![]() |
Boekverslag : Officieel: La Republica Italiana - Italie
Ingezonden Door: Goddeeris Joann
Categor
De taal ervan is Aardrijkskunde en het aantal woorden bedraagt 2037 woorden. |
Algemeen ________ Italië (officieel: La Republica Italiana), is een republiek in het zuiden van Europa. De totale oppervlakte van Italië is 301.323 vierkante kilometer, en het land is daarmee meer dan zeven keer zo groot als Nederland. De afstand van noord naar zuid bedraagt ca. 1200 kilometer. Van oost naar west daarentegen liggen de afstanden maar tussen 54 en 170 kilometer. In het noordwesten grenst Italië aan Frankrijk (488 km), in het noorden aan Zwitserland (740 km) en Oostenrijk (430 km) en in het noordoosten aan Slovenië (232 km). De bekkens van de Middellandse Zee die het land omspoelen, heten aan de westkant Ligurische Zee (bij de Rivièra) en Tyrrheense Zee (tussen Italië en Sardinië), aan de zuidkant Ionische Zee (ten oosten van Sicilië) en aan de oostkant Adriatische Zee. Halverwege Rome en Napels ligt de grens tussen het zuiden, ook wel de Mezzogiorno genoemd, en het midden en noorden van Italië. De totale kustlijn bedraagt ca. 7600 kilometer, inclusief de 3766 grote en kleine eilanden die tot Italië behoren. Het meest zuidelijke gelegen punt van het land is het eilandje Lampedusa, dat dichter bij het Noord-Afrikaanse Tunesië ligt dan bij Italië. Binnen de geografische grenzen van Italië liggen de onafhankelijke republiek San Marino en de soevereine staat Vaticaanstad. San Marino, gelegen in het oostelijke deel van het schiereiland, is de oudste republiek ter wereld, gesticht in de vierde eeuw. De totale oppervlakte beslaat 62 km2 en het aantal inwoners is ongeveer 24.000. Vaticaanstad, van waaruit de rooms-katholieke Kerk bestuurd wordt, heeft een totale oppervlakte van maar 44 hectares. Vaticaanstad is het kleinste staatje ter wereld waar ongeveer 200 mensen permanent wonen en dagelijks zo'n 800 mensen komen werken. De staat heeft zijn eigen rechtssysteem, winkels, bank, munteenheid, postkantoor, radiostation en krant, de "Osservatore Romano". De officiële taal is het Latijn. Landschap __________ Italië bestaat voor 78% uit heuvels en bergen, waarvan velen hoger zijn dan 700 meter. Het hoogste berggebied is het Monte Rosa massief op de Italiaans-Zwitserse grens in het noorden. De hoogste top is de Dufourspitze, 4634 meter hoog. Net over de grens met Frankrijk ligt in het noordwesten de hoogste berg van Europa, de Mont Blanc, 4807 meter hoog. Italië bestaat uit vier landschappen: het Alpengebied, de Po-vlakte, het Apennijns schiereiland en de eilanden. De Alpen zijn ontstaan in het vroeg-tertiair, ongeveer 60 miljoen jaar geleden, toen de zeebodem opgeheven en geplooid werd. Het Alpengebied omvat geheel Noord-Italië met een wijde boog (900 km lang en 150–220 km breed), die begint met de Ligurische Alpen en zich tot de Italiaans-Joegoslavische grens voortzet. Met enkele uitzonderingen volgt de grens van Italië, met respectievelijk Frankrijk, Zwitserland en Oostenrijk, de hoofdkam van de Alpen. Een aantal passen maakt al sinds mensenheugenis het verkeer met de landen ten noorden van de Alpen mogelijk. De Alpen bestaan uit harde gesteenten als graniet, gneiss en leisteen. In het oostelijke deel van de Alpen, de Dolomieten, komt een veel zachter gesteente voor: magnesiumkalk, dat daarvóór bestond uit oude koraalriffen. Het hoogste punt van de Dolomieten is de Marmolada, 3342 meter hoog. De vorm van de Alpen is vooral te danken aan verwering en erosie. In het pleistoceen breidden zich de gletsjers uit en zij schuurden diepe dalen uit. Aan de rand van de Alpen ontstonden hierdoor diepe bekkens die zich vulden met smeltwater en zo ontstonden o.a het Lago Maggiore, het Comomeer en het Gardameer. De Povlakte, genoemd naar de rivier de Po, was ooit een deel van de Adriatische Zee. Op dit moment is het een door de Alpenrivieren geleidelijk met verweringsmateriaal opgevulde, zich naar het oosten toe verwijdende vlakte. Deze vlakte is ca. 500 km lang, zeer vruchtbaar en wordt door de Po en haar vele zijrivieren bevloeid. In dit gebied treden herhaaldelijk overstromingen op als gevolg van de bezinking in de bedding van de rivier. Ten oosten van Venetië ligt het relatief kleine Adiatische Plateau. Het oostelijke deel daarvan, het Carso-plateau, grenst aan Slovenië en de grond is daar zeer arm. Het Apennijns schiereiland, de beroemde "laars" van Italië, heeft als ruggengraat het Apennijnengebergte, een zijtak van de Alpen met maar liefst een lengte van ca. 1000 kilometer. Aan beide kanten van het gebergte ligt heuvelland en langs de kust een smalle strook laagland. De Apennijnen vormen een waterscheiding; ten oosten van het gebergte snijden de rivieren door het heuvelland en ten westen liggen tussen de heuvels vele plateaus. In het zuiden komt nog actief vulkanisme voor en er zijn nog elf vulkanen die min of meer recent nog tot uitbarsting zijn gekomen. In de vorige eeuw zijn er uitbarstingen geweest op de Vesuvius (1185 meter), de Stromboli en de Etna op Sicilië (nog in 2001), de grootste Europese vulkaan. Verder zijn er nog veel zwavel- (solfataren), gas- (fumarolen) en koolzuurbronnen (mofetten) en moddervulkanen. De enige gletsjer van de Apennijnen, Calderone, ligt in het ruige Gran Sasso gebied en is de meest zuidelijke gletsjer van Europa. De hoogste berg van de Apennijnen is de Gran Corno (2914 meter) in het gewest Abruzzo. Sicilië en Sardinië zijn de grootste eilanden. Voor uitgebreide informatie over deze eilanden verwijzen wij u naar de aparte Sicilië-pagina en Sardinië-pagina. Kleinere eilanden zijn onder meer Elba, de vulkanische Liparische eilanden (met de vulkaan Stromboli), Ischia en Capri. Het Apennijns schiereiland en Sicilië zijn gebieden met aardbevingen die veroorzaakt worden door de breukrand van grote dalingsgebieden in de Middellandse Zee. Rivieren en meren _______________ De Italiaanse meren zijn gedeeltelijk van het Alpentype (voormalige tongbekkens van gletsjers: Lago di Garda, Lago di Como, Lago Maggiore), gedeeltelijk ontstaan uit oude kraters (Lago di Vico, Lago di Bolsena e.a.), gedeeltelijk (vermoedelijke) overblijfselen van een pliocene zeestraat (Lago Trasimeno en de kleine meren van Montepulciano en Chiusi). Lago Trasimeno ligt vlakbij Perugia en is het grootste meer van Midden- en Zuid-Italië (128 km2). De grootste rivieren zijn de Po (652 kilometer lang) en de Adige (410 kilometer lang), die allebei in de Alpen ontspringen en in de Adriatische Zee uitmonden. De Po voert met veel zijrivieren (Dora Riparia, Dora Baltea, Ticino, Adda, Oglio, Mincio) het water van het Alpengebied af, met andere (Tanaro, Trebbia, Nure, Taro, Parma, Enza, Secchia) het water uit de Apennijnen; de brede delta schuift door afzetting van slib steeds verder de Adriatische Zee in. Een deel van het uit het Alpengebied afkomstige water vloeit ondergronds af; in de Povlakte treedt het in talrijke bronnen (fontanili) te voorschijn. De van de Apennijnen naar de Adriatische Zee afstromende rivieren zijn meestal kort en hebben een zeer onregelmatige waterstand; de grotere rivieren Arno, Ombrone, Tiber, Garigliano en Volturno monden allemaal in de Tyrrheense Zee uit. De Tiber (405 kilometer) stroomt door Rome en aan de Arno (241 kilometer) liggen Florence en Pisa. Klimaat Italië als geheel heeft een Middellandse-Zeeklimaat. 's Zomers bedraagt de gemiddelde temperatuur in de laagvlakten 28°C in het zuiden en 22°C in het noorden. 's Winters blijft de temperatuur in het zuiden en het midden van het land een behoorlijk eind boven nul; in Rome is de gemiddelde temperatuur dan 9°C. Per jaar valt er gemiddeld in heel Italië 600 mm neerslag. In sommige berggebieden kan dit oplopen tot boven de 1000 mm per jaar. De meeste regen valt in het voor- en najaar. Toch kunnen er duidelijk een aantal verschillende klimaatgebieden onderscheiden worden. Zo heeft de Povlakte hete zomers met temperaturen die bijna net zo hoog zijn als op Sicilië, maar de winters zijn er koud en vochtig, met veel nevel en mist. De januaritemperatuur van Piacenza kan beneden het vriespunt komen en er ligt vaak dagenlang sneeuw. Het merengebied aan de zuidzijde van de Alpen ligt meer beschut en heeft daardoor een zachter klimaat. Het noordelijk deel van de Apennijnen en de hoog gelegen gebieden in Toscane en Umbrië zijn in de winter maandenlang met sneeuw bedekt. Een uitzondering vormt de Italiaanse Rivièra aan de noordwestkust, waar de winter altijd zacht is met een droge tijd in de zomer, zij het ook met redelijk veel neerslag. Zuid-Italië heeft zeer droge en hete zomer en dit is dan ook een Middellandse Zeeklimaat in een extremere vorm met ook een veel groter percentage zonneschijn dan in de rest van het land. In de Alpen ligt op de hoogste bergen het hele jaar door sneeuw. De grens van de eeuwige sneeuw ligt in Valle d'Aosta op 3108 meter en op 2545 meter aan de oostkant van de Alpen. Op en nabij het Italiaanse schiereiland komt een aantal lokale winden voor. Bekend is de sirocco, een warme vochtige uit Noord-Afrika afkomstige zuidelijke wind. De frisse westelijke tot noordwestelijke wind, die na het passeren van de depressie de sirocco vervangt, wordt tramontane genoemd. Dezelfde naam geeft men ook aan noordelijke of noordoostelijke winden, die koele continentaal polaire lucht aanvoeren. De koude mistral uit het Rhônedal doet zich ook in de omgeving van Genua gevoelen. Plaatselijk koude valwinden worden daar maestrale genoemd. Langs de noordelijke kusten van de Adriatische Zee komt in het winterhalfjaar een droge, koude valwind voor, de bora, die afkomstig is van de Dalmatische kust en stormen veroorzaakt. Planten _______ De vegetatie in het mediterrane laag- en heuvelland is groen in de winter, bloeit in april en mei, en verschroeit in de zomer. De oorspronkelijke vegetatie, nu zo goed als geheel verdwenen, is een altijdgroen loofbos van steeneiken. In de plaats daarvan overheerst de macchia, een formatie van altijdgroene dichte en doornige heesters en dwergstruiken, waaronder wilde olijven, oleanders, laurier, myrte, steeneiken, gaspeldoorns en kurkeiken. Cypressen en olijfbomen zijn kenmerkend vegetatie voor geheel Italie. Het Umbra-bos in de Gargano peninsula in Puglia, is een van de laatste oorspronkelijke bossen in Italië met beuken en steeneiken. Verder zijn er ook beukenwouden in Calabrië en zilverden- en pijnboombossen in Abruzzo. In de middelgebergten met hun koudere winters wordt de macchia vervangen door struwelen die 's winters hun blad verliezen en meer met de Midden-Europese vegetatie overeenkomen, met o.a. donzige eik en gele kornoelje. In het hooggebergte (Alpen en Dolomieten) zijn de subalpine naaldwoudgordel en de alpine dwergstruik- en weidegordel (met wikke, struisgras en witte affodil) zeer fraai ontwikkeld. Dieren _____ De dierenwereld is van een Centraal-Europees en mediterraan karakter; in het noorden treft men nog alpine vormen aan o.a. steenbok, gems, hermelijn, alpenkonijn, bergpatrijs en marmot. In het Gran Paradiso nationale park komt de ibex nog voor, een soort berggeit met lange gedraaide horens. In de Centrale Alpen leeft de chamois, een type geitantiloop met kleine rechte horens. Bekende vogels in de Alpen zijn het zwarte korhoen en de zeldzame steenarend. In het zuiden komen mediterrane vormen voor o.a. moeflon op Sardinië, stekelvarken, Romeinse mol en een aantal reptielen. Het grote wild is zeer bedreigd in zijn voortbestaan; bruine beer, lynx en wolf zijn zeer zeldzaam geworden. In Italië leven nog ca. 200 Apennijnse wolven en ca. 100 bruine beren. Wellicht is de zeldzame monniksrob nog aan de kusten van Italië te vinden. De vogelwereld wordt sterk bedreigd door de vangst in de trektijd in voor- en najaar. Naast sterke druk van de jacht heeft ook de ontbossing, al sinds de Romeinse tijd, tot het zeldzaam worden van vele soorten bijgedragen. Om bedreigde soorten te beschermen zijn er 19 nationale parken, en vijf zijn er nog gepland. Samen zullen ze 5% van de totale landoppervlakte van Italië omvatten. De twee grootste nationale parken liggen in de Alpen: Stelvio (1350 km2) en Gran Paradiso (700km2), tevens het oudste nationale park van Italië. Het kleinste nationale park is gelegen op Kaap Circeo, langs de kust ten zuiden van Rome. Van de nationale parken is Gran Paradiso bekend vanwege steenbok en gems; in het nationale park van de Abruzzen leven gemzen en de laatste bruine beren. Vooralsnog is de toekomst van de wilde zoogdieren en vogels van Italië een zeer onzekere zaak. De houding van een belangrijk deel van de bevolking getuigt van weinig milieubesef en vooral de jachtregelingen laten veel te wensen over. Het land is rijk aan ongewervelde dieren; de studie van o.a. insecten en slakken zal zeker nog veel nieuwe soorten opleveren. Onder de laatste telt de familie Helicidae (waartoe o.a. de wijngaardslak behoort) zeer veel soorten, waaronder een aantal inheemse. Het marien-biologisch instituut ("Stazione Zoologica") in Napels, opgericht in 1874, heeft een wereldfaam. In de zuidelijke zeeën komen o.a haaien, blauwvintonijn en zwaardvis voor. In de nog warmere zuidelijke zeeën vinden we rood koraal en sponzen. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |