![]() |
Boekverslag : J Bernlef - De Onzichtbare Jongen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3937 woorden. |
Primaire gegevens van het gelezen werk: Auteur: Bernlef Titel: De Onzichtbare Jongen Motto: het getal is een uitvinding: het komt niet voor in het heelal. Ernst Jünger Verschenen in: 2005 Uitgever: Em. Querido’s Uitgeverij BV Verwachtingen vooraf: een boek over vriendschap die, ondanks alles wat gebeurd is, overwint. Samenvatting van de inhoud: Wouter van Bakel zit op de Hoofdwegschool in Amsterdam. Het is 1947 en Wouter ziet op de eerste schooldag van klas zes een nieuwe jongen in de groep komen. Zijn naam is Max Veldman en hij komt uit Haarlem. Het is een stille jongen, de klas laat hem al snel links liggen. Vooral omdat hij zo goed is in hoofdrekenen. De medeleerlingen van Max denken dat hij een wit voetje bij de leraar wil halen. Als Max na een aantal weken vol pesterijen de grote pestkop van de klas neerslaat, stijgt hij acuut in achting. Nog steeds laat de klas hem links liggen, maar hij wordt in ieder geval niet meer gepest. Wouter is gefascineerd door deze jongen en raakt met hem bevriend. Al meteen valt het Wouter op dat Max ontzettend veel weet en met heel andere dingen bezig is dan zijn leeftijdsgenootjes. Op een dag vertelt Max dat hij oefent in onzichtbaar zijn. Hij heeft ooit eens een boek van H.G. Wells gelezen, ‘De Onzichtbare Man’. Het ging over een man die na een mislukt experiment onzichtbaar raakte en zichzelf niet meer zichtbaar kon maken. Uiteindelijk werd hij het slachtoffer van een woedende menigte mensen die de onzichtbare man niet vertrouwde. De onzichtbare man werd uiteindelijk doodgeschoten. Max is gefascineerd door het gegeven onzichtbaar te zijn. Hij legt aan Wouter uit dat hij heus wel weet dat je niet écht onzichtbaar kan worden, maar hij doet wel zijn best om niet opgemerkt te worden. Juist dat niet opvallen gaat Max niet goed af. Hij heeft een gave waardoor hij alles onthoudt wat hij ziet, hoort en leest. Een fotografisch geheugen. Zonder moeite kan hij muziekstukken naspelen, ingewikkelde sommen uit zijn hoofd oplossen en gedichten met wel vijftig coupletten onthouden. Ook de bril die hij ineens moet dragen van de dokter, trekt aandacht. In de klas staat hij al snel bekend als de ‘brillenjood’. Vandaar dat Max de bril regelmatig afdoet, al helemaal als de leraar hem een beurt geeft. De jongens hebben ondertussen een hechte vriendschap opgebouwd. Max woont alleen met zijn vader, die in de Blookerfabriek werkt (een cacaobonenfabriek). Zijn moeder is na de oorlog met een Canadees meegegaan, meer wil Max hier niet over vertellen. Hij heeft als enige van zijn leeftijdsgenootjes een eigen sleutel van zijn huis. Dit omdat zijn vader veel werkt, ook wanneer de meeste andere ouders alweer thuis zijn van hun werk. Max en Wouter gaan ook samen naar dezelfde middelbare school, alleen komen ze in andere klassen terecht. Daardoor wordt hun contact steeds minder. Max heeft ondertussen een ongewone fascinatie voor wind en luchtstromingen ontwikkeld. Alleen de natuurkundelessen vindt hij interessant en hij denkt erover om natuurkunde te gaan studeren na de middelbare school. Thuis is hij bezig met het bouwen van een eigen windmeter. Wouter heeft zich aangesloten bij de atletiekvereniging. Het rennen zit hem in het bloed en al snel wint hij de ene na de andere wedstrijd. Ook Wouter heeft daardoor een fascinatie voor wind opgebouwd, maar dan meer als in: “heb ik vandaag wind mee, of wind tegen? En hoe sterk zijn de windvlagen?” De twee vrienden groeien uit elkaar. Zoals Max het later zegt: “Ik probeerde onzichtbaar te zijn, maar jij werd met iedere wedstrijdoverwinning een beetje meer zichtbaar.” Na de middelbare school nemen ze alle twee een zomerbaantje bij de Rijkspostbank aan de Van Baerlestraat. Samen met andere scholieren zitten ze in de kelder van de bank en rekenen ze per bankrekening uit hoeveel rente de mensen krijgen over hun geld. Aan het einde van de zomer willen de vrienden samen op vakantie gaan. Wouter is dan ook blij wanneer het werk bij de bank erop zit. Maar Max besluit om door te blijven werken, hij heeft het naar zijn zin, zo tussen de cijfers. Wouter baalt ervan dat Max niet meegaat op vakantie. Hij besluit alleen naar Parijs te gaan. Maar daar heeft hij het helemaal niet naar zijn zin. Hij brengt zijn week door op zijn smoezelige hotelkamer en in het Louvre. Eenmaal thuis wordt Wouter opgeroepen om in dienst te gaan. Tijdens de keuring hoopt hij Max nog te zien, maar die is nergens te bekennen. Achteraf blijkt dat Max is afgekeurd, omdat hij de keuringsarts in zijn hand beet toen deze in de onderbroek van Max wilde kijken. Wouter wordt na zes weken training in een kazerne in Stroe geplaatst, op de Veluwe. Wanneer zijn diensttijd erop zit, besluit Wouter Max op te zoeken. Deze is echter verdwenen. Het is duidelijk dat hij en zijn vader niet meer in de Curaçaostraat wonen. Ook bij de bank werkt Max niet meer. Hij is wegens wangedrag ontslagen. Wouter voelt zich beledigd dat hij niets meer van zijn vriend gehoord heeft. Niet eens een bericht dat hij ging verhuizen. Wouter heeft geen zin om te gaan studeren, hij wil geld gaan verdienen. Na gereageerd te hebben op een advertentie, kan hij aan de slag als reisleider voor een reisorganisatie. Wouter woont dan op kamers in Haarlem, maar hij is vaak op reis en zit dan in een bus vol met bejaarden die eigenlijk niet naar het buitenland willen, maar dat toch al mopperend en klagend doen. Op een gegeven moment ontvangt Wouter een ansichtkaart met daarop een zeilschip met bolstaande zeilen in de wind. Op de achterkant staat geen afzender, alleen maar Beaufort. Wouter weet meteen dat hij van Max is. Max heeft immers een ongewone fascinatie voor winden en Beaufort was de eerste persoon die winden in cijfers wist uit te drukken: de schaal van Beaufort geeft de windkrachten aan en hoe snel deze gaan. Bijvoorbeeld: windkracht 0 (windsnelheid 0,0-0,2 m/sec) is windstil, windkracht 5 (windsnelheid 8,0-10,7 m/sec) veroorzaakt kleine golfjes op water en windkracht 12 (windsnelheid groter dan 32,6 m/sec) veroorzaakt zware verwoestingen. Aan de stempel kon Wouter niet zien waar de kaart vandaan kwam, de stempel was doorgelopen en onleesbaar. Inmiddels is het 1960, Wouter is nu ongeveer 25 jaar oud. Hij krijgt opeens last van tintelende tenen en zere enkels. Een paar dagen later is het zelfs al zo erg, dat hij zijn knieën niet meer fatsoenlijk kan bewegen en hij lijkt het gevoel in zijn voeten kwijt te zijn. Zijn huisarts stuurt hem door naar het ziekenhuis, waar na een paar dagen onderzoek geconcludeerd wordt dat Wouters zenuweinden niet goed meer functioneren. Hij kan zijn benen nog wel bewegen, maar hij voelt ze vanaf de knie naar beneden simpelweg niet meer. Wouter wordt doorverwezen naar Woudrust, een revalidatiecentrum in Vogelenzang. Eenmaal in het revalidatiecentrum duurt het nog maanden voor Wouter verbetering merkt. Langzaamaan komt het gevoel terug in zijn benen en begint hij weer met lopen. Op een dag loopt hij met zijn therapeut langs de psychiatrische inrichting Vogelenzang, dat naast het revalidatiecentrum ligt. Wouter herkent een jongen die tussen de patiënten in achter het hek staat. Het is Max! Wouter roept een paar keer zijn naam, maar als hij niet reageert, roept hij ineens “Beaufort!” Max reageert meteen en komt op Wouter af gelopen. Aan de andere kant van het hek herkent hij Wouter meteen, alleen noemt hij hem nu Beaufort. “Beaufort, je bent gekomen!” Een verpleger loopt op Max af om hem naar binnen te leiden. Hij is stomverbaasd wanneer hij Max tegen Wouter hoort praten, Max heeft in al die tijd nog geen woord gezegd! De psychiater van Max neemt in het revalidatiecentrum contact op met Wouter. Dokter Vrasdonk wil graag eens met hem praten over Max, aangezien hij in de twee jaar tijd dat hij in Vogelenzang zit nog geen woord gezegd heeft. Tijdens zijn gesprek met dokter Vrasdonk komt Wouter te weten dat Max opgenomen is omdat hij te pas en te onpas zichzelf in het openbaar ontkleedde en daarbij regelmatig vrouwen lastig viel. In Vogelenzang hebben ze hem eindelijk zover dat hij zich niet meer uitkleedt, maar hij praat nog steeds niet. Althans… tegen het verplegend personeel. Wel tegen Wouter! De volgende dag gaat Wouter langs bij Max. Hij herkent zijn vriend qua uiterlijk, maar de glans is uit zijn ogen verdwenen. Ook ziet hij er slecht verzorgd uit, met ingevallen en ongeschoren wangen. De kamer van Max hangt vol met thermometers, allemaal op verschillende hoogtes en verschillende plekken. Het is onderdeel van Max’ grote onderzoek. Hij onderzoekt namelijk door kleine temperatuurverschillen in de kamer waar er luchtstromingen zijn. “Als ik die kleine luchtcirculaties in deze kamer nu in kaart kan brengen, in cijfers kan omzetten, dan kan ik ook voorspellen hoe de luchtcirculaties in het heelal zijn!” Max vertelt ook hoe hij wegens wangedrag ontslagen is bij de bank. “Ik hing een poster van een naakte vrouw over een vieze vlek op de muur, dat is toch geen wangedrag? De vlek op de muur was viezer dan het plaatje van de vrouw!” Ook vertelt hij dat zijn vader bij ‘die andere vrouw’ is en dat hij daar de hele dag mee neukt. Om te bewijzen dat Max niet voor zijn vader onderdoet, besloot hij ook te gaan neuken, en veel. Met iedere vrouw die Max tegenkwam, probeerde hij het bed in te duiken. In de kliniek draagt Max geen bril. Als Wouter vraagt waarom, is het antwoord dat de bril hem te veel informatie geeft. Door de bril ziet hij alles scherp en kan hij alles zien. Maar alles wat Max ziet, onthoudt hij. “Mijn hoofd lijkt te kapseizen onder alle informatie die het in zich heeft.” Max kan het simpelweg niet meer aan om alles te blijven onthouden. Na het bezoek aan de psychiatrische inrichting heeft Wouter niet direct behoefte om zijn vriend daar nogmaals te bezoeken. Het lijkt hem ook geen nut hebben, aangezien ze allebei uit elkaar gegroeid zijn. Hij wordt al snel ontslagen uit het revalidatiecentrum en mag naar huis. Thuis ontvangt hij nog een onsamenhangende brief van Max waarin hij terugdenkt aan hun vriendschap van vroeger en vertelt over hoe goed hij alles kan onthouden. Maar ook over hoe moe hij ervan is, dat hij niet meer kan. “Stop deze brief in een fles en breng deze naar de zee. Zo wil ik gewiegd worden door de enige die mij nog wiegen kan.” Een paar dagen later pleegt Max zelfmoord: hij is tijdens een stormachtige avond ontsnapt, de zee ingelopen en verdronken. Op de begrafenis komen niet veel mensen. Wouter ziet zijn bewegingstherapeut uit het revalidatiecentrum, dokter Vrasdonk, de vader van Max en een onbekend meisje. Als Wouter tijdens de receptie na de begrafenis nog eens goed kijkt naar het meisje, schrikt hij. Het is Max, alleen dan een meisje! De gelijkenis is bijna angstaanjagend. Ze kijkt hem aan met de ogen van Max. Leo, de vader van Max, legt alles uit aan Wouter, wanneer ze samen na de begrafenis vertrekken. Het meisje heet Mara en is de dochter van Leo, het halfzusje van Max. Tijdens de oorlog had Leo een verhouding met een andere vrouw, Anna. Hij at thuis en fietste vervolgens naar Anna, waar hij nogmaals zijn buikje rond at. Omdat hij als enige in de oorlog gewicht aankwam, biechtte hij het op tegen zijn vrouw. Die ging vervolgens na de oorlog met een soldaat mee naar Canada. Leo woonde toen alleen met Max. Maar na verloop van tijd nam Anna weer contact met hem op, ze kregen weer een relatie. Een relatie waar Mara uit voortkwam. Max heeft nooit geweten van Mara en Mara nooit van Max. Ze weet pas een paar dagen dat ze een halfbroertje had. Wouter weet niet wat hij er allemaal van moet maken. Mara vraagt hem alles over haar halfbroer te vertellen. Dat doet hij, terwijl hij zijn armen om haar heen slaat. Titelverklaring: Max vertelt Wouter, wanneer ze nog op de lagere school zitten, dat hij oefent in ‘onzichtbaar’ zijn. Hij had een boek gelezen van H.G. Wells: ‘De Onzichtbare Man’. Dat boek ging over een man die door een mislukt experiment onzichtbaar was en niet meer zichtbaar kon worden. Max weet goed dat echt onzichtbaar worden niet mogelijk is, maar hij doet zijn best om niet te veel op te vallen. Iets wat moeilijk blijkt voor Max, want zijn gave om alles te onthouden wat hij ziet, hoort of leest, trekt juist aandacht. Opbouw: Het boek bestaat uit twee delen. In het eerste deel is de ontwikkeling van de vriendschap tussen de twee jongens te volgen. Het bestaat uit acht ongenummerde hoofdstukken. De hoofdstukken zijn van elkaar te onderscheiden door het begin op een nieuwe pagina en vaak ook door een schuingedrukt stuk tekst dat een soort van mijmering van Wouter moet voorstellen. Deel twee bestaat uit drie hoofdstukken en vertelt over hoe Wouter weer in contact is gekomen met Max en hoe hun vriendschap uiteindelijk afloopt. Helemaal voorin staat een enkel hoofdstuk, een proloog, dat in het kort de verschillen én overeenkomsten tussen Max en Wouter vertelt. Taalgebruik: Soms zijn de zinnen wat lang, maar over het algemeen leest het boek lekker vlot weg. Echt moeilijke woorden worden niet gebruikt. Tijd: Het verhaal speelt zich net na de oorlog af. Althans, dan begint de vriendschap tussen Max en Wouter. Het hele verhaal neemt zo’n tien jaar in beslag. De jongens worden gevolgd in hun laatste jaar op de lagere school, hun tijd op de middelbare school, de diensttijd van Wouter en hoe Wouter, jaren na hun eerste ontmoeting op de lagere school, Max weer ziet in de psychiatrische instelling. Het boek heeft 188 bladzijdes en ik heb het in ongeveer drie uur tijd uitgelezen. Plaats en ruimte: Het verhaal speelt zich af in de stad Amsterdam en later ook in de stad Haarlem. In Amsterdam groeien de beide jongens op. Max woont in de Curaçaostraat, Wouter op de Postjeskade. Ze brengen veel tijd door op het veldje in de buurt, langs de Amstel en op de slaapkamers van de jongens. Hun lagere school, de Hoofdwegschool, staat aan de Corantijnstraat. Waar hun middelbare school precies staat, wordt niet gezegd. Na zijn diensttijd gaat Wouter op kamers wonen in Haarlem. In Vogelenzang brengt Wouter veel tijd door in het revalidatiecentrum Woudrust. Naast het revalidatiecentrum staat de psychiatrische kliniek Vogelenzang, daar ziet Wouter voor het eerst sinds lange tijd Max weer. Spanning: De spanning wordt al vanaf het begin af aan opgebouwd door te vertellen wat een vreemde jongen Max wel niet is. Net als Wouter raak je als lezer gefascineerd door deze vreemde jongen. Je wilt weten waarom hij zich zo gedraagt, wat er aan de hand is. Op een gegeven moment raakt Wouter Max uit het oog. Dan merk je al meteen dat een deel van de spanning in het verhaal wegvalt, ondanks dat je als lezer, net als Wouter, jezelf af blijft vragen waar Max is en wat hij doet. Wanneer de twee elkaar weer teruggevonden hebben, blijkt Max psychisch gezien ver doorgedraaid te zijn. Opeens is hij minder fascinerend, minder boeiend. De taal die hij nu uitkraamt is ingewikkeld, moeilijk, onbegrijpelijk. Het verhaal gaat dan eigenlijk een beetje uit als een nachtkaarsje, al probeert Bernlef het wel goed te maken met de onverwachte twist aan het einde met Max’ vader en Mara, het halfzusje van Max dat zo veel op haar halfbroer lijkt. Vertelperspectief: Het verhaal wordt verteld door Wouter van Bakel, een van de hoofdpersonen in het boek. Aan het begin van elk hoofdstuk lijkt het perspectief te verschuiven, alsof iemand Wouter toespreekt (iemand wordt als ‘je’ aangeduid), maar later blijkt dat het toch het perspectief van Wouter blijft, alleen praat of mijmert hij dan tegen zichzelf. Personages: Wouter van Bakel (round character): een gezonde jongen die op vroege leeftijd vooral interesse heeft in voetbal. Hij is niet zo goed in het in bezit houden van de bal, maar kan wel snel rennen op het veld. Hij wordt daarom door zijn vriendjes Karel Knal genoemd, na een gelijknamig figuur uit een kinderboek. Dit ook omdat hij, net als Karel Knal, geen kicks aan heeft, maar oude rijgschoenen. Zijn vader vindt echte kicks te duur. Ondanks dat hij Max in het begin maar een vreemde jongen vindt, wordt hij zijn beste vriend. Hij vindt het fascinerend dat Max zo veel weet. Ze brengen veel tijd samen door, vaak ook zonder maar iets tegen elkaar te zeggen. Bij elkaar zijn, was al genoeg. Daarom voelt Wouter zich ook beledigd als blijkt dat Max verhuisd is en niet meer bij de bank werkt, zonder aan zijn vriend te laten weten waar hij dan wel is. Wouter is qua persoonlijkheid echt iemand die het allemaal op zich af laat komen. Het mag allemaal niet te moeilijk worden, want dan kapt hij ermee. Zo was hij erg goed in atletiek, mocht zelfs hardlopen op de Olympische Spelen. Maar als hij daar dan zwaar onder de maat presteert (hij komt niet eens uit de startblokken), geeft hij het rennen meteen op. Na zijn diensttijd is ook het enige wat Wouter wenst: een eigen plekje en een meisje. Dus veel ambitie in het leven heeft hij niet. Hij wordt reisleider, iets dat hem niet bijzonder veel boeit, maar hij blijft het wel doen. Max Veldman(round character): een vreemde eend in de bijt. Al vanaf het moment dat hij het klaslokaal binnenloopt, vinden zijn klasgenoten hem vreemd. Hij houdt zich aan de ene kant overal buiten, aan de andere kant trekt hij ongewone aandacht omdat hij zo goed kan hoofdrekenen en zo goed in aardrijkskunde is (vooral als het over passaten gaat). In Wouter vindt Max een goede vriend. Hij is waarschijnlijk wel stiekem jaloers op zijn vriend die nog een vader én een moeder heeft. Max’ moeder is na de oorlog meegegaan met een Canadees en hij woont alleen met zijn vader. Naarmate Max ouder wordt, wordt zijn personage steeds ingewikkelder en meer ondoorgrondelijk. Hij bouwt een vreemde fascinatie op voor wind en met name de wind uitdrukken in cijfers. Daarbij probeert hij nog altijd ‘onzichtbaar’ te blijven: zo min mogelijk opvallen. Helaas lukt hem dat niet echt, aangezien zijn fotografische geheugen al snel de aandacht van leraren trekt. De band met Wouter wordt steeds minder hecht. Iets wat Max ook niet leuk vindt, maar hij kan er niets aan doen. De atletiekwereld waar Wouter zich in stort, interesseert Max totaal niet. Erger nog: terwijl hij zelf zijn best doet om zo onzichtbaar mogelijk te blijven, wordt Wouter met de seconde zichtbaarder, doordat hij zo goed rent. Uiteindelijk is het zijn fotografische geheugen dat hem de kop kost. Max onthoudt álles! Hij vergeet niets, alle informatie die hij ziet, hoort of leest blijft in zijn hoofd hangen. Al die informatie is te veel en Max belandt in een psychiatrische inrichting. Daar blijft hij bezig met zijn passie voor wind en hij probeert windcirculatie in zijn kamer vast te leggen op papier. Op een stormachtige avond ontsnapt Max en pleegt hij zelfmoord door de zee in te lopen. Leo Veldman: de vader van Max. Hij houdt veel van zijn zoon, maar begrijpt niets van hem. Hij is bang dat hij de oorzaak is van de gekte van Max. Tijdens de oorlog heeft Leo een verhouding met een andere vrouw, Anna. Wanneer hij dat opbiecht aan zijn vrouw, vertrekt zij na de oorlog met een Canadees. Max blijft alleen achter met zijn vader. Leo stort zich vervolgens op zijn werk (bij de Blookerfabriek, daar werkt Leo op de reclame- en publiciteitsafdeling) en Anna. Na de dood van Max is hij bang dat het daardoor komt dat zijn zoon steeds vreemder werd. Jan Blankers: als de man van Fanny Blankers-Koen (zij haalde op de Olympische Spelen na de oorlog verschillende medailles binnen met hardlopen), is Jan Blankers een goede atletiektrainer. Hij traint Wouter voor de Spelen en is ervan overtuigd dat de jongen goed zal rennen. Aan de andere kant waarschuwt hij Wouter constant dat hij rustig aan moet doen, dat hij nog jong is. De teleurstelling moet echter groot geweest zijn toen Wouter niet eens uit de startblokken kwam op de Spelen. Het duurde weken voor Jan Blankers Wouter een brief stuurde waarin stond dat de jongen zich er niets van moest aantrekken en gewoon door moest blijven trainen. Dan is het voor Wouter al te laat en hij en Jan Blankers zullen elkaar nooit meer zien. Mara Veldman: het halfzusje van Max. Ze lijkt ontzettend veel op haar halfbroer, Wouter noemt haar zelfs ‘Max als een meisje’. Ze komt pas een paar dagen voor de begrafenis erachter dat ze een halfbroer heeft. Leo (haar vader) heeft dit al die tijd voor haar verzwegen (ook voor Max trouwens). Ze lijkt onverschillig te reageren op het feit dat ze een halfbroer had en dat deze nu dood is. Toch wil ze, als ze de kans krijgt, alles over Max weten. Ze vraagt Wouter haar alles te vertellen. Thema en motieven: In ‘De Onzichtbare Jongen’ draait alles om de wind en snelheid. Maar het thema van het boek is toch wel vriendschap, een jongensvriendschap die onuitgesproken belangrijk is voor beide jongens. Want ook al lijkt Wouter Max altijd een rare jongen te vinden, hij voelt zich wel beledigd wanneer Max niets laat weten wanneer deze verhuisd is. Max aan de andere kant is min of meer beledigd wanneer Wouter zich stort op atletiek. Met elke seconde dat Wouter sneller rent, wordt hij meer ‘zichtbaar’. Terwijl Max juist zo onzichtbaar mogelijk wil zijn. Zoals gezegd, draait het ook om wind en snelheid. Beide jongens zijn op hun manier daarmee bezig. Max wil de windsnelheden en circulaties op aarde vastleggen in cijfers, net als Beaufort deed met zijn Schaal van Beaufort (een schaal waarop de verschillende windkrachten staan beschreven). Wouter is ook bezig met cijfers, maar dan vooral tijdens het rennen. Hij rent 100 meter in 10,6 seconden. Tijdens zijn snelle sprints is hij afhankelijk van de wind: als hij wind mee heeft, kan hij sneller lopen. Blaast de wind hem tegemoet, dan kan hem dat tienden van secondes kosten. Genre: ‘De Onzichtbare Jongen’ is een psychologische roman. De gevoelens en gedachtes van de hoofdpersonen zijn belangrijker dan de gebeurtenissen in het boek. Eigen literaire recensie: “Amsterdam, jaren vijftig. Max Veldman en Wouter van Bakel zitten samen op school. Ze zijn dertien en dromen over de toekomst. Max weet dingen waar de meeste jongens niets van begrijpen. Hij wil de onzichtbare wereld van de wind in kaart brengen. Zelf wil hij ook het liefst onzichtbaar worden. Wouter heeft totaal andere dromen. Hij wil harder lopen dan de wind, de honderd meter onder de elf seconden. Op de middelbare school verwatert de vriendschap. Als Wouter jaren later Max opnieuw ontmoet, leert hij door Max een andere, wonderbaarlijke werkelijkheid kennen. Maar de grote tragedie die het leven van Max heeft bepaald, komt pas aan het licht als Max werkelijk onzichtbaar is geworden. Met zijn heldere, bijna laconieke toon voert Bernlef de lezer een wereld binnen die zich maar langzaam blootgeeft. ‘De Onzichtbare Jongen’ is een roman vol mededogen over de bijzondere, hechte vriendschap tussen twee jongens en de dromen die ze najagen.” Zo staat het op de achterflap van het boek. Ik kan er niet veel aan toevoegen, behalve dan dat het boek echt lekker vlot weg leest. Waar de hoofdpersonen in de eerste helft van het boek bijzonder interessant zijn, lijken ze in de tweede helft wel enigszins tegen te vallen. Max verdwijnt een tijd lang uit beeld en Wouter leeft, na het opgeven van zijn droom, een weinig interessant leven. Toch weet Bernlef de spanning weer even terug te vinden door de twee vrienden elkaar weer te laten ontmoeten op een wel heel vreemde plek: een psychiatrische instelling. Maar wanneer die passage afgelopen is, lijkt het boek uit te gaan als een nachtkaarsje. Dat is jammer, maar niet al te bezwaarlijk. Het verhaal blijft mooi. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |