F. Bordewijk, Bint
Samenvatting
De Bree moet als leraar invallen op een school. Zijn voorganger is daar weggepest, hij
denkt dat het hem echter niet zal gebeuren. Als hij daar op de school komt, wordt hij door
de directeur nors ontvangen en voorgesteld aan zijn eerste klas. Dit blijkt de ergste klas
te zijn. De Bree begon er met de namen op te lezen. Hij merkte echter dat iedereen
verkeerd zat en liet de rector erbij halen om alles te laten controleren. De klas
probeerde verschillende geintjes met hem uit te halen, maar De Bree trapte daar niet in en
bestrafte iedereen die iets verkeerds deed. Hiermee begon hij de psychologische
oorlogsvoering tegen de klas, die hij vanaf toen De Hel noemde. Door mensen veel te laten
nakomen en geen vrede te sluiten met de klas lukte het De Bree de klas onder de duim te
krijgen. De Hel had ontzag voor hem gekregen.
Zijn andere klassen, die hij ook meteen namen gaf naar het karakter van de groep, waren
heel anders dan De Hel. Hij noemde ze De Grauwe, De Bruine, De Bloemen. Af en toe kwam hij
Bint, de rector tegen, maar nooit gaf hij enige blijk van waardering, over hoe de Bree de
klassen les gaf. Aan het einde van het trimester was er rapportvergadering. Alle klassen
werden er besproken en voordat de klassen van De Bree aan de beurt kwamen duurde erg lang.
Bij deze vergadering keek Bint naar de cijfers van de leerlingen; was het cijfer slecht
dan was het bijna zeker dat deze niet overging; tenminste dit dacht Bint. In één van de
klassen van De Bree, in De Grauwe, zit een jongen die niet zo goed kan leren en ook vaak
problemen heeft thuis. Hij had gedreigd tegen Bint dat als hij een onvoldoende op z’n
rapport zou komen te staan, dat hij zich van het leven zou beroven. Bint maakte duidelijk
dat dit hem niet veel kon schelen. Ook Fléau uit De Bloemenklas werd besproken. Bint
wilde hem van school hebben, omdat hij onrust stookte en tegen het systeem van Bint
inwerkte.
Tijdens de kerstvakantie pleegde hij inderdaad zelfmoord, waarna Fléau een oproer
organiseert door in de kerstvakantie, met de namenlijst die hij van de conciërge had
gekregen, iedereen op te stoken hiertegen in opstand te komen. Gelukkig had Bint dit
voorzien en had hij De Hel, de voorbeeldklas uit zijn systeem, ingezet samen met de andere
leerlingen uit te vechten. De conciërge werd meteen ontslagen en Fléau liet zich niet
meer op school zien.
Tegen het voorjaar is het weer tijd voor het jaarlijkse uitstapje met de klassen.
Hierbij wordt De Hel altijd in tweeën gedeeld. Helaas was er voor De Bree geen klas meer
over, maar gelukkig voor hem kreeg Remigius een kind, zodat De Bree alsnog mee kon gaan.
De Bree ging met zijn helft door België heen richting Frankrijk en weer terug. Hij liet
zijn blijdschap niet aan anderen merken, maar zijn vreugde kon niet meer op. Op een
gegeven moment was er een leerling zo uitgeput dat ze noodgedwongen een kortere weg
moesten nemen. Twee leerlingen die het systeem, en dus de route die Bint had uitgezocht,
trouw wilden blijven, namen toch de langere weg. De Bree nam het hen niet in dank af en
werd erg boos op hen en gaf hen straf; voortaan moesten ze i.p.v. De Bree, Meneer de Bree
zeggen.
Een tijd na dit uitje komt de reeds ontslagen conciërge bij De Bree om geld bedelen;
De Bree stuurt hem weg. Aangezien De Bree maar een invaller was, was aan het einde van het
jaar de tijd gekomen afscheid te nemen van de school. Bint wil dit niet en vraagt De Bree
of hij niet nog een jaartje wil blijven. De Bree moest hier lang over nadenken en in de
eerste instantie wijst hij het af, maar na de hele zomervakantie nagedacht te hebben,
besloot hij toch maar de baan te accepteren.
Op de eerste dag van het schooljaar hoort De Bree dat Bint zijn ontslag heeft genomen
en van de plaatsvervangend rector hoort hij dat het is om de dood van de jongen. Meteen
probeert De Bree Bint te bezoeken, alleen hij werd er niet binnengelaten. Uiteindelijk
legde hij er zich maar bij neer om weer met volle moed over De Hel te ‘regeren’.
Personages
Bint is de persoon waarna het hele boek genoemd is. Hij is de rector van een school met
een geheel eigen soort onderwijssysteem; een systeem van stalen tucht. Hij had ook een
lievelingsklas, het ideaalbeeld van zijn systeem; het was zijn trots en zo sprak hij er
ook over. Hij gaf ze zelfs op een gegeven moment dikke sigaren, om te laten zien dat het
echt zijn lievelingsklas was. Verder is Bint al een wat oudere en magere man, meestal
loopt hij met een uitdrukkingsloos gezicht rond wat de meeste leraren niet zo prettig
vonden. Hij interesseert zich weinig voor de leerlingen en dat heeft in het verleden al
eens tot protesten van ouders geleid. Het kon hem echter helemaal niets schelen. Het enige
waar hij aan dacht was de school of aan zijn eigen tuchtsysteem. Dit bleek een hele
verkeerde instelling te zijn, want door deze non-interesse heeft een leerling, die een
onvoldoende op zijn rapport kreeg, zelfmoord gepleegd. Toen De Bree het volgende
schooljaar weer terugkwam kreeg hij te horen dat Bint niet meer terug kwam op school; hij
was bezweken onder zijn eigen systeem; Bint was niet opgewassen tegen zijn eigen systeem.
De Bree is de vervangend leraar van een aantal vierde klassen; Voornamelijk van De Hel,
die de vorige leraar had weggepest. Zijn denken is hoek en nors, maar hij heeft wel veel
fantasie; hij beschrijft namelijk de klassen en vooral bepaalde personen op een bepaalde
manier, waardoor je een goed beeld krijgt van bepaalde mensen. De Bree is een zowel fysiek
als mentaal heel sterk persoon. Hij had aan het begin van het schooljaar het idee dat het
De Hel niet zou lukken hem weg te pesten. Ze probeerden het hem wel lastig te maken, maar
De Bree had alles in de gaten, alle bekende geintjes. Hij liet ze daarom ook meteen zien
dat hij er de baas was en niet de klas. Hij begon daarom ook meteen met leerlingen te
laten nakomen en als ze daar tegenin gingen gaf hij ze nog meer straf. Dit lukte hem en
hij begon ze een beetje onder de duim te krijgen. Zijn fysieke kracht gebruikte hij om aan
De Hel de oorlog te verklaren; hij ging armpjesdrukken met de sterkste uit de klas als
teken dat hij toch echt de sterkste was. Hij was daarom ook erg blij dat hij met De Hel op
schoolreisje mocht; kon hij zich eindelijk verder bewijzen tegenover Bint. Hij had ontzag
voor hem en geloofde ook in het systeem van de stalen tucht. Mede hierdoor accepteerde hij
het aanbod van Bint om een tweede en laatste jaar les te geven.
De Hel, De Bruinen, De Grauwen, De Bloemen zijn de vier klassen aan wie De Bree les
gaf. Hiervan is De Hel de ergste klas, die hij goed onder de duim moest houden. Het was de
lievelingsklas van Bint, ook speciaal door hem samengesteld tot de perfecte klas van zijn
systeem. Het is wel een klas waar moeilijk les aan te geven is, maar door veel straf te
geven lukte het redelijk om hen onder de duim te krijgen. Ze smeekten zelfs uiteindelijk
De Bree of het weer vrede mocht worden. Dit lukte alleen niet.
Analyse en Interpretatie
Titelverklaring
Om deze titel te verklaren is niet erg moeilijk. Bint is namelijk de rector van de
school en als deze er niet was geweest was het speciale tuchtsysteem er ook niet geweest
en het boek dus ook niet. Alles uit het verhaal komt, hetzij via een omweg, bij Bint uit.
Ondertitelverklaring
De ondertitel is: roman van een zender. Dit is een stuk lastiger te verklaren, maar
door wat bestuderen kwam ik er wel uit. Deze ondertitel slaat op de hoofdpersoon. Bint is
hier de zender, omdat hij zijn speciale systeem heeft bedacht. Hij eiste van iedereen
tucht en gaf daarvoor op autoritaire wijze zijn ideeën over onderwijs en opvoeding weer.
Daarmee is hij de zender.
Genre
Het hoofdgenre is voor mij een novelle, omdat het niet langer is dan tachtig bladzijden
en vrijwel geen karakterverandering heeft. Deze novelle heeft iets psychologisch in zich
en ook tucht speelt hier een grote rol, je zou dus kunnen zeggen dat het een
psychologische tuchtnovelle is.
Thema(tiek)
Een duidelijk thema is toch wel de tucht. Dit woord wordt ook een paar keer in het boek
genoemd en het is ook duidelijk dat hier het hele boek om draait. Door de stalen tucht,
die Bint als schoolsysteem heeft ingevoerd, probeerde hij van de leerlingen (mentaal)
sterke mensen te maken, zodat deze goed kunnen gaan functioneren in de maatschappij. Bint
heeft voor deze tucht ook een speciale klas samengesteld, hierin kan door middel van tucht
het monster in de mens bestreden worden om er een persoon van te maken dat goed kan
functioneren in de maatschappij. Een ander thema is school–maatschappij. Bint wil
namelijk door zijn schoolsysteem (en de tucht) van zijn leerlingen ‘maatschappelijk
reuzen’ maken zodat een goede aansluiting op de maatschappij mogelijk is.
Structuur, samenhang en spanning
De structuur of opbouw van het boek bestaat hier uit vijf onderdelen die ik gaandeweg
in mijn verhaaltje zal behandelen. Het eerste element is de volgorde die in dit boek is
dat overal wel chronologisch. Het verhaal worstelt zich gewoon door een schooljaar heen
zonder terugblikken, dus het is niet fragmentarisch. Het tweede onderdeel was wat lastiger
uit te vissen, maar ik denk dat de samenhang goed is, want alles verwijst terug op het
hoofdthema: de tucht. En omdat het verhaal zich door één schooljaar worstelt is er ook
maar één verhaallijn; alles wordt namelijk uit het perspectief van De Bree gezien; hij
vertelt het verhaal als het ware en kan dus niet over andere stukken praten. De spanning
is hierdoor daarom ook hoger, omdat je geen informatie vooraf kan krijgen, je moet altijd
maar weer afwachten wat er gaat gebeuren. Ik wist ook helemaal niet hoe het verhaal zou
gaan aflopen en dit vergrootte ook de boeiende werking en voor mij waren er ook
verschillende spanningsbogen in het verhaal; helaas was hier de spanning niet zo groot.
Het vijfde en laatste aspect van de structuur is de manier waarop het boek eindigt en
begint. Ik vind dat het gewoon aan het begin begint, namelijk aan het begin van het
schooljaar, alleen het einde is niet echt af, want het nieuwe schooljaar begint weer. Dit
betekend wel dat het verhaal een cyclische opbouw heeft, omdat het begint en eindigt aan
het begin van het schooljaar, alleen de gebeurtenissen zijn géén groot terugblik! Het
boek heeft –tot slot- een gesloten einde, omdat het centrale probleem is opgelost.
Het allerlaatste wat ik hier wil zeggen is dat het motorisch moment het wegpesten van de
leraar is geweest voordat vervanger De Bree kwam.
Tijd en perspectief
Het is nogal moeilijk om te zeggen in welke tijd het verhaal speelt. Uit wat
achtergrondliteratuur heb ik kunnen opmaken dat het mogelijk in de crisisjaren speelt.
Bordewijk heeft het in die tijd ook geschreven dus mogelijk is hij daardoor geïnspireerd.
Je zou het ook kunnen opmaken uit de gebruiken. Zo gebruikte Bint een rietje, wat nu al
lang niet meer voorkomt, maar aangezien hij een speciaal systeem van stalen tucht heeft
komt deze onderbouwing ook te vervallen. Wat wel heel duidelijk is, is de vertelde tijd.
Deze bedraagt namelijk precies een schooljaar, want eerst moet De Bree aan een vierde klas
lesgeven en later aan dezelfde klas, een vijfde klas. De verteltijd daarentegen is weer
heel anders. Deze is panoramisch, omdat het niet heel uitgebreid verteld wordt. De
verteltijd is korter dan de vertelde tijd, maar wel gaat het ene stuk veel sneller dan het
ander. Tot de kerstvakantie werd er namelijk weinig geschreven; vanaf de kerstvakantie tot
de opstand was het grootste deel en dan springen ze opeens over naar de paasvakantie met
het schoolreisje. Doordat deze tijd op volgorde is, is het chronologisch verteld en echte
flashbacks of flashforewards zaten er niet in, er was hoogstens wat retroversie, maar dat
was wel miniem.
Het perspectief van Bint is wat lastig, omdat er volgens mij meerdere van inzitten. De
meeste gebeurtenissen worden gezien vanuit De Bree. Je loopt als het ware als De Bree door
het verhaal heen. Maar een enkele keer komt het ook voor dat er een alwetende verteller is
die zegt wat er gebeurd is, een soort hij-perspectief dus; er wordt dus duidelijk gemaakt
wie er aan het woord is of wat er in grote lijnen is gebeurd.
Ruimte
Het verhaal speelt zich grotendeels af op een middelbare school, waarin twee ruimtes
uitvoerig werden beschreven. Degene waar het grootste gedeelte van de klas in afspeelde,
was Het klaslokaal van De Hel. Het was een donker en muf lokaal in de kelder van het
gebouw. Er zaten kleine getraliede raampjes in waardoor weinig licht naar binnen viel. Het
klaslokaal paste dus erg goed bij de klas, die net zo lelijk was als de leerlingen in de
klas. De andere uitgebreide ruimtebeschrijving is die van een groot deel van het oude
schoolgebouw. De Bree liep erdoorheen en wat hem opviel was dat het grootste deel verlaten
was en veel lokalen lagen onder het stof en waren leeg. Dit gaf mij een goede indruk van
het gebouw en maakte ook duidelijk dat er geen leerlingen meer op de school werden
toegelaten. De andere plaatsen waar het verhaal zich afspeelde waren in België en
Frankrijk; De Bree ging hiernaar toe met een gedeelte van De Hel als schoolreisje.
Taalgebruik en stijl
Bordewijk maakt gebruik van korte zinnen en erg weinig verbindingswoorden. Het
taalgebruik is ook vaak wat ouderwets en soms ook wel een tikkeltje hoogdravend. Wat mij
vooral opviel waren de beschrijvingen van de personen uit De Hel. Dit werd op een hele
leuke en speciale manier gedaan. Ze werden beschreven alsof ze beesten waren, dit geeft
goed het karakter van de klas en de personen weer. Het taalgebruik was verder
nieuw-zakelijk: koel, nuchter, zakelijk en hard. De gebruikte woorden waren vaak lastig en
ouderwets. Daar tegenover stond dan weer dat er vaak moderne en niet bestaande woorden
werden gebruikt: ‘Het plein was rechthoekig, gekoolgruisd het midden in een lijst van
keien.’ Wat ook wel vaak voorkwam waren personificaties; er werd over concrete en
abstracte dingen gepraat alsof het mensen waren.
Persoonlijk leesverslag
Het onderwerp was het eerste wat me opviel aan Bint. Het is een onderwerp wat vandaag
de dag niet meer aan de orde is; tenminste het hoofdonderwerp, tucht, is niet meer aan de
orde in ons huidige schoolsysteem. Het tweede onderwerp was dat van school en
maatschappij. Ik heb daar dagelijks mee te maken omdat ik natuurlijk ook op school zit.
Daarom kon ik me ook goed inleven in het boek, hoewel het toch wel een beetje een rare
school is. En juist omdat het zo’n allerdaags iets is vindt ik het heel origineel
gekozen.
Het is wel jammer dat de gebeurtenissen zo oppervlakkig beschreven zijn en de ene
gebeurtenis werd ook veel uitgebreider behandeld. In de gebeurtenis waar de meeste
aandacht aan werd besteed stond ook eigenlijk de kern van het hele verhaal. Dat was
namelijk degene vanaf de kerstvakantie tot en met de opstand. Hierin werd voor mij
duidelijk wat de bedoeling van het schoolsysteem van Bint was en wat daar de gevolgen van
waren. De rest van het boek was eigenlijk maar een inleiding en aan het einde de langzame
afsluiting. Eigenlijk had het boek nog heel wat korter gekund, vooral omdat er zo
ontzettend veel persoonsbeschrijvingen en ruimtebeschrijvingen in zaten. Dit was op zich
wel leuk, maar de gebeurtenissen kregen hier toch een ondergeschikte plaats door en dat
vind ik jammer.
Om nog even op de uitgebreide beschrijvingen terug te komen; ik vond ze werkelijk
fantastisch. Ik heb nog nooit zoveel plezier beleefd aan het lezen van de beschrijvingen
van de personen. Bordewijk beschrijft deze alsof het monsters zijn. Daardoor heet de klas
natuurlijk ook De Hel, omdat er de verschrikkelijkste personen bij elkaar zitten. Zelfs de
namen vind ik ook heel erg leuk verzonnen. Eerst dacht ik dat dit gewoon pure onzin was;
namen bedacht door leerlingen zelf om de leraar te pesten. Toen echter iedereen op
z’n goede plaats zat bleken de namen echt te zijn en dat vond ik toch wel erg vreemd.
Een andere beschrijving waar ik iets over kwijt wil, is iets wat wel meer voorkomt,
maar deze is toch wel één van de besten: ‘Hij donderde naar beneden naar De
Hel.’ Dit is op verschillende manieren op te vatten. Degene die het meest in de
context past is dat De Bree naar beneden de kelder inloopt om klas 4D, De Hel, les te
geven. Een andere zou zijn dat hij het een verschrikking vond om De Hel les te geven; de
hel is namelijk ook een verschrikking om in terecht te komen. Zijn boek is, zoals ik al
zei, vol van dit soort beschrijvingen. Dat maakt het soms wel wat lastig te lezen. Je moet
gewoonweg nadenken om het te begrijpen, want anders mis je nog details ook. De korte
zinnetjes pasten ook heel erg goed bij het karakter van De Bree. Immers stond aan het
begin van het boek: ‘De Bree zijn denken was hoekig en nors’. Ik vind dit in het
boek hierdoor prima verwoord. Wat het ook wel weer lastig maakte om te lezen waren de
velen gedachten. Vaak kon ik de gebeurtenissen van gedachten niet onderscheiden. Het zat
gewoon door elkaar heen geweven. Gelukkig was het taalgebruik niet al te hoogdravend.
Als laatste punt kom ik nog even bij de bouw van het boek. Er is hier niet zoveel over
te verwoorden. Het verhaal vind ik goed opgebouwd en dat is maar gelukkig ook want anders
was het door alle hiervoor beschreven dingen niet meer goed leesbaar geweest. Helaas zat
er niet zoveel spanning in en dat komt volgens mij door de vele spanningsbogen in het
boek, waardoor er vele kleine climaxmomentjes inzaten. Tot slot was het slot wat vreemd en
toch wel weer logisch. Ik had het boek laten eindigen met het einde van het schooljaar.
Maar Bordewijk heeft het ook wel logisch laten eindigen met het begin van het schooljaar
en het vertrek van Bint; dit om aan te geven dat Bint het systeem niet meer aankon en dat
de leerlingen toch trouw bleven aan zijn systeem en zonder hem ‘vrolijk’ het
laatste schooljaar ingingen. Hiermee wil Bordewijk denk ik duidelijk maken dat Bint heeft
bereikt wat hij wilde bereiken met zijn tuchtsysteem.
Recensie
Auteur: Boektitel:
Jaar van uitgave:
Bron:
Publicatiedatum:
Recensent: |
Bordewijk, Ferdinand Bint
1934
De Morgen
05-09-1980
Ronald Soetaert |
De school in de literatuur
Bij september hoort "terug naar school". Zelf heb ik het grootste stuk van
mijn leven in scholen doorgebracht: eerst op de banken, dan vóór de banken. Wie ooit
iets met scholen te maken heeft gehad, kent de gruwel en nieuwsgierigheid voor een
ontluikend schooljaar.
Al een paar maandenheb ik de roman "Bint" voor deze periode van het jaar
opgespaard. In de Nimmer Dralende Reeks bracht Nijgh en Van Ditmar een herdruk van de drie
romans waarmee Bordewijks reputatie begon. De nuchter, zakelijke stijl, gecombineerd met
fantastische beelden trok de aandacht. Voor de roman "Bint" belooft de flap:
"Het gaat over de verhouding van een klas ten opzichte van de leraren en de directeur
met zijn ijzerhouten naam, Bint. Hard tegen hard willen beide kampen niet van wijken
weten...”
Wie als leraar of als leerling nachtmerries heeft over de nieuwe veldslag tussen
opvoeders en hun kweek, vindt in deze roman ongetwijfeld wat van zijn angst terug.
Directeur Bint speelt in het verhaal de rol van een schoolhoofd en zoals dat ook vaak in
scholen gebeurt: hij is overal aanwezig, zelfs in zijn afwezigheid dreigend. Dat hij wat
karikaturaal overkomt, is ook normaal, want zo'n functie maakt de meeste mensen tot
karikaturen. Een schoolhoofd kan zelden goed doen, geprangd tussen leraren en leerlingen
twee groepen met dikwijls tegengestelde belangen. Ik herinner me zelfs een school waar ik
door collega’s om de haverklap apart werd genomen om verhalen te aanhoren over het
ijzeren regime van de vorige studieprefect. Een man die algemeen gehaat werd, maar na zijn
aftreden een beetje heilig werd, omdat alles zo vlot en op tijd verliep. Het heimwee naar
een Hitler, een sterke man die de treinen op tijd laat lopen, zit er bij de mensen sterk
ingebakken.
Zo'n ijzervreter is Bint (de overlevering leert ons dat voor het personage de
oud-rector van Bordewijk portret stond). We zien de school echter door de ogen van de
nieuwe leraar De Bree, die al vlug het schoolleven door de bril van Bint bekijkt. Maar het
is levens de wereld van Bordewijk, vertekend en bevolkt met zijn monsters.
Het begint al met de namen van de leerlingen, die ik in een normale klassituatie als
een openingsgrap zou beschouwen. Schattenkeinder, Whimpysinger, De Moraatz, Kiekertak,
Taas, Daamde, enzovoort, maar we zijn bij Bordewijk: de namen zijn echt en de leerlingen
passen erbij. Het uiterlijk van de jonge heren is allesbehalve stimulerend voor de
gezelligheid: "Whimpysinger had hardgroen tandschimmel en rossige ogen. De Maraatz
zijn tanden waren gewoon bruin. Zijn krieloogjes zonder wit pasten als een git in een
ring. Zij keten met de woedende wanhoop van een rat, die wordt geworgd" (p. 70) En:
"Kiekertak een die zeemonster enkel gebit twee een spullentent, een meter hoog, een
meter breed, een halve meter diep, een blok vlees als een blok geperst hooi" (p. 78).
Geen wonder dat De Bree tijdens een schoolreisje zijn keurtroepen naar een schilderij van
Jeroen Bosch loodst. "De hel" heet de klas waar deze gedrochten in verenigd
zijn, de trots van de school. Bint heeft de crisis uitgeroepen: "De tijd is voorbij
van gemoedelijkheid, van verbroedering. Dit geslacht is te bandeloos." (P. 59). De
Bree zijn echo roept de oorlog uit: "Ik zou jullie gemakkelijk stuk voor stuk kunnen
fijnknijpen. Niet uit kwaadheid. God nee, maar omdat ik dat nu es zou willen." (p.
61)
Met zijn principes vaart Bint tegen de tijdgeest in: "Ik maal niet om de psyche
van een kind, dat eenrottigheid is van deze tijd." (P. 83).
Een leraar mag zich niet inleven in het kind, mag niet "dalen" maar het kind
moet zich inleven in de leraar, het moet "klimmen". Ook tussen leraar en
leerling zijn er relatieproblemen gegroeid.
Van mijn eerste schoolhoofd herinner ik me hoe hij argumenteerde dat een leerling nooit
een kameraad kon zijn van een leraar. Kameraad in de betekenis van iemand waar je echt
vertrouwelijk mee omgaat. Er blijft een afstand tussen leraar en leerling: een andere
ervaringswereld, andere rechten en plichten. Bint breidt deze stelling uit door zijn eis
elke vriendschapsband te verbreken. Kinderen stellen geen vragen, elk woord in de klas
moet een bevel zijn.
Het systeem van Bint roept vijandschap op in de onmiddellijke omgeving: een zelfmoord
is er het rechtstreekse gevolg van. De school loopt leegt. Bint verdwijnt, zijn systeem
krijgt er iets onmenselijks door, omdat hij er zelf niet meer in kon meedraaien.
De burcht van Bint wordt zijn eigen praalgraf waarin zijn volgeling De Bree eerbiedig
rondloopt. Bordewijk spreekt geen oordeel uit: hij heeft een zender met tucht in de wereld
gestuurd, de wereld heeft die geweigerd. Door een bestuur en architectuur waarin lucht
overheerst, verandert de wereld in blokken. De rechte lijn overheerst, een boog is uit den
boze. Dorpen verdwijnen, steden met woonkwadraten komen in de plaats. De Bree fantaseert
met zijn leerlingen over architectuur:
"Wat oud en nieuw door elkaar is onzin. Een stuk oude stad kan desnoods een
openluchtmuseum zijn. Maar een stad te sparen om haar ouderdom is een zwakheid (.... ).
Wij mogen hopen dat latere geslachten onze bouwsels zullen slopen." (P. 101). In zijn
toekomstroman "Blokken" wordt de oude wereld gesloopt en Bordewijk maakt een
inventaris op van de nieuwe wereld. Het individu wordt ondergedompeld in de massa. De
staat schrijft alles voor en alles wat individueel heet, wordt staatsgevaarlijk: kinderen
krijgen geen namen meer, wetenschap en kunst blijven anoniem. Opstanden en kritiek in
binnen- en buitenland moeten door machtsvertoon gekalmeerd worden. Maar wat men ook doet,
de wereld verdraagt de rechtlijnigheid van het regime niet. Tijdens een militaire parade
overziet de Raad dat: "De vierkanten en rechthoeken waren van Boven bezien niet alle
onberispelijk als vroeger. (... ). Daar in de verte, ontplooide zich een regiment in een
boog, en een ander, heel ver weg, trachtte een cirkel te vormen." (P.31). De onrust
groeit. Bordewijk maakte eenangstwekkende waslijst van wat allemaal zou kunnen gebeuren.
Een pleidooi voor het individu, zonder dat er gepleit wordt.
Een gelijkaardige dreiging spreekt uit "Knorrende Beesten". In
"Bint" groeien de leerlingen tot dieren in de verbeelding van de schrijver, in
"Knorrende Beesten" zijn het de auto's die als dieren op de parkeerplaats van
een kustplaatsje terechtkomen: "Daar stond het beest nog even de afstand stil te
herkauwen. Haar bloed ruist in zijn mechanisme." (P. 37). Mensen en auto's zijn innig
met elkaar verbonden: "Het beest raakte op als de baas, maar ze hadden samen nog lijn
Een ongure ziekte boorde en treiterde door hun gestel." (P. 38).
Mensen worden dingen: het strand was "bespat" met bezoekers en "hun
zwarte vlees dreef Is morgens in een klomp bijeen door de branding.... 11 (p. 46). Terwijl
mens en machine in het stadje racen en een corso houden, leeft Bosbien van de auto's, maar
hij houdt zich wat afzijdig,droomt van klassengelijkheid en beseft dat de verlossing van
de vrouw komt. Bosbien en Sofia Eufemia lijken de laatste gewone mensen in dit verhaal
waarin de auto's de hoofdrol gestolen hebben. Ze hebben geen eigen leven, maar "ze
hebben een kunstleven van de hoogste orde". Een kunstleven dat echter vlug uitgeleefd
is.
"lokken" (1931), "Knorrende beesten" (1933), "Bint"
(1934) verschenen kort na elkaar. Bordewijk vond er zijn nuchtere, zakelijk stijl in: best
geslaagd in "Bint" waar deze korte zinnetjes wonderwel passen bij zijn
personage, vanaf de eerste zin: "De Bree zijn denken was hoekig en nors".
Bordewijk roept een wereld op, vertelt zonder zedenlesje. Dat kan zijn lezers problemen
geven: was hij voor of tegen het systeem van Bint? Er werd hem zelfs een neiging tot
fascisme en sadisme verweten. W.F.Hermans speelde hem ooi dit verwijt door, en Bordewijk
antwoordde in een brief:
"Inderdaad, er zijn sporen van sadisme te vinden: ontzag voor de wrede een
perfecte misdaad, voor de onmenselijke tucht. Maar ik objectiveer dit bij verder schrijven
steeds".
Reactie op Recensie
zelden zo’n goede recensie gelezen. Er staan wel een heleboel dingen in waar ik
mijn mening over kan geven. Maar een heleboel dingen kan ik wel mijn mening over geven.
Waar ik het mee eens ben is dat de stijl zakelijk en nuchter is en vooral de fantastische
beelden trokken de aandacht. Ik ben het er helemaal mee eens, vooral de personen uit De
Hel worden op een hele bijzondere manier beschreven; beschreven alsof ze monsters zijn. Ik
zou er in eerste instantie ook raar van opkijken als ik die namen zag. Het mag daarom ook
logisch zijn dat De Bree deze klas De Hel noemt. De zakelijke en nuchtere stijl past ook
heel goed bij het hoofdpersonage want zoals de recensent al zegt (vanaf de eerste zin past
het erbij) is het denken van De Bree inderdaad hoekig en nors. Waar ik het ook wel mee
eens ben is dat het systeem van Bint vijandschap opwekt in de onmiddellijke omgeving. Dat
is inderdaad te merken doordat er een leerling zelfmoord pleegt en dat de school langzaam
leegloopt. Waar ik het dan weer niet mee eens ben is dat Soetaert zegt dat een leraar zich
niet mag inleven in een kind. Ik zou niet inzien waarom niet; zolang hij maar geen kwaad
in de zin heeft. Ik vind ook dat een leerling wel een kameraad kon zijn van een leraar en
het is net zoals in Bint een beetje gek als dat niet mag; dat er helemaal geen vriendschap
is, maar alleen oorlog. Zover mag het in het echt niet gaan vind ik, dat de leraar alleen
maar bevelen geeft aan de klas die de leerlingen dan braaf moeten opvolgen.
Achtergronden
Biografische gegevens
Ferdinand Bordewijk heeft zijn literaire werk grotendeels onder eigen naam
gepubliceerd. Maar in de schaarse interviews die hij over zijn oeuvre toestond hield hij
consequent vast aan scheiding tussen persoon en auteur. Zo wilde hij in de serie
radio-interviews met Nol Gregoor, in 1962, alleen in de derde persoon over de auteur
Bordewijk spreken. Toch blijkt uit de hierna volgende levensschets dat het werk van deze
auteur soms naar het leven van de persoon Bordewijk verwijst. Dat geldt bijvoorbeeld voor
de plaats van de handeling van diverse verhalen en romans. Bordewijk werd op 10 oktober
1884 geboren in de Jan Steenstraat in Amsterdam. Een jaar later nam het gezin zijn intrek
in een huis aan Het Singel nummer 198. Dit huis zal later beschreven worden in de novelle
Keizerrijk uit de bundel De wingerdrank (1937). In 1894 verhuisde de familie naar Den
Haag. Dit was het begin van een hele serie verhuizingen, steeds maar weer binnen de
grenzen van Den Haag. De vele huizen hebben misschien bij de jonge Ferdinand de basis
gelegd voor de belangstelling voor de architectuur die hij later als auteur gebruikte in
veel van zijn werken. Na het gymnasium ging Bordewijk rechten studeren in Leiden. In
december 1911 verloofde hij zich met componiste Johanna Roepman. Na zijn promotie tot
doctor in de rechten in 1912, werd hij in januari 1913 beëdigd als advocaat. In datzelfde
jaar kreeg hij een baan in een groot advocatenkantoor in Rotterdam. Dit pand werd later in
de roman Karakter (1938) beschreven als het advocatenkantoor van Mr. Stroomkoning.
Bordewijk werkte daar tot 1919. Intussen was hij op 1 augustus 1914 getrouwd met degene
waar hij al eerder mee verloofd was. Ze kregen twee kinderen. Van 1918 tot 1920 was
Bordewijk ook nog leraar in het handelsrecht aan de Handelsschool in Rotterdam. Het
schoolgebouw was de plaats van handeling Bint (1934). In 1919 vestigde Bordewijk zich voor
de rest van zijn carrière als zelfstandig advocaat in Schiedam; hij bleef echter in Den
Haag wonen. Intussen was hij ook begonnen met het publiceren van zijn eerste proeven op
het gebied van de literatuur. In 1919 verscheen zijn eerste prozawerk, namelijk de
verhalenbundel Fantastische Vertellingen, in 1923 en 1924 gevolgd door twee gelijknamige
bundels in hetzelfde genre. Als schrijver zou Bordewijk zichzelf altijd blijven beschouwen
als een dilettant: schrijven was voor hem misschien een persoonlijke behoefte, maar zijn
beroep als advocaat behield de voorrang. Bij het verschijnen van de bundels Fantastische
Vertellingen bleven ze vrijwel onopgemerkt. Meer aandacht, hoewel niet altijd positief,
kregen de romans Blokken (1931), Knorrende beesten (1933) en Bint (1934), allen verschenen
bij uitgeverij De Gemeenschap in utrecht. In 1938 volgde Karakter, een roman die speelt in
de wereld van de advocatuur. Opzet en stijl hiervan sloten meer aan bij het traditionele
genre van de breed uitgewerkte psychologische roman. Misschien is het mede daaraan toe te
schrijven, dat Karakter niet alleen bij de meeste recensenten een gunstig onthaal vonden,
maar ook bijval oogstte bij een breder publiek. Van nu af aan gold Bordewijk als één van
de belangrijkste prozaïsten van de eigentijdse Nederlandse literatuur. Dit had tot gevolg
dat de bezetter in de Tweede Wereldoorlog sterke indruk op hem maakte om zich aan te
melden als lid van de Cultuurkamer. Bordewijk reageerde daarop echter met de mededeling
dat hij geen schrijversarbeid meer verrichtte, zodat aanmelding geen zin had. Intussen was
in 1941 nog wel zijn roman Apollyon verschenen. Gedurende de oorlog verscheen bij een
illegale uitgeverij De Bezige Bij in 1944 nog Verbrande erven; een plaatsbeschrijving
onder het pseudoniem Emile Mandeau. De oorlogsjaren gingen ook aan het gezin van Bordewijk
niet ongemerkt voorbij. Bij het bombardement van het Haagse Bezuidenhout in 1944 ging hun
huis en daarmee de bibliotheek van hem in vlammen op. De aangevraagde schadevergoeding
voor de bibliotheek werd niet gegeven, omdat hij een advocaat was: voor de wet was hij als
schrijver een dilettant. Hiermee werd van hogerhand Bordewijks eigen visie op zijn
schrijverschap bevestigd. Toch raakte Bordewijk na de oorlog meer betrokken bij het
officiële literaire leven. In 1945 werd hij benoemd tot voorzitter van de Ereraad voor
letterkunde, die bevoegd was schrijvers die met de bezetter hadden samengewerkt tijdelijk
een publicatieverbod op te leggen. Van zijn eigen publicaties in de naoorlogse jaren kreeg
vooral zijn roman Noorderlicht (1948) een gunstige beoordeling. Bordewijk zelf beschouwde
het als zijn beste werk. Evenals Blokken, Knorrende beesten, Bint en Karakter werd hij
herhaaldelijk herdrukt. De erkenning van Bordewijk als auteur van formaat kwam ook tot
uitdrukking door zijn benoeming als voorzitter van de Jan Camperstichting. In 1953 werd
hem de P.C. Hooftprijs toegekend voor Studiën in volksstructuur (1951) en voor de roman
De doopvont (1952) in 1954 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Voor zijn hele werk kreeg hij in 1957 de Constantijn Huygensprijs van de Jan
Camperstichting. Op 25 april 1965 overleed hij, tachtig jaar oud, in Den Haag waar hij
vanaf zijn tiende jaar bijna onafgebroken had gewoond.
Beeld van het schrijverschap
'Karakter. Roman van zoon en vader' (roman, 1938; de titel 'Drevershaven en
Katadreuffe'; in 1939 verschijnt een Duitse vertaling als 'Büro Rechtsanwalt
Stroomkoning' en in het Engels als 'Character. A novel of father and son' in 1966; het
advocatenkantoor aan de Boompjes te Rotterdam speelt hierin een rol), 'De korenharp'
(verhalen, 1940; hierin de 'Bakerpraatjes' die Bordewijk zijn kinderen vertelde; herzien
uitgegeven in 1946), 'Drie Toneelstukken' (1941; 'Sumbo N. V. Spel van olie, dood en leven
in drie bedrijven', 'Direhoek met den huisgenoot. Bijspel in één bedrijf en 'De stier
van Opland. Klucht in één bedrijf)'Apollyon'(roman, 1941), 'Veuve Vesuvius"
(novelle, 1946), 'Eiken van Dodona' (roman, 1946), 'Bij gaslicht' (verhalen, 1947; hierin
de verhalen 'Verbrande erven' (zie boven) en 'Huis te duur', dat eerder was gepubliceerd
als boekenweekgeschenk van 193 8 en gedeeltelijk herschreven is), 'Noorderlicht' (roman,
1948; geschreven in 194 l), 'Het Eiberschilt' (verhalen, 1949), 'Zwanenpolder. 20
verhalen' (1 949), 'Vertellingen van generzijds' (verhalen, 1950), 'Studiën in
volksstructuur' (verhalen, 195 l), 'De korenharp. Nieuwe reeks' (verhalen, 195 l), De
doopvont' (roman, 1952), 'Meneer en mevrouw Richebos. Twintig korte verhalen'(1 954),
'Bloesemtak' (roman, 1955), 'Halta Noordstad'. Vermeerderd met drie eenacters en een
monoloog (toneel, 1956; 'Halta Noordstad eerder verschenen in 'De gids 'van 1941),
'Geachte Confrère, splendours en misères van het beroep van advocaat' (beschouwingen,
1956), 'Idem, tien parodieën op andere schrijvers, 1957), 'De aktetas, tien korte
verhalen' (1958), 'De zigeuners. Twaalf korte verhalen en een schets' (1 959), 'Centrum
van stilte' (verhalen, 1960), 'Paddestoelen' (raad in rijm)', (gedichten onder pseudoniem
Ton Ven, 196 l), 'Tijding van ver' (roman, 196 l), 'Wandeling door Den Haag en omstreken'
(verhalen onder pseudoniem Ton Ven, 1962; wandelingen door Den Haag van omstreeks 1895),
'Jade, jaspis en jitterbug. Wijsheid en schoonheid uit het leven van Baron van Stralen op
rijm' (gedichten onder pseudoniem Ton Ven, 1964), 'Lente, zeven verhalen' (1 964), 'De
golbertons' (roman, 1965), 'Dreverhaven en Katadreuffe' (novelle, 198 l), 'Zeven
fantastische vertellingen', 'Nagelaten feuilletons', (verhalen, 1982), 'Kelders en
paleizen. Zeventien verhalen' (1 982, een keuze uit eerder verschenen werk), 'Kritisch
proza' (1 982; een selectie van 79 van de 152 kritieken die Bordewijk van 1946 t/m 1954
voor het Utrechts Nieuwsblad heeft geschreven), 'Huissens' (novelle met tekeningen, 1982;
eerder verschenen in de bundel 'De wringerdrank'), 'Vijf kleine verhalen' (1 983,
nagelaten verhalen).
Vanaf 1982 wordt door Nijgh & Van Ditmar re 's-Gravenhage het 'Verzameld werk'
uitgegeven in 11 delen, waarvan er momenteel 4 delen zijn verschenen. Het zal geen
'volledig werk' zijn, want alhoewel ook enkele niet in boekvorm verschenen stukken zullen
worden opgenomen,zal niet al het bovengenoemde opgenomen worden. Sommige stukken zijn door
de erfgename mevrouw N. Funke-Bordewijk daartoe niet goed genoeg geacht. Voor een
verzamelaar van Bordewijks werk is dit te betreuren.
Het boek
Bordewijk was waarschijnlijk geïnspireerd door de handelsschool waar hij op werkte.
Hij heeft in Bint in ieder geval het gebouw hiervan uitvoerig beschreven en mogelijk is de
school zelf ook een handelsschool. Het is in ieder geval duidelijk dat hij zelf ook heeft
les gegeven, anders had hij er niet zo veel over geweten. De advocatuur heeft op dit boek
ook een rol gespeeld, want de zinnen zijn kort en zakelijk, precies hoe het bij een
advocaat ook moet zijn. Meer kan ik niet bij de achtergronden verzinnen, aangezien ik hier
geen informatie over heb kunnen vinden. |