Boekverslag : Eugène Ionesco - La Cantatrice Chauve
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1185 woorden.

Bibliografie
Eerste maal opgevoerd: 1950
Gelezen :uitgave uit 1954 van Editions Gallimard.


Samenvatting
Ionesco is van oorsprong Roemeens. Hij verbleef tussen 1914 en 19225 in Parijs. In Parijs studeerde hij letterkunde, wat hij ook in Boekarest had gedaan. In 1938 arriveerde hij weer in Parijs. Hij begon met het schrijven van gedichten en essays, maar pas na de WO II vond hij de vorm waarin hij wilde schrijven: toneel. Hij vernieuwde de wereld van het toneel met zijn absurde toneelstukken, waarvan hij er veel heeft geschreven.
Eugène Ionesco had een hekel aan logica, want niets is werkelijk logisch. Hij haalt
met dit toneelstuk de logica flink onderuit, vooral in de scène IV. Met dit toneelstuk wil hij ook de maatschappij onderuit halen. Hij vond de maatschappij van zijn tijd belachelijk; veel te oppervlakkig en te afhankelijk van technologie (= gebaseerd op logica)
Zijn werk tot de stroming absurdisme gerekend wordt. Zijn gehele oeuvre is zowel qua inhoud als qua vorm absurd. Met La cantatrice chauve gaat Ionesco tegen alle regels van het toneel in. Tijd en plaats spelen in het toneelstuk geen rol. Daarom noemde Ionesco dit werk een anti-pièce.

De titel zegt helemaal niets over het toneelstuk, er komt niet eens een kale zangeres voor als personage. Er wordt slechts een keer naar een kale zangeres verwezen.

Ook is er geen duidelijk thema te bespeuren in dit toneelstuk.

Nog nooit heb ik zo’n absurdistisch verhaal, of in dit geval toneelstuk, gelezen. Het toneelstuk is komisch doordat het geheel niet logisch is, maar het is best schokkend om te constateren dat Ionesco gelijk heeft. We trekken vaak te snel conclusies en ook is onze hele wereld gebaseerd op logica. Hij doet de lezer, of kijker, beseffen dat alles ook heel anders zou kunnen zijn.
In feite gebeurt er heel weinig in het toneelstuk. Men converseert. Om toch een beeld te geven van de verhaallijn volgt hier per scène een korte samenvatting.
Scène I
Het speelt zich af in een Engelse kamer van rijke Engelsen met een Engels interieur.
Mr. Smith en zijn vrouw zitten allebei in een luie stoel. Meneer leest de krant en Mevrouw is sokken aan het stoppen. Ze praten over het eten. Door yoghurt wendt het gesprek. Een dokter komt aan bod. Pratende over ziektes en dood gaan wordt Bobby Watson onderwerp van gesprek. Dit is een familie waarin iedereen Bobby Watson heet, dus op een gegeven moment weten ze niet meer over wie ze het hebben. Het gesprek eindigt in gekibbel.
Scène II
Mary, de dienstmeid, heeft een leuke dag gehad.
Scène III
Mary wijst het echtpaar Martin terecht. Zij zegt dat ze te laat zijn, maar ze durfden alleen niet binnen te komen, had Mary net tegen het echtpaar Smith gezegd.
Scène IV
Het echtpaar Martin begint de volgende discussie:
“ Ken ik U ergens van?”
“ Nou, weet U, dat gevoel heb ik ook. Ik kan mij alleen niet herinneren waar ik U van ken.”
Het echtpaar Martin zit te discussiëren en trekt uiteindelijk de conclusie dat ze met elkaar getrouwd zijn.
Scène V
Mary haalt de conclusie van het echtpaar Martin geheel onderuit. Het doorslaggevende feit “Ik heb een dochtertje, haar naam is Alice en ze heeft een rood en een wit oog”, wordt door Mary in deze scène gedetailleerd. Mary meldt, dat het linkeroog van M. Martins dochtertje rood is terwijl het rechteroog van Mme Martin rood is. Mary zegt dit tot het publiek, dus de echtelieden weten niets.
Scène VI
Het echtpaar Martin spreekt met elkaar af om elkaar nooit meer kwijt te raken, te doen of er niets gebeurd is en om te leven zoals daarvoor.
Scène VII
Er volgt een gesprek tussen het echtpaar Smith en Martin. De onderwerpen zij zeer variërend al hoewel het gesprek niet erg lang is. Men dwaalt steeds van het huidige onderwerp af naar iets anders en weer iets anders enz.
Dan wordt er gebeld. Mme Smith gaat kijken bij de deur, maar er is niemand. Er wordt weer gebeld, Mme Smith gaat kijken en er is nog steeds niemand. Een derdemaal wordt er gebeld en Mme Smith weigert de deur open te doen. Er ontstaat een hele discussie tussen haar en haar echtgenoot, over het feit dat als er gebeld wordt, er iemand voor de deur staat. Uiteindelijk gaat ze kijken en er is niemand. Opnieuw wordt er gebeld, enige discussie, M. Smith gaat kijken bij de voordeur en daar staat de kapitein van de brandweer.
Scène VIII
Met de brandweerman wordt gesproken over het voorval met de bel. M. Smith vraagt of de brandweerman voor de deur stond en aangebeld had. Deze bevestigt dat. Hij ontkent echter dat hij al eerder had gebeld. Toch heeft hij drie kwartier voor de deur gestaan. Hij heeft niemand verder gezien. De derde keer was hij het wel, want hij wilde voor de grap aanbellen en zich dan verstoppen. Het echtpaar maakt het weer goed, ze omhelzen elkaar.
De brandweerman vertelt dat gekomen is om hen een dienst te bewijzen, hij vraagt het echtpaar of de boel in brand staat. Hij moet namelijk alle branden blussen, zelfs het kleinste brandje. Hij klaagt dat er de laatste tijd zo weinig branden zijn. Het gesprek gaat voort over branden. Dan gaat de brandweerman een stoer brandweermannenverhaal vertellen: een experimentele fabel over een hond en een os. Ze vertellen elkaar zo nog meer fabels tot de brandweerman een heel verhaal over “de neef van mijn aangetrouwde oudtante etc.” begint. Met nog wat woorden over dit verhaal eindigt deze scène.
Scène IX
Mary komt binnen, zij wil ook wat zeggen. Dit wordt afgekeurd. Dan herkent de brandweerman Mary, zij heeft zijn eerste brandjes geblust (son petit jet d’eau). Ze mag dan toch een gedichtje opzeggen.
Les polycandres brillaient dans les bois
Une pierre prit feu
Le château prit feu
La foret prit feu
Les hommes prirent feu
Les femmes prirent feu
Les oiseaux prirent feu
Les poissons prirent feu
L’eau prit feu
Le ciel prit feu
La cendre prit feu
La fumée prit feu
Le feu prit feu
Tout prit feu
Prit feu, prit feu.
Scène X
Ze discussiëren verder over het prachtige gedicht. De brandweerman vertrekt. Vlakvoor zijn vertrek vraagt hij hoe het met de kale zangeres gaat.
Scène XI
Men begint eerst met zogenaamde wijsheden zoals “Celui qui vend aujourd’hui un bœuf, demain aura un œuf’’ en ‘’On peut s’asseoir sur la chaise, lorsque la chaise n’en pas’’.
De uitspraken worden steeds gekker zoals tien keer “kakatoes” achter elkaar zeggen. Men eindigt in het gezamenlijk zeggen en veelvuldig herhalen van de zin “c’est pas par là, c’est par ici.

Het gedicht in scène IX is een duidelijk voorbeeld van de manier waarop Ionesco te werk gaat. Het gedicht wordt niet als logisch beschouwd, en het gaat tegen alles wat men normaal vindt in.

Zoals in alle toneelstukken spelen alle personages een belangrijke rol, anders waren ze wel weggelaten. Over hun karakter valt helemaal niets te zeggen. Karakter komt namelijk helemaal niet naar voren. Dit wordt veroorzaakt door een vicieuze cirkel, het toneelstuk loopt nooit af. Aan het einde begint het gewoon weer opnieuw, maar dan zijn de rollen omgedraaid. Het echtpaar Martin speelt de rol van het echtpaar Smith en andersom. Door deze ommekeer hebben de personages geen eigen identiteit. Het zijn op een bepaalde manier hele gewone types, dat hun conversaties absurd zijn heeft niets met hun persoon te maken.


Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen