Boekverslag : Annie M.g Schmidt - Otje
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2493 woorden.

Waar en wanneer


In welke tijd het verhaal afspeelt word in het boek niet verteld. Maar ik denk in de 20ste eeuw want in het verhaal komen auto’s, ziekhuizen en telefoons voor. Waar het verhaal zich afspeelt kun je ook niet zeggen, want Otje en Tos (de vader van Otje) zijn voortdurend op de vlucht voor de politie maar uiteindelijk stranden ergens in de bosjes. De schrijfster heeft niet geschreven hoe de de plaats heet waar ze(Otje en Tos) eindelijk standen.


Hoofdpersonen


De hoofdpersonen zijn natuurlijk Otje en haar vader Tos. De bijpersonen (personen die iets minder in het verhaal komen) zijn de twee muizen Suzie en Lodewijk, de politie hond Herman, de kraai Kwark, de mus Tjoep en nog meer onbekend vogels. Het karakter Van Tos is dat hij altijd driftbuien krijgt als hij papieren hoort omdat hij wel papieren had maar de gemeente heeft zijn papieren zoek gemaakt en ze durven dat niet toe te geven. Otje is een vrolijk meisje die goed met dieren kan omgaan. Af en toe als ziet dat haar vader weer eens een driftbui heeft helpt hem om het te verwerken. Suzie is een bang muisje die meestal luistert naar zijn dappere broer Lodewijk. Kwark, Tjoep en de onbekende vogels zijn goed bedoelde dieven want ze stelen papieren voor Tos zodat hij weer werk kan krijgen, meestal brengen ze reclame folders of geld of liefdesbrieven mee. Aan het eind van het boek heeft Tos minder driftbuien omdat hij zijn papieren heeft en krijgt Otje soms driftbuien maar, Otje kan dan nog steeds goed met dieren omgaan. Het karakter van de muizen zijn hetzelfde gebleven aan het einde. De vogels zijn het stelen van papier gewent maar ze dimmen er wel mee. Herman houd van mensen opsporen het hele verhaal door.


Genre


Op het boek staat geen genreteken. Ik vind het zelf een kinderboek want er staan leuke plaatjes in het boek met vrolijke kleuren.


Inhoud


Het verhaal begint in het hotel de Koperwiek. Het gaat slecht met hotel de koperwiek, ze hebben de laatste maanden geen ene klant gehad.

De eigenaren meneer Pardoes en mevrouw Pardoes nemen daarom een maatregel. Ze geven hun enigste personeel de kok Tos nog minder salaris(het salaris is nog minder dan het minimum loon)Maar ze konden alles met hem doen, want hij had toch geen papieren. Toen meneer Pardoes het vertelde aan Tos, kreeg Tos een driftbui. Tos gooide met alles wat er om hem heen lag naar meneer Pardoes. Otje kwam iets later binnen, ze zocht buiten naar veertjes want die spaarde ze en ze had hele goede vogelvrienden. Toen ze in de keuken kwam, wist ze dat haar vader een driftbui had gehad en hielp hem met opruimen. Er kwamen eindelijk gasten en Tos moest een avond maaltijd maken. Otje moest boven blijven en mocht niet naar beneden komen bij de gasten, ze mocht alleen in de keuken. Toen ze boven ging douchen en naar zolder ging om te slapen, zag ze daar een muis. Ze heette Mela. Mela vertelde aan Otje dat haar familie in de kelder zit en dat daar ook een kat is en of ze haar familie wilde redden. Otje ging meteen naar de kelder om Mela’s familie te redden. En inderdaad er zaten een groep muizen in een hoekje en daar was ook Betsie de kat. Otje zag Betsie niet en redde de muizen. Ze ging daarna met de muizen naar de keuken en Betsie volgde Otje. En toen de muizen in de keuken waren, zagen ze Betsie en uit angst vlogen de muizen in de zalmsalade die Tos had gemaakt. Otje zag dat en sloot Betsie op in een hokje. Toen ze terug kwam, was de zalmsalade weg. Niet veel later hoorde Otje een paar dames gillen “MUIZEN”. Otje ging meteen naar de gillende dames toe en pakte ze de muizen en ging gelijk naar boven. Meneer en mevrouw Pardoes gingen naar Tos en ontsloegen hem. Hij moest de volgende dag weg zijn. Gelukkig had Tos een bestelwagen en wat spaargeld. Ze (Otje en Tos) vertrokken de volgende dag.

Ze gingen weg met een hele tros vogel om hen heen en ze sliepen in het bos. Otje zag iets bewegen in haar tas, ze keek erin en ja hoor het waren twee muizen Suzie en Lodewijk. De volgende dag waren er nog meer vogels onder anderen Tjoep de mus en Kwark de kraai. Kwark vroeg waarom ze hier sliepen en Tos vertelde dat hij geen papieren had en dat ze daarom mij (Tos) zomaar mochten ontslaan en dat hij daarom ook geen werk kon vinden. Die zelfde nacht vlogen alle vogels naar de dicht bijzijnde stad en alle papieren dat ze zagen, hadden ze gepakt. Ze gingen zelfs bij mensen binnen die hun ramen opengezet hadden in het gemeentehuis. Toen het lichter begon te worden gingen de vogels met al hun papieren naar Tos en Otje. Tos zei dat hij er blij mee was om de vogels niet teleur te stellen, maar papieren zo alles geld en liefdesbrieven moesten Kwark en Tjoep terugbrengen. Otje tekende op een papier waar een zegel aan zat Tos. Iets later toen Otje de muizen eten had gegeven en Tos bezig was met het koken van brandnetelsoep, kwam er een meneer naar ze toe en vroeg wat ze deden. Tos vertelde dat hij brandnetelsoep maakte en dat hij niks zal vernielen. De man zei dat er hier zeldzame brandnetels waren en hij vroeg ook naar Tos vergunning (papieren)maar die had Tos helemaal niet. Daarom moest hij de volgende dag weg anders zou de politie komen. Ze vluchtten naar een plek waar niemand komt,over het water samen met de vogels. Lodewijk wil blijven maar Suzie wilde dat niet. Zij vond het waar ze waren niet veilig en dus ging Lodewijk met Suzie mee. Tos kon zijn bestelwagen nergens kwijt en verbergde zijn wagen samen met Otje achter een paar takken. Elke dag moest Otje naar de bestelwagen om daar eten te halen, ze moest over het water. Op een dag, toen Otje weer eten moest halen, zag ze de bestelwagen niet. Toen kwam er een hond naar haar toe. De hond vertelde dat hij Herman heette en dat hij hield van mensen opsporen en dat hij jullie (Tos en Otje) moest opsporen. Otje aaide de hond en smeekte om zijn baas, de politieagent, een verkeerde richting te wijzen. Niet kort daarna rende Otje naar haar vader om het te vertellen en dat de baas van Herman eraan kwam. Toen Otje terug kwam en het verhaal vertelde van de politie, pakte Tos en Otje de spullen. De muizen kregen een speciale mand voor z’n tweeën en Kwark en Tjoep stonden op de wacht. Ze kwamen telkens dichterbij. Arme Tos kon het rennen niet lang volhouden, want hij was te dik en bleef zitten. Kwark en Tjoep keken en ze zagen dat Herman de andere kant ging met zijn baas. Kwark zei tegen Otje ( die ook maar ging zitten) en Tos dat ze terug konden naar hun bestelwagen, en dat deden ze ook. Ze waren net op tijd, want Herman en zijn baas kwamen eraan. Onderweg toen ze weg reden, kregen ze autopech. Ze schreven een briefje en vroegen of Kwark het wilde brengen naar de garage. Op dat briefje stond dat ze autopech hadden en of de mensen van de garage hen wilden ophalen. Kwark bracht het briefje en niet veel later kwamen mensen van de garage en haalden ze Tos en Otje op. Toen de auto klaar was, moest Tos alleen nog betalen, maar hij had niet eens zoveel geld en besloot toen weer werk te zoeken. Alle restaurants wilde Tos niet, omdat hij geen papieren had. Maar er was een hotel waar hij kans had, het was hotel Do Do. Alle personeel lag te slapen, ze waren allemaal een nacht van te voren naar een disco geweest en het was laat geworden. Mensen zaten te klagen waar hun eten bleven en Tos ging naar de keuken om te vragen of hij kon helpen. Maar de kok in de keuken zat ook te slapen. Tos maakte de kok wakker en vroeg of hij hem kon helpen en of hij hier kon wonen. De kok zei dat hij wel mocht koken en het salaris wat hij kreeg mocht Tos houden maar niet wonen, de kok mocht dat ook niet. Otje had buiten een slaapplekje gevonden, het was in de voortuin van het hotel in de struiken. De gasten vonden het eten ineens heel lekker, maar ze vonden het niet leuk, dat in de struiken voor hen mensen woonden en dat hoorden Tos en Otje. Mevrouw Bontekraai ging net weg voor zaken en liet haar hondje Heppie achter bij de portier. Ze zei dat hij goed eten moest krijgen en dat hij absoluut niet vies mocht worden. Otje zag het zielig hondje en ging met hem praten. Heppie vertelde dat zijn baasje hem achter gelaten had en dat ze vaak weg ging en dat hij (Heppie) altijd achter moest blijven. Op dat moment kwam er een bus vol toeristen. Otje vroeg welke kamer Bontekraai had en Heppie zei dat de kamer nummer 17 was. Otje ging in de rij staan tussen de toeristen. Toen Otje aan de balie vroeg of ze de sleutel hadden van kamer 17 dacht de man van, was dat niet van Bontekraai? Maar hij had zo een slaap en was te moe om te praten, dus gaf hij de sleutel. Otje ging naar boven en zag voor de deur waar zij binnen moest een schoonmaakster. Otje schrok, maar gelukkig sliep ze en Otje sloop naar binnen. De kamer van Bontekraai was super groot en netjes.Ze had een bed, een nette badkamer en mooie kleuren. Otje ging Tos vertellen over de kamer en ging weer naar Heppie. Otje vroeg aan de portier of ze Heppie mocht uitlaten, dat mocht alleen als hij niet vies werd. Otje vroeg onderweg aan Heppie hoe lang zijn baasje (Bontekraai) weg bleef.Heppie zei dat het altijd anders was, soms een dag en als ze naar het buitenland moest twee weken. Heppie zei ook dat ze een gele sportwagen had, dat je haar daardoor kon herkennen. Na de wandeling ging Otje weer sluipend naar haar kamer. Buiten voor het raam zag Otje kwark en ze deed het raam open. Otje vroeg of Kwark alle vogels wou roepen en dat deed Kwark ook. Toen alle vogels er waren, zei Otje dat ze naar een gele sportauto moest zoeken. Ongeveer twee weken later, Otje was weer Heppie aan het uitlaten, speelde hij in de modder, hoewel hij niet vies mocht worden. Opeens kwam Kwark er komt een gele sportwagen naar het hotel. Otje rende met Heppie naar haar kamer en ze redde wat er te redden viel. Maar de kamer was helemaal onder vogelpoep en Otje had geen tijd om het op te ruimen. Toen Bontekraai weer beneden kwam schreeuwde ze tegen iedereen, want haar hondje en haar kamer waren vies. Heel het personeel moest bij de directeur van het hotel komen. De baas zei dat ze niet meer mochten feesten en tegen de twee koks zei hij dat er in een nette hotel als Do Do geen brandnetelsoep mocht gekookt worden. Tos zei dat hij het op advies van de gasten had gekookt en dat ze het lekker vonden. De directeur weet dat er geen brandnetelsoep gekookt mag worden. Tos werd helemaal vuurrood en hij kreeg weer een driftbui. Gelukkig kwam Otje net op tijd en ze ging weg. Tos ging weer werk zoeken. Uiteindelijk komen ze bij het eethuisje De stevige Mevrouw Twiddel (de baas van het eethuisje) zat zoekend in een kookboek te kijken. Tos ging naar haar toe en vroeg of hij daar kon werken. Twiddel zei dat er een hoge officier naar Kaapse raasdonders vroeg en dat het niet in haar kookboek stond. Tos wist wel wat Kaapse raasdonders waren en vroeg of hij het mocht maken en of hij mocht slapen. Twiddel zei dat Tos en Otje hier mogen eten en slapen maar een dag. Want de rest kon ze zelf aan. Tos ging meteen aan de slag. Toen Tos klaar was en Twiddel het aan admiraal Strafpoort (die hoge officier) gaf, vond hij het zo lekker dat hij Tos vroeg of hij op z’n schip wou werken.Dat wou Tos wel en hij zette Otje bij z’n tantes (die hij daar ontmoet had) De tantes hadden Otje naar de winkel gestuurd en hadden de muizen Suzie en Lodewijk ergens losgelaten, ze vonden het vieze beesten. Otje kwam terug en zag de muizen niet, de tantes zeiden dat ze de muizen hadden weggedaan en Otje ging ze zoeken.

Toen Tos terug kwam, ging hij zijn bestelwagen halen bij de garage en hij werd door de baas van Herman opgepakt, niet door Herman. Kwark zag dat en ging gelijk naar Otje en vertelde het verhaal. Otje kon alleen maar huilen, want haar vader was in de gevangenis en de muizen had hij niet gevonden. Kwark zei ,om Otje op te vrolijken ,dat er een tekenwedstrijd was en Otje had de tekening van Tos nog. Toen Otje naar het gemeentehuis ging om daar haar tekening op te plakken(daar was de wedstrijd) kwam de burgemeester naar Otje toe. De burgemeester keek naar de tekening en zag aan de zegel, die er aan was en aan de achterkant van het papier waar de rechten stonden,dat het de stadsrechten waren die hij kwijt was en de tekenwedstrijd was om dat te vieren dat het een stad was en dat (het papier) was het bewijs. De burgemeester was er zo blij mee, het was net op tijd, want de eerste mensen kwamen. Otje zei dat hij de tekening mocht hebben als ze Tos vrij lieten en dat deden ze ook. Het was een grote feest en Otje won de wedstrijd en Tos danste met Otje. Er was worst en Otje pakte er een en ze zag daar Suzie en Lodewijk. Ze zeiden dat ze trek hadden en dat ze in de wagen met worst klommen. De burgemeester vroeg Tos waarom hij geen papieren had en Tos vertelde het verhaal dat het in de gemeente zoek was geraakt. Als dank kreeg Tos nieuwe papieren en Tos en Otje kochten De Koperwiek want die stond te koop. Het gaat nu heel goed met De Koperwiek.

De muizen familie was weer bij elkaar, Kwark, Tjoep en de andere vogels woonden naast of boven hen in een boom.


Beoordeling


Ik vind het een te gekke boek voor jong en oud. Eigelijk vind ik alle boeken wel leuk van Annie M.G. Schimdt. Ik kan het iedereen aanraden. Het nam me mee en voor dat ik het wist las ik twee a drie uur aan een stuk door. Maar het is niet spannend of griezelig maar het hele boek is leuk,af en toe is het wel droevig. Kortom ik vond het een leuke boek en ik kan het iedereen aanraden.

;\n <\/div>
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen