdpersoon? Kijk daarbij naar hun mening over goed en kwaad. Vaak kom je er dan achter waarom ze iets doen. Vergelijk jouw mening met die van de personage. Ik vind dat De Bree te streng is en in zou nooit op zo een school gaan werken. 3. Wie zijn de belangrijkste bijfiguren en welke rol spelen zij in het boek? De klas “de hel” en Bint. (F) Ruimte 1. In welke plaats speelt het verhaal zich af? In de school en op een schoolreisje via Zeeuws-Vlaanderen en België naar Frankrijk. 2. In welk milieu (bij wat voor soort mensen) speelt het verhaal zich af? Bij streng opgevoede kinderen op een school. 3. Had het boek ook op een andere plaats of in een ander milieu kunnen spelen? Motiveer je antwoord. Ja, ik denk dat het op iedere ander school had kunnen afspelen, zo lang ze Bint maar als directeur hebben. (G) Tijd 1. Er zijn twee mogelijkheden waarop een verhaal wordt verteld: A. de gebeurtenissen worden verteld in de volgorde waarin ze plaatsvinden (chronologisch); B. in een verhaal gaan we terug in de tijd (niet-chronologisch). Welke mogelijkheid past het best bij jouw verhaal? Het is gewoon chronologisch, want het speelt zich in de goede volgorde af. 2. In welke tijd speelt het verhaal en waaraan merk je dat? Nog voor de oorlog. Dat heb ik niet ergens aan gemerkt maar dat heb ik gehoord nog voor ik het boek ging lezen. Verder vind ik niet dat je dat heel makkelijk uit het boek kan opmaken. 3. Hoeveel tijd verloopt er tussen het begin en het eind van het boek? 1 school jaar 4. Komen er vooruitwijzingen (als de schrijver al iets zegt over wat later gaat gebeuren of over de afloop van het verhaal) en/of flashbacks (een stukje verleden dat beschreven wordt) voor in het verhaal? Nee. (H) Werkelijkheid en fantasie Kan dit verhaal ook in de werkelijkheid voorkomen? Leg uit waarom dit wel of niet kan. Ja, dat kan. Het is een realistisch verhaal. (I) Verteller 1. Met welke verteller heb je in dit boek te maken? (ik-verteller, hij/zij-verteller of alwetende verteller) Hij/zij-verteller. 2. Door wiens ogen volg je het verhaal? Door de ogen van de schrijver. (J) Waardering 1. Geef het boek een cijfer. Leg uit waarom je dit cijfer geeft. Een 6, omdat ik het een heel moeilijk boek vind om te lezen. 2. Vind je de inhoud van het boek interessant? Leg uit. Een beetje. Er gebeuren wel dingen, maar het is niet heel spannend. 3. Vind je het verhaal moeilijk of makkelijk? Leg uit. Heel moeilijk. Moeilijk taalgebruik 4. Is het verhaal spannend? Leg uit hoe dat komt. Niet echt. Omdat ik het niet zo heel goed snap is het denk ik ook niet zo spannend. 5. Welke persoon vind jij het leukst? Leg uit. Geen een, want ik vind dat ze veel te ouderwets zijn. 6. Zou je anderen dit boek aanraden? Waarom wel/niet? Nee, want het is heel moeilijk om te lezen. 7. Ga je nog een boek van deze schrijver lezen? Waarom wel/niet? Zo ja, welk boek? Ligt er aan wat voor onderwerp een ander boek van deze schrijver heeft. Ik ken geen andere boeken van deze schrijver, maar al zie ik een boek dat me leuk lijkt ga ik misschien nog wel een boek van hem lezen. (K) Verwachting 1. Voldeed het boek aan de verwachting die je had voordat je het ging lezen? Nee, helemaal niet. Ik had verwacht dat het een makkelijk boek zou zijn maar het is echt een super moeilijk boek. Dat had ik niet verwacht. 2. Kwamen er in dit boek zaken voor waarover je nog niet eerder gelezen had? Zo ja, welke? Nee, ik lees wel vaker een boek dat over school gaat. 3. Was de vorm waarin het boek geschreven is nieuw voor je? Zo ja, hoe dan? Ja, heel zakelijk en met heel korte zinnen. (L) Auteur 1. Vertel in het kort iets over het leven en werk van de schrijver/schrijfster: wie is hij/zij en wanneer is hij/zij geboren (eventueel ook sterfjaar)? Wat heeft hij/zij allemaal gedaan? Wat voor soort boeken schrijft hij/zij meestal? Waarover gaan ze vaak? Wat wil de schrijver met zijn/haar boek bereiken? Ferdinand Bordewijk (voluit: Ferdinand Johan Wilhelm Christiaan Karel Emiel Bordewijk) wordt geboren op 10 oktober 1884 in Amsterdam. Aan het Hoge Westeinde, een school met een ouderwetse tucht, wordt hij leerling op het gymnasium. Hij studeert rechten in Leiden en promoveert in 1912 tot doctor. Een jaar later wordt hij beëdigd als advocaat en gaat hij werken bij een advocatenkantoor in Rotterdam. In 1914 trouwt Bordewijk met Johanna S.H. Roepman. Uit dit huwelijk worden een dochter en een zoon geboren. Zijn echtgenote krijgt bekendheid als componiste van orkest- en koorwerken, beiaardmuziek en de opera Rotonde. Onder het pseudoniem Ton Ven maakt hij in 1916 zijn debuut als schrijver met de gedichtenbundel Paddestoelen. Van 1918 tot 1920 doceert Bordewijk handelsrecht aan de Handelsschool in Rotterdam. Bij een bombardement in maart 1945 worden al zijn bezittingen vernield en verhuist de familie tijdelijk naar Leiden. Uiteindelijk wordt een woning gevonden in Scheveningen. Van 1946 tot 1955 schrijft Bordewijk literaire kritieken in het Utrechts Nieuwsblad. In 1947 wordt hij voorzitter van de Ereraad voor Letterkunde, die oordeelt over het gedrag van schrijvers in WO II. Collaborateurs worden veroordeeld tot een publicatieverbod. Vanaf 1949 werkt Bordewijk voor de gemeente als juridisch adviseur mee aan diverse saneringsprojecten. In 1953 ontvangt hij de PC. Hoofdprijs en een jaar later wordt hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. In 1957 ontvangt Bordewijk de Constantijn Huygensprijs voor zijn totale oeuvre. In 1965 overlijdt hij op tachtigjarige leeftijd in Den Haag. Zijn werk varieert van poëzie en romans tot novelles en korte verhalen. Zijn bekendste werken zijn Blokken (1931), Knorrende beesten (1933), Bint (1934) en Karakter (1938). De roman Karakter wordt verfilmd door regisseur Mike van Diem en ontvangt in 1998 een Oscar voor de beste buitenlandse film. 2. Welke boeken heeft hij/zij nog meer geschreven? Als hij/zij veel boeken geschreven heeft, schrijf er dan vijf op. Heeft hij/zij ook prijzen gewonnen? Vertel dan welke prijs dat is en voor welk boek. • 1949 - Prijs voor kunsten en wetenschappen voor Noorderlicht • 1953 - P.C. Hoofdprijs voor De doopvont en Studiën in volkscultuur • 1957 - Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre 3. Heb je al meer boeken van deze schrijver gelezen? Zo ja, zijn die boeken met elkaar te vergelijken en wat vind je van de andere boeken? Nee, ik heb geen andere boeken van deze schrijver gelezen. (M) Recensie Zoek een recensie van het boek en plak deze erbij. Vertel in het kort of je het wel of niet eens bent met de recensent en beargumenteer je mening. Deze recensie is geschreven door; Har Scheepens. Het was helemaal niet de bedoeling om deze week de lezer min of meer te vervelen met oude kost. Indien men al over een hérdruk schrijft dan gewoonlijk alleen bij het verschijnen van "Verzamelde Werken", waarvan de schrijver liefst dood, maar in ieder geval oud moet zijn. Zo zijn onze manieren! Maar deze herdruk... En vooral [Bint]! Dat laatste is toch eigenlijk een boek, dat ieder, die met het onderwijs iets te maken heeft gelezen moet hebben. Men kàn er zich zo heerlijk woedend over maken. Dirc Coster sprak er b.v. over als "de kroning der schoften", men kan het beschouwen als een kostelijke parodie op het z.g. tuchtprobleem, men kan het ook in bloedige ernst aanvaarden, maar als men dat laatste zou doen... dan moest iedere onderwijsman een opleiding krijgen als dompteur en mijn lieve vrouwelijke collega's als dompteuse. Voor mij persoonlijk zit aan "[Bint]" een eigenaardige, bittere herinnering vast, hoewel ik dat boek later leerde kennen dan ik de gebeurtenissen beleefde, waaraan die bitterheid te wijten is. Heel jong was ik, heel erg jong en zo klein van stuk, dat mijn moeder pas kon besluiten mij in de lange broek te steken, toen ik de lagere acte behaald had en een betrekking kreeg. Ik weet niet, of het nog zo is, maar men had me zo met "de orde in de klas" aan het hoofd gezeurd, dat ik er praktisch van overtuigd was geraakt dat primo: ik geen orde hebben, secundi, dat, als het misschien toch lukken zou, ik me op zou moeten vijzelen tot een huiveringwekkend strenge persoonlijkheid, waar aan in mijn uiterlijk noch in mijn innerlijk iets, wat dan ook, beantwoordde. Die angst van de jonge onderwijzer en van de jonge leraar vooral, heeft me lelijke parten gespeeld. Mijn hoofd was een zeer gemoedelijke en zeer beminnelijk man, die enorm veel van zijn jongens kon verdragen, zo veel, dat zijn klas gonsde als een bijenkorf en daardoor - en dat was dom - kon ik niet geloven, dat hij een goede onderwijzer was en zijn voorbeeld zei mij dus niets. Ik kreeg de derde klas... en ik zou het er waarschijnlijk op mijn eigen manier wel mee gerooid hebben, indien er in de zesde klas geen collega gestaan had, die mijn eigen aanleg bijna tot in zijn tegendeel wist om te buigen. Een heel klein mannetje, nog kleiner dan ik, een ietsje mismaakt ook, maar een enorme tiran. Een zesde klas, die boven zetelde en die een hele lange gang af moest en dán de trap en dan weer een lange gang en dan de deur uit, de speelplaats over en het hek uit. En dáár pas maakten zij hun armen los uit die rare "overmekaar" houding en dáár pas mochten en durfden zij te praten. Maar, nu komt het - hij zelf bleef boven en het ging precies zo, als ik hierboven heb beschreven. Ongelofelijk? Voor het jongetje met zijn eerste lange broek, was het zo imponerend, dat het hem nà ging doen. En helaas, het lukte! Nu, op dit ogenblik zou dat zelfde jongetje die één, twee klassen, waarop het experiment van de ijzeren orde volmaakt slaagde wel terug willen halen om die hele cursus met hen nog eens over te doen. Toen de oppertiran - hij woonde immers boven - de school verliet voor een betere betrekking, kreeg hij - zo zijn onze manieren - van de achterblijvende collega's een boek cadeau en mij werd opgedragen een passend boek te vinden en wèl: ik vond "[Bint]" en het wás passend! Voor de nieuwsgierigen kan ik meedelen, dat de tuchtcultus bij mij al na een maand begon te bezwijken en dat ik zelf "[Bint]" kocht om vooral maar precies goed te weten, hoe het niét moest. En toch een goed boek? Geheel en al! Van zijn hakkende stijl af tot en met de tendens toe, al doet men er goed aan die "tendens" alleen te zien binnen de buitensporige omstandigheden en met de buitenissige persoonlijkheden van de roman zelf. Deze "schoolwereld" van Bordewijk is een anomalie en voor het afwijkende gelden vanzelfsprekend afwijkende normen. Als je zeker zou weten bijvoorbeeld, dat de leerlingen met geladen revolvers op de bank zouden kloppen, wanneer ze het niet eens zouden zijn met het "gedrag" van hun onderwijzer, dan zou deze laatste er zeer goed aan doen een stengum op zijn lessenaar te leggen om de kans op een te vroeg weduwepensioen aan vrouwlief uit te betalen zo veel mogelijk te elimineren! Zó is [Bint] - en omdat het zo is, omdat het de abnormaliteit als wezenskenmerk draagt, kan het alleen als een grap bedoeld zijn. Er is echter veel wijsheid in deze grap. Wanneer [Bint] zijn theorieën ontvouwt over de tucht en over de tuchteloosheid, wanneer hij zijn discipel De Bree, de jonge leraar, doet dromen van een nieuw en krachtiger geslacht, wanneer hij het principe van eerst gehoorzamen om later te kunnen bevelen ad absurdum doorvoert, dán is er veel dat tot nadenken stemt. De klas, waar het vooral over gaat, een rariteitenkabinet, wordt door De Bree, de hel gedoopt en het is [Bint]'s gaafste werk, want [Bint] gelooft niet meer in de normaal begaafde leerlingen, die praktisch spoorloos in de maatschappij verdwenen zijn. Deze klas: Whimpysinger, de Moraatz, Neutebeum, Nittikson, Surdie Finnis, te Wigchel, Kiekertak, Taas Daamde, Peert, Punselie, Bolmikolke, Klotterbooke, de vrouw Schattenkeinder.... alleen de namen zijn al voldoende om de leraar het gevoel te geven, dat hij aan het gek worden is. En dan de wezens, die door die namen worden gedekt. Er was goud mee te verdienen op de kermissen. Laat ik er één uit de collectie geven: "Ten Hompel was weer anders. Hij hapte onder het werken naar een insect. Hij had een zwarte doggentronie. Hij was voor een dog te levendig. Deze keek onder het werk bliksemvlug op naar de Bree, honderd maal. Zijn oogjes waren meer herder dan dog en meer wolf dan herder. Deze was vrij stevig, en enkel haak". Eén zo'n leerling is al een figuur uit een nachtmerrie en wat moet je dan aan met twintig? Wanneer De Bree zijn "hel" er onder heeft en zonder les te geven enkel "tucht" handhaaft - de klas zèlf is met de vijandelijkheden reeds bij het binnentreden van de "nieuwe" begonnen - dan zegt De Bree tegen [Bint], die even komt kijken "Ik tem" en dat klopt volkomen, want hoe kan men les geven aan zo'n stel ongetemden. Wij maken de hel mee in alle omstandigheden, als gemoedelijk onder elkaar grommende dieren, als de dempers van het oproer, dat door de andere klassen tegen het regime van [Bint] is georganiseerd, als razende duivels tegen degene, die de samenhang van de klas hebben verbroken, het is een kostelijke grap, die men kan vergelijken met de Reynaert, waarin het niemand de "bloederige" ernst er van kan ontkennen, noch de satirieke inslag. De satire is vanzelfsprekend gericht op de "halfzachtheid", die dreigde (dreigt?) aan alle orde en tucht zijn opvoedende waarde te ontnemen. Is dit Bintsysteem dan niet bedoeld "Ter navolging"? [Bint] zelf bezwijkt aan zijn eigen systeem. Als een jongen, die met zelfmoord gedreigd heeft, wanneer hij zakt, juist óm die bedreiging wordt afgewezen en inderdaad een "poging" tot zelfmoord doet en aan de gevolgen sterft, dan blijkt [Bint] tegen zijn harde systeem niet op te kunnen en hij neemt zijn ontslag. Bordewijk kan De Bree makkelijk laten denken, [Bint] verdwijnt, maar het systeem blijft, maar indien de krachtigste van dit corps keiharde leraren er niet tegen op kon, wie van de zwakkeren zou dat dan wel kunnen? De taal is ook "getuchtigd". Nergens beter dan hier heeft Bordewijk zijn ideaal der "zakelijkheid" zo weten te bereiken. De meeste zinnen beginnen met het onderwerp en samengestelde zinnen zijn bijna onvindbaar. Men moet over een grote suggestieve kracht beschikken om in dit procédé een roman leesbaar te houden én, een groot compliment, deze zelf opgelegde beperking stoort bijna nergens, al vindt men de stijl wel eigenaardig natuurlijk. Wanneer de conciërge met de oproerkraaiers heeft samengespannen wordt hij letterlijk door [Bint] de school uitgezet. En hoe? Samen ([Bint] en Donkers) gingen zij een verdieping hoger, de zijgang tot haar einde. Daar woonde de conciërge. Zij stonden stil voor de dichte deur. Donkers woog de moker, proefde even met het staal aan het slot, sloeg in één slag het slot uit de deur. De deur vloog naar binnen. Het galmde door de school. Daarachter stond de conciërge, gekleed. Zijn lauw en langzaam bloed kon niet voorkomen, dat hij beefde. Tien dikke wormen krioelden over zijn buik. Zijn kalfskop droop, zijn kalfshart klepte. Zijn ogen puilden naar de hamer".... Men moet aan deze stijl wennen en als alle boeken in zo'n stijl geschreven werden, zou onze litteratuur een dwaze indruk maken... Maar deze éne uitzondering verrijkt haar ontegenzeglijk. Er staan nog twee andere kortere verhalen in deze bundel, waarvan vooral het eerste, Blokken, zeker de moeite waard is, maar [Bint] is een van de weinige Nederlandse romans, waarin een school, de hoofdpersoon is en dat heeft voor "scholerige" mensen een aparte bekoring. De schrijver van deze recensie zegt (ergens midden in zijn verhaal) dat hij Bint een spannend boek vond. Ik ben het daar helemaal niet mee eens want ik vond het helemaal niet leuk. (N) Verwerkingsopdracht Je krijgt een verwerkingsopdracht (= boektoets) van je docent. Deze moet je maken in de klas. Je levert het leesverslag en de verwerkingsopdracht in een mapje in bij je docent. Zoekopdracht 1; Verlos me Geef me het zwaard dat me zal doorboren in het holst van de nacht. Waar de schimmen op me wachten me meenemen van de wereld die verdrinkt in mijn tranen. - Jutta - Dit gedicht past goed bij het verhaal omdat een jongen in het verhaal zelfmoord pleegt omdat hij geen goede cijfers haalt. Oorlog en vrede De oorlog had iets vredigs zoals ook de vrede op oorlog lijkt die niet wordt uitgestreden: in Rotterdam wordt nog gevochten maar in Sloot gaat iemand aan een andere ziekte dood. Terwijl een machteloze wordt gemarteld glimlacht de moeder tegen 't kind dat tegenspartelt als het gezoogd, gewassen en gestreeld tussen de ouders wordt verdeeld. Ik vind dat dit gedicht goed bij het verhaal past omdat het over de oorlog gaat en de Bree heeft eigenlijk ook oorlog met “de hel”. de bijl klooft ruw een schedel in een handvol woorden blaast de wind orkaan vriendschap gaat verloren in het vele misverstaan ogen spreken babylonisch luid schreeuwen tegen blinden een steen breekt al de eerste ruit handen zullen wapens vinden de bijl klooft ruw een schedel en het rode lint van bloed bespat voorgoed de witte muren de dood is weer ontmoet en streelt de wind die is gaan liggen in het oog van zijn orkaan, wachtend tot het strijden is gedaan Dit gedicht past goed bij het verhaal omdat de twee die tijdens de fiets tocht weg gingen in elkaar geslagen werden door hun klas genoot. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |