Boekverslag : Godfried Bomans - Erik Of Het Klein Insektenboek
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3185 woorden.

Titel: Erik, of het klein insectenboek

Schrijver: Godfried Bomans

Uitgever: Het Spectrum (Utrecht / Antwerpen)

1e druk: 1941

Gelezen druk: 1977 (de 39e druk)

Aantal pagina’s: 171







Korte inhoud

Erik Pinksterblom ligt in zijn bed en kan niet slapen. Hij voelt dat er deze avond iets bijzonders gaat gebeuren en besluit om wakker te blijven. Nu heeft hij mooi even de tijd om zijn proefwerk over het insectenboek *Solms* door te nemen. Opeens hoort hij zachtjes gelach. Hij blijkt zijn grootvader te zijn de ingelijst aan de muur hangt. De portretten komen tot leven. Hij raakt aan de praat met zijn beide grootouders. Zij vertellen hem dat elk schilderij leeft, als je er maar in gelooft. Erik wil graag zijn lievelingsschilderij *Wollewei* (met allemaal verschillende insecten) van binnen bekijken. Dit gebeurt ook, Erik wordt verkleind en springt de lijst in. Zijn eerste ontmoeting is met de adellijke wespenfamilie Van Vliesvleugel. Dit gezin bestaat uit een vader, moeder en 7 dochters en ze wonen in een rode chrysant. Erik wordt uitgenodigd voor de lunch. Hij merkt al snel dat het bij de wespen om status gaat. *Wie het is, die is het ook; maar heeft men niet, dan heeft men het ook niet* is een geliefde spreuk is huize Van Vliesvleugel. Het gaat hier om het wel of niet van adel zijn. Hij maakt zichzelf niet geliefd door te zingen over bijen. Ook strijkt hij een bromvlieg (die als basviool dient) dood. Erik besluit hier maar snel weg te gaan. Op de rug van een taxihommel vliegt hij naar een hotel, dat uit een leegstaand slakkenhuis bestaat. De eigenaar van dit hotel is een erg langzame slak. Het hotel zit aardig vol met allerlei verschillende insecten. Bij het ontbijt de volgende morgen zijn alle gasten onder de indruk van de kennis van Erik (wat hij allemaal uit *Solms* geleerd heeft) want deze jongen weet al wie iedereen is, zonder dat de dieren zich hebben voorgesteld. Erik is druk met iedereen aan het praten, als de slak ineens geheel overstuur roept dat de rups niet meer uit zijn kamer komt. Erik weet de insecten te vertellen dat de rups aan het verpoppen is en dat er over een aantal dagen een prachtige vlinder uit de kamer komt. De insecten gaan nu allemaal advies vragen aan Erik wat ze wel of niet moeten doen. Erik zegt hen, dat ze gewoon hun instinct moeten volgen, zoals ze altijd al gedaan hebben. De jongen vindt de dieren erg egoïstisch; ze praten voortdurend over zichzelf. Na een aantal dagen begint Erik zich eenzaam te voelen, en eigenlijk wil hij weer terug door de lijst. Samen met de, inmiddels ontpopte, vlinder *vlucht* hij weg uit het hotel, op zoek naar de lijst. Onderweg haakt de vlinder helaas af, want hij ontmoet een mooi vlindermeisje waarmee hij graag wil trouwen. Er moet alleen toestemming gevraagd worden aan de vader. De enige belangrijke vraag die aan de vlinder gesteld wordt is hoeveel honing hij verdient. De toestemming wordt gegeven en het gelukkig bruidspaar trekt de wijde wereld in. Erik moet nu te voet verder op zoek naar de lijst. Op zijn weg komt hij veel dieren tegen die niet allemaal even vriendelijk zijn. Zo komt hij ook een spin tegen die in Erik wel een lekker hapje ziet. Erik weet hem echter te overwinnen met een dennennaald. Zelf raakt hij buiten bewustzijn. Als hij weer bijkomt zijn er een aantal doodgravers bezig de spin te begraven en er is ook een kuil voor Erik gegraven. Ze zijn erg teleurgesteld dat Erik niet dood is en vragen hem of hij niet alsnog dood wil gaan. Het antwoord is natuurlijk nee, en een doodgraver nodigt hem dan maar uit voor het eten. Hij woont diep onder de grond en een ruimte waar allemaal skeletjes liggen. Hij mag hier zoveel eten als hij wil, want de graver vertelt hem dat iedereen toch dood gaat en hoe dikker je bent, hoe meer eten er wordt nagelaten voor de andere beesten. De maaltijd wordt verstoord door een mol die de hele boel verwoest. Erik weet te ontsnappen en probeert een weg te vinden naar boven. Hij komt een worm tegen, die erg blij is om zijn blindheid. Deze worm wijst de weg naar boven en raakt zelf geheel in de knoop. Hij komt erachter dat het toch wel handig is om ogen te hebben. Nu wendt Erik zich tot een mier die hem vertelt dat de hele insectenwereld in de war is. Ze weten niet meer of ze alles wel goed doen en of wat ze doen wel zo in *Solms* staat. Erik besluit mee te gaan met de mier naar de mierenhoop (na de worm te hebben beloofd dat hij terug komt met hulp)om de dieren te vertellen dat alles wat ze doen goed is. Het normale leven keert weer terug in de moerenhoop en Erik wordt steeds beroemder. Er wordt zelf een feestmaal voor hem georganiseerd. Erik herinnert zich de worm en stuurt er een aantal werkmieren op af. Tot zijn verbazing komen ze terug met allemaal stukjes worm. Tijdens het maal krijgt iedereen een stukje en Erik moet een toespraak houden. Hij begint echter te huilen en vertelt ze van zijn afkomst en dat hij zo graag weer door de lijst naar huis wil. De mieren willen hem graag helpen en de volgende dag vertrekt er een heel mierenleger op zoek naar de lijst. Op hun weg worden alle dieren die ze tegen komen vermoord. Erik snapt niet waarom en wil met de leider gaan praten, maar te laat. Ze komen een ander mierenleger tegen en er ontstaan en hevige strijd. Erik had er eerst weinig mee te maken, maar na al dit verschrikkelijks te zien werd hij bevangen door wilde drift en begon er flink op los te slaan. Op een gegeven moment wordt hij geraakt door een straal mierenzuur. Hij beseft dat dit het einde is en wrijft in zijn ogen. Toen hij zijn ogen opende lag hij gewoon in zijn eigen vertrouwde bedje. Bij het ontbijt komt hij tot de ontdekking dat niemand van zijn familie hem gemist heeft en op school is ook alles normaal. Alleen maakt hij het proefwerk over *Solms* heel slecht, omdat hij de antwoorden geeft zoals hij ze meegemaakt heeft in zijn avontuur. De juf schrijft een briefje aan zijn ouders. Erik wil het liefst niet meer in deze ondanknare wereld leven en hoopt van harte dat hij weer klein wordt. Maar het gebeurd niet meer, nooit meer.







Ervaringsverslag gericht op personages

De absolute hoofdpersoon in dit boekje is Erik Pinksterblom. Deze jongeman is 9 jaar oud. Erik is een goed persoon. Dit kun je zien aan zijn ijverigheid en beleefdheid. Hij is een jongen die iedereen graag wil helpen, dus voor iedereen klaarstaat. Hij heeft snel medelijden met personen / dieren. Je kan hem ook wel gevoelig noemen. Erik begaat best veel blunders, zowel in de mensenwereld als is de insectenwereld. Dit komt vooral omdat hij met zijn 9 jaar nog best onwetend is. De blunders ontstaan meestal omdat hij juist iets goed wil doen. Dit pakt echter vaak verkeerd uit. Dit komt dus ten eerste door zijn onwetendheid, maar ook omdat hij nog geen inzicht heeft in de insectenwereld Zijn kennis over insecten heeft hij alleen uit boekjes, maar die vermelden ook niet alles. Hij moet dus eerst alles ondervinden, voordat hij iets echt goed kan doen.

Ik heb Erik ervaren als vooral een goed persoon, een lieve jongen die het beste met iedereen voor heeft. IJverig omdat hij graag een goed cijfer wil halen voor zijn proefwerk over het insectenboek *Solms*. Als hij eenmaal in het schilderij *Wollewei* terecht is gekomen dan komen hele andere eigenschappen van hem naar boven. Ik vind hem dan vooral naïef. Hij denkt veel te weten over insecten, maar de boeken vertellen hem ook niet alles. Dus wanneer hij insecten tegenkomt dan moet hij eerst ontdekken hoe zo’n beest in elkaar zit, terwijl Erik alles al denkt te weten. Hierdoor vind ik dat hij een aantal blunders maakt. Naarmate hij boek vordert merk ik dat hij meer *volwassen* wordt, vooral verstandiger. Hij leert veel over de wereld, vooral de slechte eigenschappen van de mens. Ik vond het niet zo gaaf voor hem dat hij gewoon werd ontvangen toen hij weer thuis was, en dat hij ontdekte hoe de mens een beetje in elkaar zit. En dat toen hij terug wou naar de *Wollewei* dat niet lukte.



Er zijn natuurlijk ook nog andere figuren die in het boek voorkomen. Dat zijn in dit geval de insecten ui de *Wollewei*. Erik maakt, tijdens zijn bezoek aan de insectenwereld, kennis met de volgende insecten:

 De familie Van Vliesvleugel, de wespenfamilie. In dit gezin (of eigenlijk onder alle wespen) draait alles om status, dus of je wel of niet van adel bent. Er hangen ook allerlei teksten aan de muur, zoals *men is het of men is het niet* of *wie het is, die is het ook*. Deze teksten slaan dus of men van adel is. Erik wordt ook flink aan de tand gevoeld, is hij wel van adel bijvoorbeeld? En heeft hij wel een angel? Op een gegeven moment zet Erik een loflied in over bijen (de arbeiders) en dit wordt niet in ontvangst afgenomen. Ze zijn zelfs helemaal gechoqueerd door dit lied. En als Erik dan ook nog een bromvlieg dood strijkt, vindt Erik het een mooi moment om te vertrekken, hij voelt zich niet meer gewenst.

Ik heb de wespen als zeer egoïstische insecten ervaren. Alleen hun soort telt, de rest van de insecten is te min voor hen. Je telt alleen mee als je van adel bent en als je een angel hebt. Alle insecten die in dit boek genoemd worden komen overeen met een (meestal negatieve) karaktereigenschap van de mens. De wespen zijn dus insecten die een te hoge dunk van zichzelf hebben en alleen positief kunnen spreken over hun eigen soort, de adelijke.

 Daarna maakt Erik kennis met een hommel. Het is een kort maar krachtige confrontatie. Dit dier is heel erg geïnteresseerd in literatuur, maar kan niet lezen. Hij vindt zijn soort een redelijk wezen, met verstand en inzicht. Kortom, wederom veel eigendunk over zijn ras. Uiteindelijk draait het ook om honing (in de mensenwereld geld.)

Ook de hommels heb ik ervaren als egoïsten waarbij het uiteindelijk om honing draait.

 De slakken zijn heel traag en ook bij dit wezen draait het allemaal om honing (dus geld.) Als de rups zich bijvoorbeeld gaat verpoppen, dan kan de slak zich alleen maar druk maken over de kamer die bezet is en waar hij dus even geen geld voor krijgt. Verder heeft ook de slak veel eigendunk: hij vind zichzelf naakt zo mooi, dat hij geen ander vel meer nodig heeft, en dat hebben alle andere dieren wel.

Dus ook de slak vind ik een egoïstisch soort, die alleen maar aan honing kan denken. Ik vind hem naakt juist helemaal niet mooi, deed hij maar een vel om!

 De volgende soort waarmee hij te maken krijgt is de spin. Dit dier lijkt in eerste instantie een aardig wezen, maar schijn bedriegt. Ze ziet je alleen als smakelijk hapje en doet er alles aan om je op je bord te krijgen. Schijnheilig gedrag staat boven aan haar lijstje. Ze verleid je en is achterbaks.

Ook dit dier heb ik dus ervaren als een zeer egoïstisch (zolang zij maar eten heeft) en draait alles, in dit geval niet om honing, maar om eten (het liefst andere beestjes.) Ik vond haar vooral gemeen, omdat ze eerst heel lieflijk doet, maar later een heel schijnheilig iemand blijkt te zijn.

 Nu zijn de doodgravers aan de beurt. Zij zijn al helemaal egoïstisch! Bij dit soort draait hun hele leven om eten (van andere dieren.) Zijn denken dat het doel van het leven dood gaan is. En dan het liefst zo dik mogelijk, zodat de overgebleven dieren des te meer eten hebben. Ze wíllen juist dat iemand dat gaat, dan hebben zij weer wat te eten. En wat nog erger is, ze denken dat de wereld er alleen voor de doodgravers is.

Dus ook de doodgravertjes heb ik ervaren als zeer egoïstische dieren. Dit omdat zij denken dat de gehele wereld om hun ras gaat. In werkelijkheid is dat dus absoluut niet zo.

 Dan volgen de wormen. Het zal niet zo zijn, ook deze dieren hebben een hele hoge dunk van zichzelf, die achteraf vies tegen blijkt te vallen. De worm blijft maar volhouden dat zij zo ontwikkeld is dat ze geen ogen nodig heeft. Ze kan het makkelijk af zonder, en het is een teken van voorrecht, van uitverkiezing. Want hoeveel dieren zijn er immers blind? Wormen geloven ook dat alle andere soorten dieren de aangeboren drang hebben om worm te worden. Elk moment kan een dier deze drang voelen, zich inpoppen en een worm worden. Dit wordt een *worm-op-weg* genoemd.

De worm heb ik ervaren als een dom dier. Blind zijn is toch geen voordeel? Je bent niet bevoorrecht, maar juist benadeeld, denk ik. Wederom heeft de worm een enorme eigenwaarde. Het is toch belachelijk dat je denkt dat alle andere wezens de aanleg hebben om worm te worden?

 Dan rest ons alleen nog de mieren en de vlinders. Voor deze dieren heeft Erik in eerste instantie veel bewondering. De mieren omdat zij een ijverig volkje zijn, altijd druk bezig. Ook zijn ze zo sociaal om samen met Erik op zoek te gaan naar de lijst. De vlinder is geliefd omdat zij verlangt naar ruimte, net als Erik. Ook blijkt zij gevoelens als verliefdheid (echte liefde) te bezitten, en die was Erik nog niet eerder tegen gekomen. Achteraf ging het bij de vlinders ook alleen maar om honing. Je mag alleen trouwen als je genoeg honing verdient. De mieren blijken een heel oorlogszuchtig volkje te zijn. Als ze Erik gaan helpen met het vinden van de lijst, dan hebben ze geen respect voor de dieren die ze op hun weg tegenkomen: ze vinden allemaal de dood. Ook de mieren hebben veel eigen dunk. Omdat zij een hele kolonie hebben, voelen ze zich heel belangrijk.

Ook ik vond de vlinders en mieren in eerste instantie wel goede dieren. Over de vlinders ben ik nog steeds te spreken, alleen ze mogen zich wel iets minder bekommeren over honing. Het leven draait toch niet om honing, maar om liefde en gelukkig zijn? De mieren vielen me vies tegen. Ze zijn wel ijver, harde werkers en erg zorgzaam. Maar hun drang naar vechten vind ik niet kunnen. Waarom zou je iedereen vermoorden op je weg? Zelf vinden de mieren het heerlijk om te vechten, steken en bijten. *Het leven is hard* is hun excuus. Belachelijk!



Erik kan uiteindelijk maar één echte positieve eigenschap vinden bij de insecten, ze hebben hun instinct en dat is nou net iets wat de mensen niet (zo sterk) hebben.

Verwerkingsopdracht

Ik heb gekozen voor opdracht 23. Deze luidt als volgt: *Zoek in secundaire literatuur informatie over over thema en motieven in het werk dat je gelezen hebt en voeg er je eigen conclusies op dit punt aan toe* Het is een B opdracht.



Het thema van het boekje *Erik of het klein insectenboek* is naar mijn idee de overeenkomst tussen de mensenwereld en de insectenwereld. Insecten zijn niks beter dan mensen. Hun leventje draait om materialisme (het hebben van honing) en egoïsme (alleen denkend aan hun eigen voordeel.) Als je nu eens naar *onze* wereld, de mensenwereld, kijkt, dan zie je precies dezelfde punten. In dit boekje wordt dat goed duidelijk gemaakt, door alle dieren de (vooral negatieve) eigenschappen van mensen te geven.

Ik ben erachter gekomen dat de schrijver, Godfried Bomans, zijn verhaal gebaseerd heeft op een uitspraak van Leonardo da Vinci in een brief aan Gabriele Piccomini. Daarin staat het volgende: *Noi tutti siamo esiliati, viventi entri le cornici di uno strano quadro. Chi sa questo, vive da grande. Gli altri sono insetti* dit betekend: *Wij zijn alle ballingen, levend binnen de lijsten van een vreemd schilderij. Wie dit weet, leeft groot. De overige zijn insecten*.

Hieruit blijkt dus duidelijk dat het insectenwereldje niks beter is dan onze mensenwereld. Zo zijn de insecten die hij ontmoet in het hotel steeds maar weer over zichzelf aan het praten, gaat het bij de vlinders alleen om honing, waarderen de wespen alleen hun eigen stand; de adel, doen de mieren zich beter voor dan ze eigenlijk zijn; wreed en met oorlogszuchtige bedoelingen, is de spin een schijnheilig wezen, heeft de worm een misplaatste dunk over zichzelf en geloven de doodgavers (onterecht) dat de wereld er voor hen is. In onze wereld vind je deze aspecten terug. Wij zijn ook schijnheilig, egoïstisch en materialistisch ingesteld. Maar, wie over de lijsten heen kijkt leeft groot.

Op een gegeven moment denkt Erik bij zichzelf: *En zo was er niemand aan wie Erik had durven meedelen dat dit hele leven, dat ieder zo mateloos belangrijk vond, zich slechts afspeelde tussen de goedkope lijsten van een schilderij, dat ieder ogenblik door de werkster in de kachel gestopt kon worden*. Uit dit stukje tekst kan je opmaken dat de insecten hun leven erg belangrijk vinden, maar dat het in werkelijkheid niets voorstelt (het kan immers zo *in de kachel* worden gegooid)

De motieven bij dit thema zijn de (meestal erg vreemde) opvattingen over het leven van de insecten en dat alles om honing draait (bij ons draait alles dus om geld.) Een klein stukje tekst waarin je dit materialisme kan zien: *Liefde, zo sprak vader Vlinder, was wel heel aardig en hij stond er ook niet onvriendelijk tegenover, maar waar het op aankwam dat was honing. Honing begreep hij en honing bood houvast. Al het andere was poëzie*. Nu nog een voorbeeld van een vreemde opvatting van één van de insecten, in dit geval de doodgraver: *Vroeg of laat komen ze toch allemaal bij mij op tafel. Dat is hun bestemming. Al die krabbelaars denken wel dat zij leven, maar zo moet men de zaak niet opvatten, meneer Pinksterblom! Zij zijn alleen maar bezig met dood te gaan, dat is de zaak. Bij de een duurt het korter, bij de ander duurt het langer, maar alle zijn zij op weg naar mijn tafel, en af en toe kom ik eens kijken hoe het er mee staat.*

Een soort moraal van dit verhaal is de laatste zin: *Vaart allen wel, houdt altijd de lijst in het oog en bekommert u niet té zeer om honing…* als je dit omzet naar de mens, dan wordt er met de lijst, de dood bedoeld en met honing, geld.

Mijn eigen conclusie over dit thema is dat ze helemaal gelijk hebben. Ik vond het een heel indrukwekkend thema en goed gerealiseerd in dit boek, op een leuke, ironische manier. Vooral omdat ik vind dat ze gelijk hebben met wat hij schrijft. De mens ís egoïstisch en materialistisch ingesteld. En dat vind ik zeer triest aan de mens. Echt triest.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen