J. Bernlef, Hersenschimmen
 
  
  
  
De schrijver van 'Hersenschimmen' is J. Bernlef, een pseudoniem van Hendrik Jan
  
Marsman. Marsman is geboren op 14 januari 1937 in St. Pancras, Noordholland. Na zijn jeugd
  
in de hoofdstad gewoond te hebben verhuist hij in 1949 naar Haarlem. Vijf jaar later gaat
  
hij weer terug naar Amsterdam, waar hij de HBS afmaakt. Op die school wordt hij door zijn
  
leraar Nederlands geinspireerd om te gaan schrijven. Na zijn studie gaat hij in dienst
  
waar hij zijn debuut als schrijver   maakt. Na zijn diensttijd gaat hij op aandringen
  
van zijn moeder naar het buitenland. Zodoende belandt hij in Zweden, een land dat een
  
grote betekenis krijgt voor hem.
 
  
In de jaren '58-'60 is hij veel in Zweden (hij werkt er in een hotel)  waar hij veel
  
begint te schrijven. In Zweden gebruikt hij voor het eerst de naam J. Bernlef. Op
  
23-jarige leeftijd trouwt hij met Eva Hoornik, familie van schrijver Ed. Hoornik. Zijn
  
beroep als schrijver/dichter wordt in 1965 definitief. In zijn beroep is voor hem ook het
  
vertalen van Zweeds naar Nederlands en het schrijven van kritieken inbegrepen. 
  
  
In 1993 wint Bernlef de PC Hooft prijs voor zijn proza, terwijl hij zichzelf vooral als
  
dichter ziet.  Een veel voorkomend verschijnsel in Bernlefs boeken is het thema
  
"vergeten". In  'Hersenschimmen' is het vergeten in de zin van verdwijnen:
  
Het verleden  van Maarten Klein (de hoofdpersoon) 'verdwijnt': hij kan het zich niet
  
herinneren. Het boek 'Hersenschimmen' werd voor het eerst in 1984 uitgegeven en is
  
Bernlefs populairste werk. Het is een boek van iets meer dan 160 bladzijden.
 
  
De titel kan als volgt worden verklaard: het verleden van Maarten Klein verdwijnt
  
langzaam, het worden vage herinneringen: 'Hersenschimmen'. 
  
  
'Hersenschimmen' is een roman die wordt verteld vanuit het ik-perspectief. Het is soms
  
moeilijk te volgen doordat Maartens gedachten een beetje verward zijn. Het thema is het al
  
eerder genoemde 'vergeten', maar ook het beginnen van dementie. Het verhaal speelt zich af
  
in het huis van Maarten en Vera Klein. Ze wonen in Gloucester dat vlak bij Boston in
  
Amerika ligt. De tijd waarin het zich afspeelt is rond 1980: ze hebben telefoon en andere
  
moderne dingen. 
  
  
hoofdpersonen
 
  
Maarten en Vera Klein. Maarten is een 72 jarige man die 15 jaar eerder naar Amerika is
  
verhuisd om daar te werken. Hij is de ik-persoon. Vera is zijn vrouw, een bezorgde
  
echtgenote als het om Maarten gaat. Het verhaal speelt zich in zeven dagen af, die worden
  
aangegeven met cursief gedrukte zinnen. Het is wel chronologish, maar er zitten veel
  
flash-back's in de  vorm van Maartens gedachten in. Het boek heeft een open einde, je
  
weet niet wat er met Maarten gaat gebeuren. 
  
  
samenvatting
 
  
Op een zondag staat Maarten voor het raam te kijken en wacht op de kinderen die met de bus
  
naar school gaan. Als Vera hem vraagt wat hij aan het doen is zegt ze dat het zondag
  
middag is en de kinderen dus niet naar school gaan. Hier blijft het niet bij: hij staat
  
die dag zonder het te merken plotseling in het washok, hij vergeet wie er in een boek aan
  
het lezen is en hij scheurt onbewust een krant in stukken op de wc. ' s Avonds doet hij
  
een kruiswoordpuzzel, waar hij gewoonlijk heel goed in is, maar kan hem niet oplossen.
  
Maandagmorgen brengt hij Vera koffie met suiker terwijl ze al 10 jaar geen suiker meer
  
neemt. Na dit voorval gaat hij met Robert, de hond, een eindje wandelen, waarbij hij
 
  
helemaal verdwaalt en ook nog Robert kwijtraakt. Als hij een boek gaat  kopen bij de
  
antiquair vraagt deze aan hem hoe het vorige boek beviel, maar Maarten heeft geen idee
  
waar hij het over heeft. Dan stopt er een auto voor hem: Vera, die hem komt zoeken omdat
  
hij al de halve dag weg is. Als ze thuis zijn 'herinnert' Maarten zich dingen die volgens
  
Vera nooit zijn gebeurd. Als hij zich moet scheren gaat hij naar boven, hoewel ze daar al
  
vijf jaar niet meer zijn geweest. Hierdoor neemt de verwarring bij hem nog meer toe.
 
  
De volgende morgen vindt hij een kaart van Kitty in zijn zak, maar hij  weet niet wie
  
dat is. Toch is het zijn dochter.  Daarna eet hij grote hoeveelheden kip en
  
leverpastei en wil naar z'n  werk. Omdat alles op slot zit forceert hij de deur en
  
gaat op weg naar een oud pand waar hij denkt dat de IMCO vergadering is. Pas als hij moet
  
overgeven beseft hij waar hij is en spoedt naar huis. Hij werkt dan al 4 jaar niet meer.
 
  
Thuis aangekomen is Vera er, ze is naar dokter Eardly geweest om  Maarten's toestand
  
te bespreken. De dokter heeft Vera gezegd dat door middel van foto's het  verleden
  
kan terugkomen, maar het helpt niet echt. Alleen van hele oude foto's kan Maarten zich
  
iets herinneren. Later komt de dokter langs, maar Maarten moet niets van hem hebben en
  
zijn engels gaat plotseling niet meer vloeiend.
 
  
De volgende morgen weet hij nog wel dat er iets met hem is maar hij weet niet wat. Als
  
Vera zegt dat hij niet naar buiten mag snapt hij dat dan ook niet.
 
  
Ondertussen  wordt het steeds erger: hij vraagt Vera of pappa al weg is en als de
  
hond probeert binnen te komen slaat hij een ruit voor hem stuk.  De volgende dag
  
herkent hij Vera niet meer, maar ziet in haar zijn moeder. Die morgen heeft hij zijn bed
  
bepoept, waarvan hij Vera en de inmiddels ingehuurde verzorgster de schuld geeft omdat ze
  
hem hebben vastgebonden. Als hij in bad zit begint hij grove woorden te gebruiken, wat
  
Vera erg kwaad maakt.
 
  
Zijn gedachten zijn steeds meer zintuigelijk: zien, horen, ruiken. Slechts af en toe is
  
het hem mogelijk een gesprek te voeren met iemand. Dan ontsnapt hij uit zijn bed en gaat,
  
zonder hond, wandelen. Omdat hij verdwaalt brengt de vuurtorenwachter hem thuis.
 
  
Vera haalt dokter Eardly, die hem in een ziekenwagen naar de kliniek  brengt. In die
  
kliniek is er helemaal geen verband meer tussen zijn gedachten, alles staat los van
  
elkaar. Hij wordt met een slaappil in bed gelegd en Vera komt langs.        |