![]() |
Boekverslag : J. Bernlef - Verloren Zoon
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 6567 woorden. |
Jaar: 1997 Structuur Het boek is opgebouwd uit zeventien hoofdstukken. Ieder hoofdstuk, voorafgegaan door enkele trefwoorden, is onderverdeeld in meerdere alinea’s. Samenvatting 1. Een stevige naam - Îles flottantes - Een steenkind - Windkracht tien - De golfstroom - Silhouet van een eiland Rob Noordhoek, een regisseur, is samen met zijn ouders op een cruise. Zijn ouders zijn meegegaan met een cruise die speciaal voor bejaarden was. Hij is toen met hen meegegaan. Op een avond komt hij de gezelschapsdame van de bejaarden aan de bar tegen. Stella de Winter, stelt zij zichzelf voor. Wanneer Rob zichzelf voorstelt, complimenteert Stella hem met zijn stevige naam. Ze raken aan de praat en Stella vertelt Rob het ongelofelijke verhaal van een vrouw die op zesentachtig jarige leeftijd in het ziekenhuis werd opgenomen met buikklachten. Uiteindelijk kwam ze te overlijden zonder dat men wist waardoor ze overleden was. Toen ze sectie op haar verrichten, bleek ze een dood kind te dragen. Men noemt zo’n kind een steenkind. Rob gelooft Stella’s verhaal niet. Na korte tijd neemt Stella afscheid, want de bejaarden wachten op haar. Rob blijft nog zitten en praat wat met de barkeeper. Rob schudt zijn hoofd als een steward een bord met îles flottantes voor hem neerzet. Het gesprek wordt voortgezet maar het waait buiten zo hard dat ze elkaar nauwelijks verstaan. Windkracht negen volgens de barkeeper. Na korte tijd te hebben gepraat, begeeft Rob zich naar buiten om zijn hut op te zoeken. Windkracht negen is eigelijk te laag geschat als Rob van het dek wordt getild door een windvlaag en overboord wordt gesmeten. Hij valt in het water en grijpt een boomstam vast. Ze drijven weg van de boot. Ze zijn in de golfstroom terecht gekomen. In de verte ziet Rob het silhouet van een eiland. 2. Wat het eiland zag - Een kapotte stoel - Huis met een houten veranda - Het superkanon - De rust van een grafmonument Het eiland zag een man, in een aan flarden gescheurd overhemd en een zwarte broek, zich aan een boomstam vastklampend als een klein kind aan zijn moeder. Voor het eiland was het een opmerkelijke gebeurtenis. Het was tien jaar geleden toen hij voor het laatst mensen over zich had voelen lopen. Toen Rob Noordhoek op het eiland aanspoelde, deed hij wat ieder ander mens had gedaan. Hij ging op zoek naar andere mensen. Hij zag hutten in de verte en een kapotte stoel. Dat betekende dat er in ieder geval mensen waren geweest. Nu was er echter niemand meer. Rob liep een huis met een houten veranda binnen. Daar viel Rob in slaap. Toen hij wakker werd was het weer licht. Zijn horloge was blijven staan op twaalf mei. Vandaag was het dus dertien mei. In het vertrek waar Rob in slaap was gevallen stond een houten bureau. In een van de laden vond hij een briefopener. In iets wat ooit de keuken was geweest vond hij een aantal conservenblikken. Hij stak in een van de blikken een gat met de briefopener een at de inhoud op. De punt van de opener brak af. Ron ging nu het eiland verkennen. Hij volgde een pad dat gemaakt was van een soort bielzen. Hij kwam op een open plaats. Er stond een soort van kanon. Het zag over de zee uit. Deze plek straalde rust uit. Op veertien januari 1937 begon het Franse leger hier de bouw aan een superkanon dat de Franse koloniën moest beschermen. Op zes november dat jaar werd het eerste proefschot gelost. Een nietsvermoedende veerboot die zich zes kilometer verderop bevond werd midscheeps getroffen. Meer dan tweehonderd veertig mensen vonden de dood. Daarna werd het kanon nooit meer gebruikt. Het werd voor een groot deel gedemonteerd en de rest bleef staan als grafmonument. 3. Een aanval van paniek - een lijst maken - Zesendertig conservenblikken - Een primitieve kalender - Water - Een stem uit de duisternis Wanneer een mens beseft dat hij alleen is op een klein deel van de aarde, krijgt hij snel genoeg een paniekaanval. Dat is precies wat Rob overkwam. Het besef dat hij alleen op het eiland was, maakte dat hij een paniekaanval kreeg. Hij rende een tijd lang rond als een kip zonder kop. Zodra hij weer wat bekomen was, stelt hij een lijst op van dingen die hij zeker moest gaan doen. 1. Schoen repareren. Touw of iets dergelijks 2. Vlag maken 3. Lucifers of aansteker 4. Blikken in voorraadkast inventariseren 5. Slaapplaats 6. Rest van huis inspecteren Na enig nadenken voegde hij er nog een zevende punt aan toe: Water. Als eerste gaat Rob de voorraad blikken inventariseren. Het blijken er zesendertig te zijn. Genoeg om twee maanden van te kunnen leven, maar tegen die is hij toch allang gered. Dan komt hij op het idee om een soort van kalender te maken. Hij kerft met de briefopener de datum van aankomst op het eiland in het houten blad van het bureau. Voor ieder dag volgt een verticaal streepje. Een primitieve kalender. Het zoeken van drinkwater is wat hij hierna gaat doen. Ergens op het strand heeft hij een lege emmer gevonden. Hij vindt een klein meertje. Hij proeft het water en het water blijkt zoet en zelfs redelijk schoon te smaken. Hij vult de emmer en begint aan de terugtocht. Plotseling was het donker. De nacht viel hier als een donderslag: geheel onverwacht. Rob bleef staan om zijn ogen aan het donker te laten wennen. Er gebeurde niets. Overal om hem heen was duisternis. Plots klonk ergens uit die duisternis een snerpende stem. "Merde!" En toen nog eens. "Merde." Rob schrok en begon weer te lopen. In het duister wist hij niet meer waar hij liep. Hij struikelde en liet de emmer vallen. Rob stond op en liep verder op tast naar "zijn" huis. Daar viel hij snel genoeg in slaap. 4. Nederlandse mussen - Handelingen in hun tijd - een onthande vrouw - een schoen repareren - dampende drol - Het plaatsen van een vlag - gebruiksvoorwerpen - Mieren in blik - een onderschildering Rob werd wakker en even dacht hij dat hij weer terug was in Nederland. Hij hoorde Nederlandse mussen tsjilpen. Hij stond op en kerfde weer een streepje in het bureaublad. Hij dacht weer aan de stem van gisteravond en besloot heel goed op sporen van een medemens te letten. Wie sporen wilt ontdekken moet ze niet alleen kunnen zien, hij moet ze ook kunnen interpreteren. Een echte jager heeft dit in zich. Zo waren handelingen vroeger, in hun tijd. Maar voor een stadsbewoner blijft zijn omgeving een gesloten boek. Daarom verlaat hij zich te snel op zijn fantasie. Rob begon de andere huizen op het eiland te verkennen. En na korte tijd vond hij een kerk. Of wat daar van over was. In de nis stond een vrouw. Het Mariabeeld miste de rechterarm, waarop eens het kindeke had gezeten. Opzij van het beeld stond een ijzeren spijlen hek met daaraan de arm van het beeld vastgemaakt van ijzerdraad. Rob trok de ijzerdraad uit de arm en maakte er zijn schoen mee. Toen ging hij verder. In een van de huisjes vond hij een rieten mand en hiermee ging hij verder en verzamelde in alle huizen de gebruiksvoorwerpen die hij kon vinden. Toen hij een huis binnen wilde gaan zag Rob een dampende drol in de deuropening liggen. De drol van een hond. In dat huis vond Rob een gele lap katoen. Hij brak toen ook een televisiemast af en knoopte de doek eraan. Hij hing zijn zelfgemaakte vlag in het superkanon. Om de aandacht van passerende schepen te trekken. Toen hij dat gedaan had kreeg hij honger. Hij liep naar wat hij als zijn huis was gaan beschouwen en nam het blik witte bonen waar hij gisteren al de helft van had gegeten. Toen hij de keuken in kwam zag hij een stroom mieren die in openstaande blik kropen. Hij keek in het blik. De bonen waren verdwenen onder een zwarte laag wriemelende pootjes en voelsprieten. In eerste instantie wilde hij het blik weggooien maar toen bedacht hij zich dat zijn leven afgemeten kon worden aan het aantal conservenblikken die hij nog had. Hij nam de houten lepel die hij had gevonden tijdens zijn zoektocht naar gebruiksvoorwerpen en schepte de mieren uit het blik. Na het eten begon hij na te denken over het leven. Het leven is geen verhaal. Toch maakt iedereen dat ervan. Iemand of iets had zijn verhaal onderuit gehaald. Onder het vertrouwde beeld was hem een schildering zichtbaar geworden. Deze onderschildering had de betekenis van wat hij tot nu toe van zijn leven had genoemd totaal veranderd. 5. Cuisine originale XVII siècle - Pen en papier - een oud document - Vrijdag - een blikopener - het eiland als geheel - een aarzelende pen - de macht der gewoonte Rob stond voor een wit huis. De bouwstijl van het huis was zakelijk en strak. Op de rand van de schouw had iemand met zwarte verf "cuisine originale" geschilderd. Hier moesten de handelaars hebben gewoond. In het laatste vertrek van dit huis stond een modern stalen bureau. De laden waren gesloten maar met zijn briefopener kreeg Rob ze gemakkelijk open. In nette stapeltjes lagen daar wel twintig blocnotes. Spiksplinternieuw en onbeschreven waren ze. In een andere lade vond hij dozen vol balpennen, potloden, twee punteslijpers en een oud document. Hij nam alles mee. Thuis gekomen nam hij het document en begon het te lezen. Het bleek een lijst te zijn van het aantal slaven die vanaf dit eiland naar Amerika waren vervoerd. Daarna ging hij verder met zijn zoektocht. Bij het ford bleef hij staan. Toen hoorde hij opnieuw de stem. Rob stormde het ford het ford door en toen hij eindelijk op de binnenplaats aankwam zat daar een grijze vogel op de muur. "Châpeau" zei de papegaai. Rob nam het beest mee naar zijn huis. Daar ontdekt hij het toeval met het boek "Robinson Crusoe" en noemt de papegaai "Vrijdag". Daarna nam hij een blocnote en een pen. Hij aarzelde maar begon toen toch te schrijven wat hem die dag bezig had gehouden. Wat is de macht der gewoonte anders dan het vermogen om momenten met elkaar te vergelijken, hun overeenkomsten te zien, hun herhaling en daarvan te genieten? De mens is zijn gewoonten. Daarbuiten heeft hij geen naam. Daar herinnert hij zich alleen beelden, geen volgorde. 6. Een cartograaf en zijn namen - zeemonsters - een witte stoomboot - de vernietigende ziekte - opnieuw de hond - de vrouw achter de deur - bevel is bevel - Suzan - stil spel Het eilandje werd in 1633 voor het eerst in kaart gebracht door Pieter Goedinx, een cartograaf uit Antwerpen. Hij gaf het eiland de naam "Klein Nassau" een ook gaf hij alles wat hem opviel een naam. Toen in 1869 het Suezkanaal werd geopend, bleven de Europese schepen van het eiland weg. Lange tijd kwam er niemand meer. Zo leefde het eiland verder alleen bezocht door regen, tot een groep vissers, door een storm ver van het vasteland afgedreven, op het eiland landde. ‘s Avonds vertelden de vissers elkaar verhalen over hoe hun voorvaderen vroeger door witte monsters werden meegenomen. Toen waren de blanken teruggekomen. Niet in de vorm van zeemonsters dit maal, maar als toeristen. Ze bouwden een aanlegsteiger voor een grote witte stoomboot. Na een tijd had de ziekte het eiland overvallen. De vissers waren als eerste vertrokken. Zij die achterbleven veranderden in wandelende skeletten en vielen op de grond om te sterven. Binnen een jaar lag het eiland er verlaten bij. Rob Noordhoek bracht de hele dag door met het in kaart brengen van het eiland. Toen hij terugkwam bij zijn huis, was het blik wat nog halfvol zat leeggegeten door de hond. Rob nam zich voor om het beest te vinden. Kwaad, omdat hij nu niets kon eten, schopte Rob een deur in. Deze deur had hij niet eerder opengekregen. En daar stond Suzan. De levensgrote in karton uitgesneden vrouw in badpak. Rob herinnerde zich dat Suzan als meisje van achttien begonnen was als fotomodel. Vlak daarna had ze bij hem auditie gedaan. Suzan had de rol moeten spelen van een autistisch kind. Het was een rol geweest waarbij ze niets had hoeven zeggen op twee keer "help" na. Ze had "stil spel" gespeeld. Langzaam maar zeker Suzan in de persoon uit het stuk geworden. Ze was autistisch geworden. Uiteindelijk was ze in een inrichting terecht gekomen. De herinnering aan Suzan en het feit dat Rob niets anders te doen had, zorgden ervoor dat Rob een brief begon te schrijven aan Suzan. 7. Een kerkhof met twaalf graven - een overhemd maken - gekocht vuur - een verspeelde gehaktbal - Robinson’s gemak - een leeg mens - veranderd perspectief Vrijdag begeleidde Rob bij al zijn tochten buitenshuis. Dit keer vond Rob een kerkhof met twaalf graven. Al die graven waren van Franse mensen. Op een van de graven lag een uitgedroogde hondedrol. Rob hield de verroeste schaar in zijn hand. Een lap katoen lag op tafel, Hoe moest hij hier een overhemd van maken? Als jongen had zijn moeder zijn kleren gekocht. Toen hij eenmaal het huis uit was, zijn vriendinnen. Hij kon alleen kopen, niets maken. Rob zette zijn zoektocht naar vuur voort. Ook vuur had Rob zijn hele leven alleen maar gekocht. Om aan eten te komen had rob van een tak en wat ijzerdraadjes uit de Maria arm een soort van hengel gemaakt. Als aas had hij een hele gehaktbal gebruikt. Natuurlijk had hij niets gevangen. Hij had zijn gehaktbal verspeeld. Thuis gekomen had Rob niets te doen en uit pure verveling begon hij zijn situatie te vergelijken met Robinson’s situatie. Al snel beseft hij dat Robinson veel meer geluk had. "Suzan is een leeg mens. (……) Van de buitenkant zag ze er net zo uit als de poster. Maar haar gezicht, haar ogen, de schaarse bewegingen die ze maakte, werden niet langer van binnenuit gestuurd. (……) Kan iemands verleden veranderen? Zo zag het er bij haar uit. Alsof alles in haar gewist was. Bij hemzelf ging het anders. Het was alsof hij op een zijspoor werd gezet waardoor hij zijn verleden ineens uit een heel ander perspectief zag en daardoor alles beleefde als een ander." 8. Het gemak van winkels - als een krab in een verlaten huis - Tim en Wolfgang - Behoefte aan gezelschap - een plastic doos - verdwenen apparaten - een feestavond - eieren op de rotsen Rob Noordhoek dacht wel eens aan het gemak waarmee hij vroeger gebeurtenissen kon ontketenen. Ook miste hij het gemak van een winkel. Nergens op het eiland waren sporen dat er ooit iets in de vorm van een winkel had bestaan. De verticale kerfjes in het bureaublad telde hij niet meer. De uitkomst kon hem alleen treurig stemmen. Het leven gaf hij niet op, evenmin als de wandeling naar het kanon. Maar meer en meer werden het rituele handelingen steeds minder gesteund door de hoop dat aan zijn verblijf op het eiland ooit een einde zou komen. Robinson Crusoe had zich op het eiland ontpopt als een soort van Adam. Met het volste vertrouwen in de Heer had hij een bestaan opgebouwd. Rob Noordhoek, echter, had zich als een krab in een verlaten huis teruggetrokken. Te onhandig om iets aan zijn situatie te veranderen. Op het moment dat Rob Noordhoek de hond ontdekte stond hij boven op de geschutskoepel. Het was een keeshondje! In een opwelling gaf hij het dier de naam "Tim" en begon te roepen. Maar het laatste baasje van de hond, had het beest Wolfgang genoemd. De hond keek Rob aan, draaide zich toen om en liep weg. Rob, die behoefte aan gezelschap had en bovendien nieuwsgierig was waar het dier woonde, volgde "Tim". Tim bleek in de vuilnisbelt te wonen. Hij had er een heel gangenstelsel gegraven. Toen Rob de vuilnisbelt zag begon hij erin te graven naar bruikbare voorwerpen. Hij vond een plastic doos die hij mee naar huis nam. In de doos zaten gebruiksaanwijzingen voor elektrische apparaten. Nergens op het eiland, echter, waren apparaten te bekennen. Ze waren dus verdwenen. Later vervolgt Rob zijn brief aan Suzan waar in komt te staan dat hij eens een feestavond voor zijn ouders moest organiseren omdat ze vijftig jaren getrouwd waren. (……)Hij had toen de opdracht van familieleden gekregen om iets een sketsje te schrijven of iets dergelijks over het leven van zijn vader en zijn moeder. (……) Hij wilde dat wel doen, maar komt er tot zijn verbazing achter dat hijzelf maar heel weinig herinneringen heeft aan zijn ouders. Nu hij de brief aan het schrijven is komen er weer herinneringen boven. Maar nu is het te laat. Rob ontdekte dat er twee blikken aardappelpuree waren bedorven. Hij bracht ze naar de vuilnisbelt, zodat Tim er misschien nog iets aan had. Bij de vuilnisbelt zag hij hoe Tim eieren uit de nesten van vogels stal. Hij volgde Tim’s voorbeeld. En besloot zo veel mogelijk eieren weg te halen voor de vogels ze uitbroedden. 9. Een comfortabele droom - tante Alie - Wolfgang en zijn eieren - een broodrooster - Vrijdag’s woordenvoorraad - een brandende camera - Beeldarcheologie Midden in de nacht werd Rob wakker. Hij was ontwaakt uit een comfortabele droom. Hij droomde dat hij terug was in de bewoonde wereld. Omdat hij nu toch niet meer kon slapen, zette Rob zijn brief aan Suzan voort. Hij schrijft haar over het eerste familielid dat hij ooit opzocht, tante Alie. (……)Van haar kreeg hij te horen hoe zijn ouders elkaar ontmoet hadden. (……) Wolfgang zag de man en de papegaai al van verre aankomen. Hij verborg zich want hij wilde weten wat ze gingen doen. Wolfgang zag van afstand de man alle eieren uit de nesten van de vogels halen. Toen Rob wegliep volgde Tim hem. Rob plaatste de eieren in een hoge kast waar Wolfgang niet bij kon. Toen Rob terugkwam van zijn zoektocht naar voorwerpen, had hij behoefte om iets te lezen. Hij nam een willekeurige gebruiksaanwijzing een begon die te lezen. Het bleek de gebruiksaanwijzing van een broodrooster te zijn. De zakelijke, precieze toon van het proza beviel hem. Een deel van de gebruiksaanwijzing stond in het Frans. Rob riep Vrijdag en las de papegaai de tekst voor. Vrijdag sprak toen een aantal Franse woorden waarvan hijzelf niet eens wist dat hij ze kon zeggen. Later op de middag, toen Rob een ei uit de kelder wilde halen, lag er een lade uit de kast. In de lade lag een fototoestel. Rob was nieuwsgierig en wilde het ding openen om te zien of er een rolletje in zat, maar als er ook daadwerkelijk een rolletje in zat, en hij zou het openen zouden alle beelden verloren gaan. Omdat hij niet wist wat hij moest doen nam hij het toestel mee naar het strand en liet het in zijn broek liggen toen hij ging zwemmen. Toen Rob weer aan land kwam, zag hij dat de zon die op de lens scheen de camera had doen smelten. Zo had Rob gevonden wat hij al een hele tijd zocht: vuur. Toen hij het rolletje uit de camera peuterde was hij benieuwd wat er op de film had gestaan. Het waren beelden van het plein. Een foto lijkt niet meer dan een momentopname, een beeld van de oppervlakte. Maar als beeldarcheoloog kan men in hem afdalen, de sluier van het moment opzij schuiven waarachter vroegere beelden zichtbaar worden. 10. Een eetbaarder wereld - twee moegestreden hoofden - koopwaar voor alle gezindten - opvlammende angst Twee uur lang zat Rob op het plein in de volle zon met de lens proberen om vuur te krijgen. De lens was de weg naar een eetbaarder wereld. Toen hij eindelijk het vuur aanhad, wilde hij het graag dag en nacht laten branden, zodat hij niet elke dag overnieuw vuur hoefde te maken. Daarom stak hij een kaars aan. Daarna vervolgde hij zin brief aan Suzan. "Zijn vader had een sigarenwinkel rechts van De Brink in het dorp waarin ze woonden. Hijzelf kwam uit een katholieke familie, maar hij deed er niets meer aan. (……)Wat hij niet wist, was dat aan de rechterkant van De Brink de protestantse winkels zaten, en aan de linkerkant de katholieke winkels. Iedereen uit het dorp werd goed in de gaten gehouden met het doen van boodschappen, of dat ze wel in de juiste winkels kochten. De katholieken deden hun boodschappen aan de linkerkant, de protestanten aan de rechterkant. (……) Toen zijn vader dat in de gaten kreeg, hing hij een groot plakkaat voor de raam: koopwaar voor alle gezindten, stond erop. Dat had toen heel wat trammelant gegeven." Naar mate de kaars opvlamde, vlamde ook Rob’s angst op. De angst om nooit gered te worden. De kaars brandde sneller op dan hij dacht. Eigelijk moest hij zuinig zijn met kaarsen. 11. Ars combinatoria - deus ex machina - een machtig gevoel - De storm - geen reden tot paniek - de gekwalificeerde vakman - herinnering van een wang Rob ging een schepnet maken. Hij nam een stok en een oude lap. Tot dit punt zou je Rob nog praktisch kunnen vinden. Maar dan de bevestiging de bevestiging van het een aan het ander. Ars combinatoria. Hij bakte er niets van. Een praktisch mens laat eerst zijn denken het werk doen. Daarna pas gaat hij tot handelen over. Rob Noordhoek volgde de omgekeerde weg. Rob liep over het eiland rond, na te denken over een oplossing voor het probleem, een deus ex machina. Hij vond geen oplossing. Toen stapte hij maar in het water, alsof de nabijheid van de vissen ook de vangst nabij zou brengen. Toen Rob zich omdraaide zag hij Tim. Hij riep hem, maar de hond rende snel weg. Tim had de storm die Rob nu overviel al zien aankomen. Rob rende snel naar zijn huis waar hij zichzelf rustig probeerde te houden. Er was immers geen reden tot paniek. Tot nu toe had hij het ook gered. De regen hield twee dagen aan. Uit pure verveling las Rob nog een gebruiksaanwijzing. De teksten gaven Rob het gevoel nog bij de wereld te horen waarin je zelf niets moest proberen, maar je je direct moest wenden tot de gekwalificeerde vakman. Ook vervolgde Rob zijn brief aan Suzan waarin hij zich herinnert dat wanneer hij ziek was bij zijn moeder in bed sliep. (……) Zijn wang herinnerde zich haar zachte, door haar nachthemd heen ademende rug. 12. Een deur als een schilderij - de vlag verdwenen - etensdromen - de geschiedenis van een vuilnisbelt - het theater van voorwerpen Na de storm ging Rob naar de plaats waar hij zijn water haalde. Op de terugweg zag hij een losgerukte deur liggen. De deur was heel mooi geschilderd. Als abstract schilderij zou het hoge ogen gooien in een museum. Rob, echter, zag de deur als goed brandhout voor het vuur wat hij vanmiddag wilde gaan maken. Toen hij de deur te drogen legde bij het kanon, zag hij dat zijn vlag verdwenen was. Weer had Rob een voorraad lijst aangelegd van het eten dat hij nog had. Hij miniseerde zijn rantsoen en daardoor werden zijn gedachten aan eten met de dag obsessiever. De vuilnisbelt droeg een hele geschiedenis met zich mee. Hij was aangelegd in de tijd dat de Fransen het superkanon bouwden. Op een gegeven moment begon het zo te stinken dat men probeerde de belt te verbranden. Dit lukte niet omdat het vuur niet heet genoeg was om de plastics te laten smelten. Het smeulde zo’n beetje. Toen gaf de gouverneur van het eiland de opdracht de belt op te blazen. Dit werd zo goed gedaan dat het naderhand vuilnis regende. Vanaf at moment gooiden de bewoners hun afval weer in zee. Rob groef enkele voorwerpen uit de vuilnisbelt op en thuisgekomen rangschikte hij die. Daarna schreef hij verder aan zijn brief aan Suzan. "Binnenkort zal de duisternis vallen. Door de brandende kaars zullen de voorwerpen (……) straks een soort van theater opvoeren." 13. honderd gulden per slaaf - als de grote regens komen - een duizeling - het leggen van verbindingen - een weeffoutje in de ziel Rob had niets te doen dus ging hij om zichzelf bezig te houden uitrekenen wat een slaaf had gekost rond de 17e eeuw. Hij kwam uit op een bedrag van ongeveer honderd gulden. Het afronden van bedragen vond Rob een weeffout in de rekenkunst. Ondertussen ging Wolfgang zich verstoppen want de grote regens konden elk moment komen. En dat hield in twee maanden geen zon. Alleen maar regen. Plotseling kreeg Rob een duizeling. Hij liet zich op de grond zakken. Het zou wel komen doordat hij zo verzwakt was, sinds hij zijn rantsoen weer had verminderd. In zijn brief naar Suzan schrijft Rob weer over zijn verleden. Zo herinnert hij zich dat hij geleerd had dat het leggen van verbindingen erg belangrijk was. Verbindingen die afgekeken zijn van moeder natuur en toen in praktijk zijn gebracht, vertaald in andere materialen. Maar hoe Rob ook keek, hij zag geen enkele verbinding. In tegen deel, het lijkt zelfs of ieder voorwerp zich steeds verder van ieder ander voorwerp verwijderd. Ook herinnert Rob zich dat hij met betrekking tot zijn ouders’ feest een brief kreeg van zijn zusje. Zij vertelde hem dat haar moeder haar eens had verteld dat zijn vader teveel piekerde. Hij zou een weeffoutje in zijn ziel hebben. Rob voelde zich doodmoe en viel dan ook snel in slaap. 14. Nacht in gestadige regen - Mussen in de kerk - Alleengelaten taal - De val - Bessen - Twee babbelende sterappeltjes - Een klein rond vlekje Rob werd wakker door de regen. Het enige voordeel van de gestadig vallende regen was dat hij nu alleen maar een emmer buiten hoefde te zetten als hij water nodig had. Naakt liep Rob de nacht in. Om zijn kleren te sparen. Hij hoorde geluid vanuit de kerk. Dus liep hij er naar binnen. Alle mussen van het eiland hadden zich hier verzameld. Hier zaten ze droog. Rob keek omhoog. De taal van de vogels. Ze zeiden maar een ding: ik ben er, ik ben er nog. Rob liep naar het Mariabeeld zonder arm. Tot haar begon hij te bidden: Laat mij hier niet sterven. Niet alleen. Hij was nooit gelovig geweest, hoogstens op de vage manier waarop mensen een wetmatigheid in het heelal en de natuur vermoeden. Misschien lag het bidden daar ook in besloten, was het een eigenschap van de taal. Ze nam de vorm van een gebed aan als ze maar lang genoeg alleen gelaten werd. Op de terugweg haalde Rob een ei uit de kelder. Toen struikelde hij over een uitstekende boomwortel. Hij had zelfs de energie niet meer om te vloeken. Hij voelde een stekende pijn in zijn rechterknie bij iedere stap die hij zette. Vrijdag was de enige papegaai die ooit op het eiland had gewoond. Na een tijd wist hij alle plekken waar eetbare zaden en bessen groeiden. Hij schrijft verder aan zijn brief aan Suzan. Hij herinnert zich een toneelstuk waarin broer en zus voorkwamen, terwijl men dacht dat het een tweeling was. Ze hadden een hele discussie moeten voeren voor hun rollen. Plots kwam het woord sterappeltjes in hem op. De twee personen waren net twee babbelende sterappeltjes. De volgende morgen bestudeerde Rob zijn knie. Er was een klein rond vlekje te zien. Hij wreef er overheen en het bleek een heel klein gaatje te zijn. Rob begreep niet waar die pijn vandaan kwam. Hij kon nauwelijks lopen. 15. Toneelproblemen en echte problemen - Wolfgang en Vrijdag in ruste - Slinkende voorraden - geschiedenis van een selfmade man Rob Noordhoek had tijdens zijn toneelcarrière veel gehouden van de rollen waarbij bijna niets gezegd werd maar veel problemen werden uitgebeeld. Eigelijk was het meer antitoneel geweest. Maar tegen de problemen die hij nu had, kon geen toneelprobleem op. Hij gaatje in zijn knie was namelijk gaan ontsteken. Wolfgang maakte zich klaar voor zijn winterslaap. Hij hoorde voortdurend Mozart en Bach. Hij at nauwelijks wat, en hoefde dus nauwelijks te schijten. Vrijdag kende zo’n winterslaap niet. Hij had zich een schuilplaats vlak bij de bessen uitgezocht, zodat hij maar een klein stukje door de regen hoefde. Rob keek naar de blikken voedsel naast zijn bed. Hij had nog genoeg voor ten hoogste acht dagen. De voorraden slinken snel, dacht Rob. Hij ging weer schrijven. De brief moest af voordat zijn krachten het begaven. Hij vertelde het verhaal van een man die Joost heette. Het was echt de geschiedenis van een selfmade man. Nadat Rob een deel had geschreven, nam hij de blocnote en pen mee naar bed. Voor het geval hij niet meer zou kunnen lopen. 16. Een afwezig rechterbeen - een mond die murmelt - Oom Niek - een vijftigjarig sprookje van geluk - Laatste man Rob Noordhoek werd wakker met het gevoel alsof zijn rechterbeen niet bestond. Zijn mond was gortdroog. Hij haalde wat water en vervolgde zijn brief. Hij moest die afkrijgen voordat hij kon gaan sterven. Hij schrijft over het toneelstuk waar Suzan ook in heeft gespeeld. Aan het einde van het stuk wachtte het hele publiek wanneer Suzan iets zou zeggen. En toen murmelde haar mond. "Help" minuten lang. Ook verteld hij in de brief over een oom van hem. Oom Niek. Ook hij had wat informatie te geven voor het feest van zijn ouders. Volgens hem was het huwelijk van Rob’s ouders een vijftigjarig sprookje was geweest. Toen was Rob’s brief af. 17. Een voortkruipend figuur - het doel van de beweging - Zeeën van tijd - aan boord - het eiland Als je goed keek, zag je een figuur in de modder voortkruipen. Mensen die doodgaan zoeken de openbaarheid op om niet alleen te hoeven sterven. Hij moest bewegen. Als hij bleef liggen zou hij sterven. Het gezicht van Maria nam de vorm van Suzan’s gezicht aan. Hij voelde verandering van grond. Hij bleef liggen. Zeeën van tijd overspoelden hem. Hij werd aan boord genomen in de Hemel. Dit is wat het eiland ziet. Een man, met zijn middel over een wit uitgeslagen boomstam hangend, zijn gezicht in het golvende water, zijn benen wijd gespreid in het zand. Titel: Verloren zoon Auteur: J.Bernlef Jaar: 1997 Personages Rob Noordhoek is een man van achtendertig jaar. Hij is regisseur van beroep. Hij is een typisch product van de moderne, technologische samenleving. Als hij aanspoelt op een onbewoond eiland is hij aangewezen op zijn eigen inventiviteit en komt er al snel achter dat hij twee linker handen heeft. Hierdoor komt zijn onvermijdelijke ondergang steeds sneller dichterbij. Rob begint, in eerste instantie uit verveling, een brief te schrijven aan Suzan, een actrice die voor hem had gewerkt. Zij is eigelijk alleen als afbeelding op het eiland. Vrijdag is de meest "coolste" papegaai ooit. Hij spreekt alleen Frans. Maar hoe hij dat doet weet hijzelf niet eens. "Merde" is zijn favorite woord. Tim, of ook wel Wolfgang is het keeshondje wat op het eiland rondloopt. In eerste instantie wantrouwt het Rob, maar later is hij blij dat er weer wat leven op het eiland is. Al is en blijft Rob toch een natuurlijke vijand voor hem. (het voedsel) Het eiland volgt alle gebeurtenissen zorgvuldig. En af en toe vertelt het ons wat van zijn geschiedenis. Suzan was ooit een actrice die voor Rob werkte. Ze ging destijds zo in haar rol op dat ze uiteindelijk de persoon die ze moest spelen werd. Ze is jong, blond en knap. Ze heeft ook een tijd een baan gehad als fotomodel. Uiteindelijk is ze in een inrichting terecht gekomen. Tijd Het boek speelt zich af in waarschijnlijk 1997. Het verhaal begint in ieder geval op 13 mei. Het duurt een hele tijd. Eigelijk vertolkt het boek het leven van Rob Noordhoek vanaf dat hij op een onbewoond eiland terecht komt, tot de dag dat Rob sterft. *De vertelde tijd is een paar maanden. *De verteltijd is 2,5 uur. (189 bladzijden) Ruimte Het verhaal speelt zich af op een onbewoond eiland. Soms echter (tijdens de brieven naar Suzan bijvoorbeeld) speelt het verhaal zich af in Rob’s gedachten. Thema Het thema van dit boek is dat het boek zich afspeelt op een eiland ( zoals meer van Bernlef’s boeken) en dat een gat in het verleden gedicht moet worden. Bernlef laat heel duidelijk zien dat Rob door de eenzaamheid een brief gaat schrijven om een gat te dichten. En wanneer dat gedicht is, Rob moet sterven. Motieven Motieven in dit boek zijn: *Eenzaamheid *behoefte aan gezelschap *de noodzaak van het vinden van voedsel *vijandschap *het laten zien dat de mens van vandaag een product is van de samenleving, in plaats van de samenleving een product van de mens. *waanzin *paniek en toch ook weer niet Perspectief Er is een auctoriale vertelsituatie. Dat kun je zien aan: Rob deed, Rob wilde etc. Maar als Rob de brieven naar Suzan schrijft is het duidelijk een ik-vertelsituatie. Dan is het: Ik deed, Ik ging etc. Titelverklaring De titel van dit boek is op twee manieren te verklaren: 1. Rob Noordhoek is (natuurlijk) de zoon van zijn ouders. Als hij overboord slaat tijdens een storm zijn ze hem verloren. ( verloren in de trant van kwijt) 2. Rob is natuurlijk nog steeds die zoon, maar dit maal kun je verloren ook anders uitleggen. Als hij namelijk op dat eiland aankomt kun je zien aan wat hij doet, maar vooral hoe hij het doet (twee linkerhanden) en dan kun je hem als verloren beschouwen. (gedoemd om ten onder te gaan) Bedoeling auteur De bedoeling van de auteur is om een gelijking te maken het verhaal Robinson Crusoe. Bernlef vindt dat het boek van Daniel Defoe te onrealistisch is geschreven. Hij schrijft zelfs in het boek dat Defoe een enorme kans laat liggen om het verhaal een geniale wending te geven. Ik denk dat Bernlef wilt laten zien dat het verhaal van Defoe op een andere manier beter verteld kan worden. Dat zie ik aan de voortdurende gelijkenis die wordt getrokken tussen Rob en Robinson. (ook de (bijna) gelijke namen zijn zeer opvallend) Eigen mening Ik vond het boek leuk om te lezen. Het was wel lastig samen te vatten omdat aan het begin van elk hoofdstuk een aantal kernwoorden staan. Die moet je wel in je uittreksel verwerken. Vandaar dat het ook zo lang is geworden. Ik begrijp overigens niet waarom u dacht dat ik dit boek niet leuk zou vinden. Dit boek is weer eens iets anders. Niet meer die heel erg realistische verhalen, maar eens een keer een boek waarin komedie met tragedie samen goed verwerkt is. Het is een hele leuke afwisseling zelfs, al werd ik tijdens het lezen me wel bewust dat het misschien wel handig was geweest als ik het verhaal Robinson Crusoe had gekend. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |