Boekverslag : 30 Procent Van de Bevolking - Israëlisch-palestijns Conflict Ingezonden Door: Guillaume
De taal ervan is Overig en het aantal woorden bedraagt 4414 woorden.

Indeling:

- Actueel

- Geschiedenis van het conflict

- De hoofdrolspelers

- De hete hangijzers

- Het vredesproces

- Lexicon





Bronnen:

- www.standaard.be

- www.hln.be













1.Actueel



18/11/’03,West-Jordanië: Twee Israëli´s gedood door Palestijnse sluipschutters.



Palestijnse schutters hebben dinsdagmorgen twee Israëliërs gedood op een weg in West-Jordanië nabij de zuidelijke toegang van de stad Jeruzalem. Dat meldt de Israëlische staatsradio.



De aanval had plaats ter hoogte van een grote militaire wegversperring op de zogenaamde´tunnelweg´ die Jeruzalem verbindt met de joodse nederzettingen van Goush Etzion en met Hebron. De aanvallers vluchtten naar het Palestijnse plaatsje Al-Khader nabij Bethlehem, aldus de radio. De aanval kwam daags na een door generaal Omar Souleiman, hoofd van de Egyptische inlichtingendiensten, ingezette goodwillmissie met het oog op het bereiken van een bestand van de gewapende Palestijnse groepen teneinde het premier Ahmed Korei mogelijk te maken een staakt-het-vuren overeen te komen met Israël. Korei heeft van het sluiten van een wapenbestand tussen de Palestijnse Autoriteit en Israël een van de prioriteiten van zijn vorige week woensdag geinstalleerde kabinet gemaakt.































2.Geschiedenis van het Conflict



Waar het hem allemaal om gaat is dat kleine lapje grond in het oosten van het Middellandse-Zeegebied. Alleen al de weinig originele benaming “Het Heilige Land” verraadt de passie: grond geef je niet zomaar uit handen. Het gebied is de oorsprong van het joden- & christendom en is een belangrijk land voor de islam. Het probleem is dat twee volkeren, de Palestijnen en Iraëli, menen recht te hebben op hetzelfde stuk grondgebied. Om die delen land te bemachtigen plegen terroristische groepen aanslagen op verschillende doelwitten. En wees er maar zeker van, de oude en recente geschiedenis van het conflict zit zeker niet simpel in elkaar.





2.1 19e eeuw: Joden keren terug naar Israël.



Vanaf de negentiende eeuw begonnen steeds meer joden zich te vestigen in Palestina. De joden kwamen tot de conclusie dat alleen een eigen staat vormen hun tegen het antisemitisme kon beschermen. Er werd een nationaal fonds opgericht met de bedoeling grondgebied in Palestina te kopen. Volgens een zionist2 was Palestina dé ideale plaats om zich te vestigen. Deze zionist zei ook: “Een land zonder volk en een volk zonder land”. Maar deze uitspraak bleek helemaal niet te kloppen met de realiteit. Rond 1914 waren er in Palestina ongeveer 90.000 joodse inwijkelingen op een Arabische bevolking van 750.000 mensen.



2.2 Tweede Wereldoorlog: Palestijns verzet tegen joodse immigratie.



Onder de Britse leiding nam de immigratie van de joden sterk en snel toe. In 1936 bevonden er zich reeds 350.000 joden in het mandaatgebied, tegenover een bevolking van ongeveer 900.000 Arabieren.Het Palestijns verzet tegen de joden nam heftig toe en ontaardde soms in aanvallen op joodse burgers. Op die aanvallen werd wraak genomen door de joodse terreurorganisaties. Door het Palestijns verzet perkte Groot-Brittanië zich met de immigratie van de joodse bevolking. Maar ondertussen waren in Duitsland de Nazi’s aan de macht gekomen in de regering. Door de jodenhaat van Hitler waren er duizenden mensen op de vlucht waarvan er een groot deel naar Palestina wilden gaan.













2.3 1948: Oprichting van de Staat Israël.



De Britten kondigden in februari 1947 aan dat de joden het Palestijnse mandaatgebied op 15 mei 1948 zouden verlaten. Ze vroegen aan de Verenigde Naties een oplossing uit te werken. Volgens een speciale commissie was een verdeling van het grondgebied de beste oplossing.











Het plan werd op 29 november 1948 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties goedgekeurd. De 650.000 joden (30 procent van

de bevolking) die zich op dat ogenblik in Palestina bevonden en minder dan tien procent van de grond bezaten, zouden maar liefst 55 procent van het gebied krijgen. Hoewel dat voor sommigen niet genoeg was, aanvaardden de joden de regeling. Een scharniermoment in de geschiedenis: na bijna 2.000 jaar herrees een nieuwe staat Israël in het gebied waar ooit David en Salomon heersten. De joden keerden terug naar ,,Het Beloofde Land’’, dat hen door God was gegeven. Na de uitroeping van de onafhankelijkheid van Israël viel op 15 mei 1948 ongeveer de hele omliggende Arabische wereld Israël aan. Maar de slecht georganiseerde aanvallers vormden geen partij voor het joodse leger. Op het Israëlische grondgebied woonden

nog ongeveer 160.000 Palestijnen, die het Israëlische staatsburgerschap kregen. Voor de ongeveer 800.000 Palestijnen die op de vlucht geslagen waren, deed Israël de deur dicht. Daarentegen kregen alle joden ter wereld het recht naar Israël te emigreren.





2.4 1967: Israël bereidt zijn staat uit.







Israël kon rekenen op zijn militaire superioriteit om de Arabische landen in de kleinere en grotere conflicten van zich af te slaan. In 1967 veroverde de joodse staat de Gazastrook op Egypte, enz. Tijdens de Grote Verzoendagoorlog in oktober 1973 brachten Egypte en Syrië Israël wel even in de problemen, maar uiteindelijk haalde Israël het toch.













2.5 Palestijnen voeren strijd.



De Palestijnen hadden al eerder begrepen dat de Arabische landen niet in staat waren ,,hun’’ land te heroveren. Zij namen na de Zesdaagse Oorlog van 1967 in toenemende mate zelf de strijd in handen, met terreuraanslagen. Yasser Arafat, sinds 1969 aan hoofd van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO: zie lexicon), werd het gezicht van de strijd tegen de Israëlische bezetter. Eerst vanuit Jordanië, later vanuit Libanon bestookte de PLO Israël, dat terugsloeg op de manier die het het beste kende: met militaire overmacht. Na een grote inval in Libanon, in 1982, werd de PLO daar voor een deel verdreven. Arafat zette de strijd voort vanuit Tunis, maar het besef daagde dat de Palestijnen de oorlog niet konden winnen. Het doel werd gematigd: een staat op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.





2.6 1993: Oslo 1



Aarzelend kwam er een begin van een vredesproces. De vredesconferentie van Madrid in oktober 1991 vormde een eerste aanzet. Onverwacht kwam dan in 1993 na geheime onderhandelingen tussen de Israëlische regering en de PLO de principe-akkoorden van Oslo uit de bus. De PLO erkende het bestaansrecht van Israël, het Israëlische leger trok zich gedeeltelijk terug uit de bezette gebieden, die voor een deel onder Palestijns bestuur kwamen.





2.7 Anno 2000:Vredesoverleg mislukt, een twee intifada volgt.



Oslo was slechts het begin: het was de bedoeling dat de Palestijnen een steeds grotere autonomie zouden verwerven en dat ondertussen de onderhandelingen tot een echte Palestijnse staat zouden leiden. Maar het vredesproces liep op zijn einde, onder meer door het onderlinge wantrouwen. De Israëlische premier Ehud Barak en Yasser Arafat, die ondertussen tot Palestijnse president was verkozen, zouden in het Amerikaanse Camp David de impasse in één ultieme onderhandelingsronde oplossen in de zomer van 2000. Maar het overleg mislukte. En na het uitbreken van de tweede intifada leek vrede verder weg dan ooit. Het Israëlische antwoord was hard en militair. Een vicieuze cirkel van aanslagen kwam op gang.























3.De hoofdrolspelers:











Yasser Arafat: President van Palestina





Yasser Arafat is de president van Palestina en de voorzitter van de Palestine Liberation Organisation (PLO), een terreurorganisatie. De Israëli’s beschouwden hem als de verantwoordelijke voor veel terroristische aanslagen tijdens het conflict tussen Israël en Palestina. In 1988 verklaarde Arafat echter dat de PLO het terrorisme afzwoer en het recht van alle betrokken partijen erkende om in vrede te leven. In 1993 ondertekenden Arafat en de toenmalig Israëlische premier Yitzhak Rabin de Oslo-vredesakkoorden. Die akkoorden beoogden naast de geleidelijke terugkeer van de Israëlische troepen uit de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, ook de oprichting van de Palestijnse Auroriteit als (Palestijns) bestuursorgaan in de bezette gebieden. Arafat, Rabin en de toenmalige Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Shimon Peres, kregen voor hun inspanningen de Nobelprijs voor de Vrede. Na het begin van de tweede intifada in het najaar van 2000 verklaarden zowel de Israëli’s als de Palestijnen de Oslo-akkoorden dood. De huidige Israëlische eerste minister Ariël Sharon gaf Arafat de schuld van het geweld en weigerde verder te onderhandelen voor daar een einde aan kwam. Arafat gaf op zijn beurt de Israëlische regering de schuld van het geweld. Volgens de Palestijnse president wilde die haar gebied uitbreiden en haar wil en beleid opleggen aan het Palestijnse volk. Ook in de nieuwe vredesonderhanderlingen rond de road map speelt Yasser Arafat een belangrijke rol. Voor het Palestijnse volk is hij immers nog steeds de onwrikbare leider, die niet gezwicht is voor Israëlische druk. Hoewel hij voor de Israëli’s en voor de Amerikanen geen officiële gesprekspartner meer is, blijft Arafat achter de schermen aan sommige touwtjes trekken.

























Mahmous Abbas: Palestijns premier





Mahmoud Abbas was jarenlang Arafats rechterhand binnen de PLO, alsook ambassadeur voor de organisatie in Moskou. Door zijn uitgebreide ervaring met vredesonderhandelingen, was hij een van de hoofdrolspelers tijdens de geheime gesprekken die leidden tot de Oslo-akkoorden in 1993.Abbas werd in maart 2003 verkozen tot premier van Palestina, een functie die toen voor het eerst opgenomen werd. Na een politieke machtsstrijd met Yasser Arafat stelde Abbas een regering samen, die later werd goedgekeurd door het Palestijnse parlement. Als premier heeft Abbas, beter bekend als Abu Mazen, twee gezichten. Enerzijds is hij een aanvaardbare gesprekspartner voor Israël en het Westen, anderzijds vindt een deel van het Palestijnse volk dat hij te veel toegevingen doet aan Israël. In zijn nauwelijks honderd dagen als premier slaagde Abbas er niet in bij de Palestijnen gezag te verwerven. Hij verweet zowat alle betrokken partijen tegenwerking. Na een machtsstrijd met Arafat, die begon op de dag dat Abbas als premier benoemd werd, diende Abbas op 6 september zijn ontslag in. Aanblijven en een open conflict met Arafat riskeren zag hij niet meer zitten.







Ahmed Qorei: Opvolger van Abbas.



Na het aftreden van Abbas moest snel een geloofwaardige opvolger gevonden worden, die aanvaardbaar was voor beide partijen. De schijnwerpers vielen haast onmiddellijk op Ahmed Qorei.

Vanuit Palestijns standpunt heeft Qorei, ook bekend onder zijn bijnaam Abou Ala, één voordeel: het is Arafat zelf die hem in de stoel van premier gemanoeuvreerd heeft. Qorei zal ongetwijfeld nauw met de president willen samenwerken, de bevoegdheidsconflicten zouden beperkt moeten zijn. De figuur van Qorei is voor de EU en voor de VS aanvaardbaar. Hij is één van de grondleggers van het Oslo-proces, het ondertussen ter ziele gegane plan dat voor het eerst vrede tussen Israëli's en Palestijnen in het vooruitzicht stelde. Zijn gematigde standpunten leverden hem veel goodwill in de VS op.



















Sheikh Yassin: Spirituele Leider van Hamas.





Sheikh Ahmed Yassin stichtte de Hamas-beweging in 1987 en wordt nog altijd beschouwd als de spirituele leider van de organisatie. In de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever staat Hamas bekend voor humanitaire inspanningen. De militaire vleugel van Hamas, Izzedine al-Quassam, geeft onomwonden toe dat ze zelfmoordaanslagen pleegt die tot nu toe al honderden mensen in Israël doodden. Hamas eiste verscheidene aanslagen op tijdens de laatste spiraal van geweld. Hamas kantte zich steeds hevig tegen eerdere vredesovereenkomsten met Israëli’s. Hoewel de organisatie onder bepaalde voorwaarden hun gewapende strijd tegen Israël wilden staken omwille van het nieuwe vredesplan, verklaarde Hammas na de eerste topontmoeting tussen Sharon en Abbas (op 3 juni 2003) die strijd onverminderd te zullen voortzetten. De organisatie houdt vast aan de overtuiging dat de vernieting van de staat Israël een religieuze plicht is. Het Israëlische gerecht veroordeelde Yassin in 1989 omdat hij Hamas-leden bevolen had om twee Israëlische soldaten te ontvoeren en te doden. Hij kreeg hiervoor levenslang maar werd in 1997 vrijgelaten na onderhandelingen door (de inmiddels overleden) koning Hoessein van Jordanië. Hoessein vroeg Israël Yassin vrij te laten in ruil voor twee Israëlische geheime agenten, die een mislukte aanslag hadden gepleegd op Khalid Mishaal, een Hamas-leider in Jordanië.



Ariël Sharon: Premier van Israël.



Ariël Sharon behaalde in februari 2001 een verpletterende overwinning op Ehud Barak tijdens speciale verkiezingen om het premierschap. Zijn overwinning ging wel gepaard met de laagste opkomst tijdens Israëlische verkiezingen ooit: waar normaal gezien zo’n 80% procent van de Israëli’s zijn stem uitbrengt, trok nu slechts 62% van de geregistreerde kiezers naar de stembus. Sharon, een ex-generaal, won de verkiezingen door te beloven niet met de Palestijnen te onder-handelen zonder garanties omtrent Israëls veiligheid. Een belofte die populair bleek bij de meerderheid van de Israëli’s, maar problematisch voor zij die vinden dat Israël een compromis moet sluiten om een akkoord te bereiken met de Palestijnen. Het Palestijnse wantrouwen ten opzichte groeide sterk toen een officieel Israëlisch onderzoek aantoonde dat Sharon indirect verantwoordelijk was voor de slachting van honderden Palestijnen in de vluchtelingenkampen van Sabra en Shatila bij Beiroet, Libanon. Sharon leidde als minister van Defensie de Israëlische invasie in Libanon (1982). De Palestijnen gaven Sharon ook de schuld van het geweld dat in 2000 uitbrak, na zijn omstreden bezoek aan de Tempelberg op 28 september 2000. Sharon zei daarentegen dat zijn bezoek als een vredesboodschap bedoeld was en dat het Palestijns geweld dat daarna uitbrak georchestreerd was door de Palestijnse Autoriteit. Bij het begin van de onderhandelingen rond de road map stelde Sharon zich gematigder op dan we tot dan toe van hem gewend waren. Hij verklaarde onder meer dat de -bezetting van Palestina slecht is voor zowel Israëli’s als Palestijnen- en dat de illegale joodse buitenposten zullen ontmanteld worden. Hoe oprecht de houding van Sharon ten opzichte van het nieuwe vredesplan is, zal in de toekomst moeten blijken.





George W. Bush: President van de Verenigde Staten.



George W. Bush, de zoon van de vroegere Amerikaanse president George Bush en voormalig gouverneur van Texas, volgde Bill Clinton op als president van de Verenigde Staten op 20 januari 2001. Op dat moment woedde het geweld tussen Israëli’s en Palestijnen volop.

Bush koos er aanvankelijk voor om een minder actieve rol te spelen in het Midden-Oosten dan zijn voorganger. Hij veranderde zijn koers echter na de publicatie van een onderzoeksrapport van George Mitchell -een ex-senator- waarin werd aangedrongen op een snelle tussenkomst om het geweld in de regio te beëindigen. De Amerikaanse president spoorde -vaak bij monde van de minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell- zowel de Palestijnse president Yasser Arafat als de Israëlische premier Ariël Sharon aan om al het mogelijke te doen om een einde te maken aan het conflict tussen Israëli’s en Palestijnen. Het duurde echter tot de eerste onderhandelingen rond de road map vooraleer Bush zelf een leidende rol opnam in de vredesgesprekken.







Colin Powell: Amerikaans Minister van Buitenlandse Zaken.





De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell was onder de vroegere V.S.-president Ronald Reagan nationaal veiligheidsadviseur. Onder de vader van de huidige president was hij een vier-sterren-generaal en speelde hij een belangrijke rol tijdens de Golfoorlog van 1989. Diezelfde George Bush sr. Benoemde hem tot voorzitter van de Joint Chiefs of Staff. Al tijdens zijn eerste rondreis als minister van Buitenlandse Zaken trok Powell naar het Midden-Oosten. Hij sprak er met de nieuwe Israëlische premier Ariël Sharon, diens voorganger Ehud Barak, de Egyptische president Hosni Mubarak en de Palestijnse president Yasser Arafat. Powell verrichtte heel wat voorbereidend werk voor de onderhandelingen rond het nieuwe vredesplan,de inmiddels bekende road map. Zo maakte hij in mei 2003 een rondreis door Israël en Palestina, waarna hij verklaarde dat de "voorwaarden voor de uitvoering van dat plan vervuld waren". Kort na die verklaring flakkerde het geweld weer op. Radicale islamitische groeperingen lieten na Powells bezoek ook weten niet te zullen stoppen met aanslagen zolang de Israëlische bezetting voortduurt.















4.De hete hangijzers:





Jeruzalem:

De status van Jeruzalem is een van de heetste hangijzers in het conflict tussen de Israëli’s en de Palestijnen. De discussie draait vooral om een heuvel in de stad: voor de joden de Tempelberg, voor de moslims Haram al-Sharif. Op dat stukje dierbare grond staan de ruïnes van de (voor de joden) heiligste tempel, waarbovenop twee (voor de moslims) erg belangrijke moskeeën gebouwd werden. De onderhandelingen in Camp David (1999) liepen vast op de vraag wie er controle zou krijgen over de plaatsen waar de heiligdommen gelegen zijn.





Nederzettingen & Palestijnse staat:

De Palestijnen eisen dat de toekomstige Palestijnse staat het land bevat dat Israël tijdens de oorlog in 1967 bezette: Gaza, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem. De Israëli’s zeggen echter dat de aanwezigheid van hun troepen in delen van de Westelijke Jordaanoever noodzakelijk is om Israëls veiligheid te waarborgen. Ze willen ook dat sommige joodse nederzettingen in Palestijns gebied tot Israël gaan behoren.





Palestijnse vluchtelingen:

De oprichting van de staat Israël en de oorlog die daarop volgde, deed honderdduizenden Palestijnen in 1947 en 1948 vluchten naar Libanon, Jordanië en Syrië. Sommigen werden door de Israëli’s uit hun huizen verdreven. Ondanks een VN-resolutie, die het Palestijnse recht op terugkeer erkende, verbood de Israëlische wet de Palestijnen Israël na de oorlog opnieuw binnen te komen. De VN richtten het Relief and Works Agency for Palestinian Refugees in the Near East (UNRWA) op om hulp te bieden aan de meer dan 4 miljoen Palestijnse vluchtelingen.



























5.Het Vredesproces:





Chronologisch overzicht van de vredesonderhandelingen, beginnende bij het eerste Oslo-akkoord in 1993:



13 September 1993:

In Noorwegen wordt het zogenaamde Oslo I-akkoord bereikt na geheime onderhandelingen. Yasser Arafat en Yitzhak Rabin schudden elkaar de hand in Washington. Er komt een principeverklaring waarin gesproken wordt over Palestijnse autonomie. De onderhandelingen duurden twee jaar.



4 Mei 1994:

In Caïro wordt overeengekomen Gaza en Jericho het eerst over te dragen. Er komt een kalender voor een overgangsperiode van vijf jaar. Op 18 mei ontruimen Israëlische troepen de Gazastrook. De Palestijnse militaire autoriteit neemt over.



26 Oktober 1994:

Er komt een vredesverdrag met Jordanië. De Israëlische premier Rabin en koning Hoessein van Jordanië ondertekenen het aan de grenspost Wadi Araba.



28 September 1995:

De principeverklaring van 1993 wordt uitgevoerd. De Palestijnse gebieden worden verdeeld in de sectoren A, B en C:

> Zone A: Volledige Palestijnse civiele en militaire controle

> Zone B: Palestijnse civiele en Israëlische militaire controle

> Zone C: Volledige Israëlische civiele en militaire controle



4 November 1995:

De ultranationalistische jonge Israëliër Yigal Amir vermoordt premier Yithzak Rabin. De regeringsleider had in de ogen van de fanaticus verraad gepleegd door het tekenen van de Oslo-akkoorden met de Palestijnen.



20 Januari 1996:

Al-Fatah (de beweging van Yasser Arafat) wint de eerste Palestijnse verkiezingen.



30 Mei 1996:

Met een klein verschil wint de havik Binyamin Netanyahu de Israëlische parlementsverkiezingen in 1993. Netanyahu wordt premier van een Likudregering aangevuld met kleine religieuze partijen. De onderhandelingen vertragen.







17 Januari 1997:

Netanyahu besluit een beperkt deel van Hebron aan het Palestijns bestuur over te dragen.



23 November 1998:

In Washington ondertekenen Netanyahu en Arafat, na gesprekken in de Wye-plantage, een overeenkomst die voorziet in een verdere overdracht van gebied aan de Palestijnen. Het akkoord wordt niet uitgevoerd.



17 Mei 1999:

De linkse Ehud Barak van de Arbeiderspartij verslaat Binyamin Netanyahu in de Israëlische parlementsverkiezingen.



4 September 1999:

Ehud Barak en Yasser Arafat komen in de Egyptische badplaats Sharm-el-Sheikh overeen in 2000 een definitieve vredesregeling uit te werken. De Palestijnen zouden door die regeling tussen de Westelijke Jordaanoever en Gaza mogen reizen. Op 25 oktober gaat de eerste doorgangsroute inderdaad open.



24 Mei 2000:

Het Israëlische leger trekt zich terug uit Libanon.



11-25 Juli 2000:

Vijftien dagen lang proberen Ehud Barak, Yasser Arafat en Bill Clinton in het buitenverblijf van de Amerikaanse president, Camp David, een vrede te onderhandelen. Er wordt bijna overeenstemming bereikt over de status van de vluchtelingen, de oppervlakte van de Palestijnse staat (90% van de huidige Westelijke Jordaanoever en Gaza) en de joodse kolonisten. De onderhandelingen stranden op de status van Jeruzalem.



28 September 2000:

Likud-leider Sharon bezoekt de Tempelberg. Onmiddellijk breken zware rellen uit. Het Israëlische leger treedt hard op. De rellen leiden tot de Tweede Intifada.



9 December 2000:

Ehud Barak neemt ontslag als premier van Israël.



6 Februari 2001:

Ariël Sharon wint de verkiezingen om het premierschap en vormt een regering van nationale eenheid. Shimon Peres wordt minister van Buitenlandse Zaken. De regering-Sharon krijgt af te rekenen met een golf van zelfmoordaanslagen en reageert met harde militaire hand.















November 2001:

De Amerikaanse bemiddelaar George Mitchell stelt voor de verdere bouw van joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza te bevriezen. Het latere vredesplan (road map) is gebaseerd op dit rapport.



Maart 2002:

Een vredesplan van de Saudische kroonprins Abdallah gaat uit van een erkenning van Israël door de Arabische staten in ruil voor de erkenning van de Palestijnse staat door de Israëliërs.



24 Juni 2002:

De Amerikaanse president George Bush roept de Palestijnen op nieuwe leiders te kiezen als voorwaarde voor vrede en een eigen staat.



28 Januari 2003:

Ariel Sharon wint de Israëlische verkiezingen.



30 April 2003:

Mahmoud Abbas legt de eed af als Palestijns premier. De road map, het nieuwe vredesplan van de VS, de VN de EU en Rusland, wordt gepubliceerd.



3 Juni 2003:

De Amerikaanse president George Bush komt in de Egyptische badplaats Sharm el-Sheikh aan voor een ronde van vredesonderhandelingen met de betrokken partijen, met de bedoeling het vredesproces op het spoor te zetten.

































6.Lexicon:





Fatah:

De Nationale Beweging voor de Bevrijding van Palestina (Fatah) werd aan het eind van de jaren ’50 door Yasser Arafat en zijn medestanders in Algerije opgericht. In 1965 begon Fatah, geruggesteund door Syrië, terroristische aanslagen te plegen tegen Israël. Die aanvallen werden gelanceerd vanuit Jordanië, Libanon en Gaza. Elk jaar werden tientallen aanslagen gepleegd tegen burgerlijke en militaire doelwitten. Fatah werd erg populair bij de Palestijnen door hun rol binnen de PLO. Hoewel Fatah aanvankelijk gekant was tegen de oprichting van de PLO, werd de beweging vanaf ’69 (onder leiding van PLO-voorzitter Arafat) de belangrijkste fractie binnen de organisatie. Het woord Fatah staat voor “verovering door Jihad (de islamitische heilige oorlog)”. Het embleem van Fatah (een granaat en twee gekruiste geweren bovenop de kaart van Israël) maakt duidelijk dat de beweging de gewapende strijd als haar voornaamste middel ziet om Palestina te bevrijden.





PLO:

De Palestine Liberation Organisation werd in 1964 door de Arabische Liga opgericht. De toenmalige Egyptische president Nasser (die de PLO ‘bedacht’) zag de PLO als een overkoepelende structuur, die alle Palestijnse verzetsbewegingen zou verenigen.

De PLO erkent het bestaansrecht van Israël en wil een Palestijnse staat oprichten in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever. Sinds 1969 wordt de PLO geleid door Yasser Arafat.





Hamas:

De inmiddels blinde en verlamde Sheikh Ahmed Yassin richtte Hamas op in 1987, aan het begin van de eerste intifada. De organisatie steunt op twee pijlers: een militaire en een sociale. Enerzijds wil Hamas Israël verdrijven uit de Bezette Gebieden door aanslagen te plegen op soldaten, kolonisten en burgers. Anderzijds bouwt Hamas scholen, ziekenhuizen en moskeeën in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Daarnaast streeft Hamas ook naar de oprichting van een Palestijnse staat op heel het vroegere grondgebied van Palestina – waarvan het merendeel in 1948 door Israël werd veroverd. Yassin, nog steeds de spirituele leider van Hamas, voorspelde in december 2002 de vernietiging van Israël in 2025. Hamas kondigde (in het licht van de road map) aan dat de aanslagen zouden stoppen als het Israëlische leger stopt met de leiders van de organisatie te doden. Na een topontmoeting tussen Mahmoud Abbas en Ariël Sharon, maakte Hamas met een zelfmoordactie echter duidelijk niet akkoord te gaan met het vredesproces. Begin juli 2003 stemde Hamas dan toch in een staakt-het-vuren voor een periode van drie maanden.













Islamitsche Jihad:

Drie studenten (Fathi Shikaki, Abdul Aziz en Bashir Moussa) stichtten de Islamitische Jihad aan het eind van de jaren 1970. Ze raakten geïnspireerd door de islamitische revolutie, waardoor in Iran een sjiïtische theocratie werd geïnstalleerd. Nadat de leiders van Jihad uit Egypte waren gezet, begonnen ze zich te organiseren in de Bezette Gebieden. De Islamitische Jihad vertrekt van het idee dat het conflict tussen Palestina en Israël enkel gewapenderhand kan worden opgelost. Jihad beschouwt Israël als een uiting van Westers imperialisme op islamitische bodem. In tegenstelling tot Hamas of de Libanese Hezbollah, heeft Jihad geen sociale of politieke agenda. Jihad eiste de verantwoordelijkheid op voor tientallen aanslagen sinds de tweede intifada in september 2000 uitbrak. De organisatie groeide ook steeds meer naar Hamas toe, aangezien hun methoden en hun langetermijndoelen steeds meer overeenkomen.





Al-Aqsa:

De al-Aqsa brigade is een gewapende Palestijnse groepering die vaak wordt gelinkt aan de Fatah-beweging van Yasser Arafat. Hoewel Arafat en Fatah nooit openlijk hun steun hebben betuigd aan al-Aqsa, zijn veel leden van de brigade voormalige leden van Fatah, de politieke beweging van Arafat. Zo is Israël ervan overtuigd dat Marwan Barghouti, de leider van Arafats beweging op de Westelijke Jordaanoever, ook de leider van de al-Aqsa brigade is. De brigade voert vooral aanslagen uit in gebieden die onder Palestijnse controle staan. Doordat Arafat de operaties van al-Aqsa zwijgend toegestaan heeft, gaf hij aan de Israëli’s de kans om hem voor te stellen als voorstander van de gewapende strijd en het terrorisme. Anders dan Hamas, wil al-Aqsa geen islamitische staat stichten, maar gebruikt ze de islam om haar strijd voor een onafhankelijk Palestina te verantwoorden.





Zelfmoordactivisten:

De zelfmoordaanslagen zijn uitgegroeid tot een van meest dramatische en bloederige wapens in het arsenaal van de Palestijnse groeperingen. De zelfmoordactivisten zijn meestal on-gehuwde jonge mannen, vaak nog tieners. De zelfmoordenaars beschouwen de aanslagen als een martelaarsdaad. Ze geloven dat ze na de gepleegde aanslag recht naar het paradijs gaan. De organisaties beloven de activisten dat hun families nooit meer iets te kort zal komen; er zijn liefdadigheidsorganisaties die zich speciaal daarvoor zijn opgericht. De meeste van de zelfmoordenaars komen uit de militante Palestijnse groeperingen Hamas of de Islamitische Jihad. Dergelijke aanslagen worden volgens analytici nauwgezet voorbereid, met de precisie van een militaire operatie.





















Knesset:

De Knesset is het Israëlische parlement. Het is genaamd naar de Knesset Hagedolah, het joodse parlement dat werd opgericht door Ezra en Nehemiah in de vijfde eeuw voor christus. De Knesset telt ook evenveel leden als dat oude parlement: 120. Leden van de Knesset worden om de vier jaar verkozen. Het parlement zetelt gewoonlijk gedurdende vier jaar, maar kan steeds ontbonden worden door de eerste minister. De voornaamste taak van de Knesset is de stemming van wetten en de herziening ervan, indien die nodig is. Daarnaast stelt de Knesset ook de Israëlische regering samen, neemt ze beleidsbeslissingen en controleert ze de regering.





Likud:

De Likud-partij werd in 1973 opgericht door de samenvoeging van drie groeperingen, met de bedoeling om als één front deel te nemen aan de verkiezingen van dat jaar. Sinds die verkiezingen was Likud ofwel de regerende partij in de Knesset, ofwel de leidende oppositie-partij. Likud is voorstander van een vredesverdrag met de Palestijnen, gebaseerd op het “land-voor-vrede”-principe. De partij streeft hervormingen na op het vlak van gezondheidszorg, onderwijs en welzijn. Likud is momenteel een van de belangrijkste (rechtse) conservatieve partijen in Israël. De partijleiders Menachem Begin, Yitzhak Shamir en Benjamin Netanyahu zijn allemaal premier van Israël geweest.





Labor:

De Israëlische Labor-partij is een sociaal-democratische partij. Haar ideologische visie is gebaseerd op de joodse arbeidersbeweging die op hun beurt voortkomen uit de ervaringen en de culturele erfenis van het joodse volk. Het programma van Labor bevat ondermeer de verbetering van het sociaal-economisch welzijn voor alle Israëli’s en de versterking van de Israëlische economie (gebaseerd op vrije marktprincipes). De Labor-partij erkent dat compro-missen noodzakelijk zullen zijn om politieke stabiliteit te bereiken, en om Israëls funda-mentele belangen vooruit te helpen. De partij werd ondermeer geleid door Yitzhak Rabin, Shimon Peres en Ehud Barak. Momenteel staat Binyamin Ben-Eliezer aan het hoofd van Labor.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen