![]() |
Boekverslag : Harry Mulisch - De Ontdekking Van De Hemel
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 4408 woorden. |
Samenvatting Inleiding Hoewel dit een derdejaars opdracht Kunstbeschouwing voor de opleiding journalistiek is, heb ik al vaker mijn ideëen en bevindingen over De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch moeten ordenen. Dit boek speelde zo’n zes jaar geleden al een hoofdrol tijdens het verplicht literatuur lezen op de middelbare school. Romans en novelles van Mulisch hebben mij sowieso altijd aangetrokken om zijn wonderlijke vertellingen en schrijfstijl. De keuze voor dit boek was voor de hand liggend, maar daarom niet minder moeilijk. Vooral het objectief analyseren, beschrijven en beoordelen van deze roman bleek een onverwachte opgave. Meerdere malen verloor ik daardoor mijn concentratie en doorzettingsvermogen, gelukkig verdween niet de interesse. Al met al is het een duidelijke en leesbare analyse geworden, met een ruimschoots overwogen inhoud. Kunsthistorische fase De roman De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch is geschreven tussen 1 januari 1990 en 29 juli 1992. Hoewel Mulisch normaliter zijn boeken dateert, is dat bij deze roman niet het geval. Een exacte datering kon Mulisch zelf al niet geven, omdat hij gedeelten van vroegere verhalen heeft opgenomen. Er zijn fragmenten uit Het stenen bruidsbed, op voorstel van Jan Hein Donner (vriend van Mulisch, red.) uit het manuscript geschrapt, die nu uit de mond van Onno Quist komen, het alter ego van Donner in De ontdekking van de hemel. Er zijn ook gegevens verwerkt in de roman, uit een verhaal waaraan Mulisch tussen 1971 en 1974 werkte, Parel, wat nooit is gepubliceerd. Net als in De ontdekking van de hemel is een engel op zoek naar een ongeboren kind om een goddelijke ‘vonk’ of parel in te plaatsen. Harry Kurt Victor Mulisch werd op 29 juli 1927 geboren in Haarlem als enige zoon van Karl Victor Kurt Mulisch en Alice Schwarz. Karl Mulisch was in 1892 geboren in Gablonz in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije (dit heet nu Jablonec en ligt in Tsjechië). Na de Eerste Wereldoorlog emigreerde Kurt Mulisch naar Nederland. Moeder Mulisch was in 1908 geboren in Antwerpen. De gebeurtenissen in de periode ‘14-’18 beweegden haar familie ertoe naar Nederland te vluchten. In 1936 gingen zijn ouders uit elkaar. Zijn moeder ging in Amsterdam wonen en de jonge Harry werd vooral opgevoed door de huishoudster Frieda Falk. Na zijn lagere school ging Harry naar het Christelijk Lyceum in Haarlem. Zijn vader werd in de Tweede Wereldoorlog benoemd tot directeur personeelszaken van het bankiershuis Lippmann-Rosenthal & Co. waar de Nederlandse joden hun bezittingen in moesten leveren. Omdat vader Mulisch in deze positie verkeerde, had hij de mogelijkheid zijn joodse ex-vrouw en zijn zoon voor deportatie te behoeden. Na de oorlog werd hij echter gearresteerd en drie jaar in een interneringskamp geplaatst. Tijdens de jaren op de middelbare school raakte de jonge Mulisch in de ban van de wetenschap. Geïnspireerd door Leonard Roggeveens jeugdboek De avonturen van Bram Vingerling richtte hij een laboratorium in voor zijn experimenten, verzamelde hij fossielen en hield hij zich bezig met alchemie. Dat alles ging ten koste van zijn schoolprestaties: na gezakt te zijn voor een overgangsexamen ging hij in 1944 van school. Om in zijn onderhoud te voorzien in de periode dat zijn vader was geïnterneerd, verkocht Mulisch stukje bij beetje diens bezittingen. Zijn artistieke neigingen begonnen in die periode de overhand te nemen. Hij tekende veel en schreef in 1946 het verhaal De kamer, het eerste werk dat gepubliceerd zou worden (op 8 februari 1947 in Elseviers weekblad), weliswaar abusievelijk met een verkeerd gespelde auteursnaam: H.K.V. Mulivsch. “Toen ik de krant opensloeg en het zag staan, wist ik: dit is het. Alles wat er verder in de krant stond, werd overstraald door het licht dat ik toen zag, en ook alles in alle andere kranten en boeken waar ook ter wereld, te land, ter zee of in de lucht, - ik keek naar mijn naam als naar de opkomende, zij het voorshands verkeerd gespelde zon, die sterren en planeten deed verbleken.” Hij was dol op de boeken van grote schrijvers Dostojevski en Multatuli, ging toneelspelen en trad op in een operette. Vanaf 1949 richtte hij zich volledig op het schrijven. Hij was in 1955 al vertrokken uit het huis van zijn vader en vestigde zich in 1958 in Amsterdam. In datzelfde jaar trad hij toe tot de redactie van het blad Podium. Hij werd later nog redacteur van Randstad en van het bekende De Gids. Aan de laatst genoemde bleef hij tot 1990 verbonden. In de jaren zestig raakte hij sterk betrokken bij maatschappelijke en politieke ontwikelingen en werd gecharmeerd door een communistische staat als het Cuba van Fidel Castro. Mulisch trouwde in 1971 met Sjoerdje Woudenberg met wie hij twee kinderen kreeg. In 1992 werd uit een verhouding met een nieuwe partner nog een zoon geboren. Bij zijn vijftigste verjaardag werd hij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau, in 1992, bij het uitreiken van het eerste exemplaar van De ontdekking van de hemel volgde een bevordering tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Als motief voor het schrijven van De ontdekking van de hemel kan het volgende citaat van Mulisch worden vermeld waar hij zijn mening over het schrijversschap mee etaleert: “Het oeuvre van een schrijver is, of behoort te zijn, een totaliteit, één groot organisme, waarin elk onderdeel met alle andere verbonden is door ontelbare draden, zenuwen, spieren, strengen en kanalen...” Vanuit die opvatting verschijnt in 1992 dan de allesomvattende roman als illustratie van die mening. De ontdekking van de hemel, een roman van 900 pagina’s, is een ‘totaalwerk’ waarin filosofie, natuurkunde, wiskunde, getallenleer, linguïstiek, architectuur en in het bijzonder ook de kosmologie verbonden worden met de algemene en Mulisch’ persoonlijke geschiedenis. Volgens Mulisch-kenner Frans de Rover is Mulisch’ werk in drie perioden in te delen. De eerste periode begint bij Archibald Strohalm (1952), waarin Mulisch in romans, novellen en verhalen het alledaagse verbindt met magische en mythologische elementen. Vanaf Het stenen bruidsbed (1959) komt de realiteit sterker op de voorgrond te staan en staan de persoon van de schrijver zèlf en zijn maatschappelijke engagement centraal. Hij schrijft in deze periode ook veel non-fictie (Onder andere De zaak 40/61 (1962) over het proces tegen oorlogsmisdadiger Eichmann en Het woord bij de daad (1968) over de revolutie op Cuba). De verteller verteld (1971) zet weer een terugkeer in ‘naar de verbeelding’, hoewel de persoon van de schrijver zelf en zijn literaire werk vooral in zijn in de jaren tachtig en negentig verschenen romans en novellen prominent aanwezig zijn. De ontdekking van de hemel valt onder de laatste periode, van De Rover’s opvattingen uitgaande en heeft dus magische en mythologische elementen. Daarnaast is de alledaagse geschiedenis en het leven van alledag er in verwerkt, maar ook Mulisch’ persoonlijke leven en geschiedenis is in de roman terug te vinden. Mulisch heeft alle hem aansprekende ideeën, filosofische gedachten en architectonische hoogstandjes (en vele andere wetenschappen) als onderdeel van zijn verhaal gebruikt. Voor Mulisch hebben kunstgevoelens altijd en overal te maken met de vrolijke kleur van het eureka. Analytische fase De objectieve analyse Onno Quist en Max Delius komen elkaar midden in de nacht tegen als Onno liftend naar Amsterdam gaat en Max hem meeneemt. Daarmee begint een wonderlijke vriendschap tussen een taalkundige en een sterrenkundige, gebaseerd op een gevoel van herkenning. Samen ontmoeten zij Ada, een celliste, met wie Max – de vrouwenverslinder – een relatie krijgt. Als die stukloopt door Ada’s besef dat de vriendschap tussen Onno en Max voor Max altijd voorop zal staan, volgt bijna automatisch de relatie met Onno. Tijdens een muzikale reis naar Cuba maakt Max Ada zwanger. Om haar vreemdgaan te verdoezelen heeft zij in dezelfde nacht nog seks met Onno, zodat niemand zal weten van wie het kind zal zijn. Ongeveer vanaf het moment dat Ada een relatie met Onno krijgt beginnen de levens van de drie te veranderen. Ada gaat voor het Concertgebouworkest werken, Max gaat op de sterrenwacht in Westerbork (het voormalige jodendoorvoerkamp, red.) werken en Onno gaat de politiek in. Wanneer Onno en Ada op bezoek komen bij Max in Westerbork krijgen zij een telefoontje dat Ada’s vader in het ziekenhuis is opgenomen. In een enorm noodweer vertrekken de drie in Max’ sportauto naar Leiden. Wanneer de twee mannen een over de weg gewaaide boom proberen te verwijderen, valt er een tweede boom op de auto, waar Ada nog in zit. Ada raakt in coma, maar blijft in verwachting. Tijdens de comatueuze toestand zal zij bevallen van een gezonde zoon, Quinten Quist. Max, overmand door schuldgevoelens zal samen met Ada’s moeder, Sophia waar hij een nachtelijke seksuele relatie mee heeft, voor Quinten gaan zorgen. Op een landgoed, Groot Rechteren, wordt Quinten niet alleen opgevoed door Max en Sophia, maar ook door alle andere bewoners van het kasteel, die allemaal een beroep hebben dat Quinten naar zijn doel zal leiden; het terugbrengen van het testimonium naar de hemel. Quinten blijkt een gezonde, bijzondere jongen te zijn. Hij lijkt op geen van de drie hoofdpersonages, heeft een eigen wil en lijkt onbewust Onno als zijn vader te zien, hoewel die door zijn politieke carrière niet die rol heeft. Als die carrière ongeveer tegelijkertijd met Onno’s nieuwe (en ex-)vriendin Helga sterft, verdwijnt hij van het toneel. Wanneer ook Max sterft - hij wordt compleet van de aarde geveegd, nadat een meteoriet hem raakt - besluit Quinten te stoppen met school en zijn vader (Onno) te gaan zoeken. Terwijl hij een reis begint door Italië, bevindt hij zich steeds in de omgevingen en de gebouwen die de bewoners van Groot Rechteren hem leerden kennen. Daardoor ontmoet hij plotseling zijn vader, als die zich plotseling in het Pantheon naar hem toewerkt. Met zijn vader en een onverklaarbare drang gaat hij op zoek naar de mysteries uit de Romeinse en Joodse oudheid. Samen vinden zij het testimonium, waarmee zij naar Jeruzalem vluchten en daar weer op zoek gaan, naar waar het vandaan moet komen. Tijdens een rustig verpozen op een terras kijkt Onno ineens in een kleur ogen die hij tot die tijd alleen bij zijn zoon Quinten heeft gezien en nu bij een getatoeëeerde oude Joodse dame. Onno is zo van streek door de mogelijkheid dat Quinten niet zijn zoon maar die van Max zou zijn, dat hij zich even terugtrekt op zijn hotelkamer. In de tijd dat Onno probeert te bekomen van de schok, overkomt Quinten een magisch surreëel avontuur. Als in een droom haalt hij het testimonium uit de hotelkluis en brengt de tien geboden naar de Rotsberg, het zogenaamde Joodse Midden van de wereld. Daar kruipen de letters van de stenen tafelen, waarna zij hem omringen en meevoeren. Onno beseft al snel dat het onmogelijke is gebeurd en belt Sophia, waarna het verhaal eindigt met de conversatie tussen de twee hemelse functionarissen, die hun taak volbracht hebben. Het testimonium is terug, het pact dat god via de Joden met de mensheid sloot is ontbonden. De mensheid kan nu met haar techniek, haar eigen wereld scheppen en vernietigen. De roman bestaat uit vier delen (Het begin van het begin, Het einde van het begin, Het begin van het einde en Het einde van het einde) en beslaat 65 hoofdstukken. Aan het begin en het einde van ieder deel staat een dialoog tussen twee hoge functionarissen in de hemel (een engel uit de top van de ‘Hierarchia Caelistis’ ), die achterliggende en toevoegende informatie over het verhaal geven. Het verhaal is in het perspectief van de schrijver geschreven. Hij kijkt naar de hoofdpersonen en naar de engelen en beschrijft hun geschiedenis en de huidige ontwikkelingen in hun leven. Het verhaal beslaat de periode 1965 – 1985 en verloopt in chronologische volgorde. Velen vinden Mulisch’ schrijfstijl moeilijk te begrijpen. Hij maakt gebruik van een breed vocabulaire vol moeilijke woorden en technisch wetenschappelijke termen. “Ik hoef u niet te vertellen, dat de opgerolde dubbelspiraal DNA met de informatie voor een mens, die hermetische caduceus die in de kern van elk van zijn honderdduizend miljard cellen zit, niet meer dan een honderdduizendste gram weegt, maar dat zij, uitgerold, ongeveer even lang is als de mens zelf: het aantal mogelijke volgorden op moleculair niveau is dus een onverdragelijk getal. Geschreven in de drie-letterwoorden van het vier-letteralfabet wordt een mens bepaald door een genetisch verhaal, waarmee het equivalent van vijfhonderd bijbels gevuld kan worden.” Maar Mulisch weet ook op een geheimzinnige, mooie manier symboliek te brengen. “Dit is helemaal geen hortus botanicus, dit is een hortus conclusus, als je weet wat dat is.” “Het spijt me, ik heb alleen conservatorium.” “De gesloten tuin, waarin een eenhoorn leeft. Dat is zo’n verschrikkelijk wild dier, dat het alleen gevangen kan worden door middel van een maagd, want dan vlijt hij zijn kop in haar schoot. In de iconologie staat dat voor de onbevlekte ontvangenis.” Hij draaide zich om, lachte tegen haar en zei:”Pas jij maar op, meisje.” Mulisch legt Quinten, de hoofdpersoon uit het tweede deel, woorden in de mond, die zo logisch zijn dat afgevraagd kan worden waarom ze niet eerder zijn bedacht. “Toch,” zei Quinten, “zou je ook best een beeld van God zelf kunnen maken als hij niet bestaat.” “Dan moet je mij maar eens vertellen, hoe dat zou moeten.” “ Nou, dan neem je een blok marmer en je hakt er net zo lang aan tot er niks van over is.” (......) “Wie is de duivel eigenlijk?” “Jezus Christus, Quinten! Wie is de duivel eigenlijk? Vraag dat allemaal liever aan de domina. De duivel is de aartsvijand van God!” “Bestaat die ook niet, of dus juist wel?” “Niet natuurlijk.” “Dan weet ik ook hoe je een beeld van de duivel moet maken.” Kern liet zijn klopper en beitel zakken en keek Quinten aan. “Hoe dan?” “Dan moet je de hele wereld juist volstoppen met marmer.” Maar Mulisch heeft in deze roman ook het heden zo uitgekiend dat het in de toekomst van pas komt. “Ja, Kuku, ik zou op een heel wat makkelijkere manier aan de kost kunnen komen. Maar: Gij zult niet stelen. Vraag maar aan de domina.” Hij trok de pennen er uit en duwde de beugel er weer in, wat een tweede klik gaf. “Wat doet u? Nou is hij weer dicht!” Hij legde het gevaarte voor Quinten neer. “Gewone sloten kun je al een beetje opensteken, maar probeer nu deze eens. Misschien kun je mijn opvolger worden, mijn eigen jongens zijn er niet voor te porren.” (.....) Quinten stak een hamer met een rubberen kop in zijn broekriem en als een professionele inbreker zocht hij een paar pennen bij elkaar, die in het H-vormige slot pasten. Terwijl hij ze, met een oor tegen de deur leunend, langzaam in het kolossale slot schoof, wendde hij zijn ogen af om zich volledig te concentreren op wat zijn handen in het inwendige voelden. (...) Terwijl zijn bewegingen nog miniemer en nauwkeuriger werden, deed Quinten zijn ogen dicht en zijn lippen weken een beetje van elkaar. Ten slotte trok hij de hamer uit zijn broekriem, keek nu heel precies naar wat hij deed en gaf een korte, doffe klap op de pennen. In het binnenste van het slot weerklonk een stroeve klik. Met een lachje keekhij op naar zijn vader en trok voorzichtig de zware beugel uit de doos en de deurringen. “Dat is één,” fluisterde hij. Bij het lezen van De ontdekking van de hemel kan de indruk worden gewekt dat de achterliggende gedachte is, dat de mensheid verloren is omdat God door middel van het terugnemen van het testimonium (het verbond tussen God en de mensheid, red.) zijn handen van de wereld af trekt. Tijdens het lezen van de roman lijkt het of alles klopt. Alsof het verhaal werkelijk is gebeurd en er simpelweg verslag wordt gedaan van hetgeen de hoofdpersonen overkwam. Of zoals Carel Peeters dit treffend verwoordt in De tover van de onttovering, deel 1: “De dialogen zijn glashelder, de personages liggen in reliëf op de pagina’s, de locaties verschijnen als foto’s op je ogen, de verhoudingen tussen de personages zijn even verrassend als reëel. (....) Dat is wat er in De ontdekking van de hemel aan de hand is: in elk hoofdstuk zie je iets meer ontstaan en steeds is het alsof het er zó moest staan, omdat het er al was, alleen door Mulisch moest worden uitgehakt. Het is een roman waarin je gaat wonen.” De subjectieve analyse Mulisch gebruikt de hoofdpersonen in deze roman om over een aantal aspecten van het bestaan zijn ideeën of die van bekenden uit te dragen, dan wel te etaleren. Zo laat hij Max op een wetenschappelijke manier filosoferen over de dood: Eenmaal begon Max over de dood, wat Onno onmiddelijk irriteerde: “Over de dood praten is tijd verknoeien. Zo lang je leeft ben je niet dood, en als je niet meer leeft ben je alleen dood voor anderen.” Maar zo bedoelde Max het niet. Hij zei dat hij er enerzijds van was overtuigd, op een dag onder verschrikkelijke pijnen te zullen sterven aan een hartaanval, maar anderzijds was hij mogelijkerwijs onsterfelijk. Iedereen kon zijn levensverwachting namelijk wetenschappelijk bepalen door de leeftijden waarop zijn ouders waren gestorven bij elkaar op te tellen en dan door twee te delen. Maar allebei zijn ouders waren een gewelddadige dood gestorven; was dat niet gebeurd, dan waren zij misschien onsterfelijk geweest. En omdat, volgens Cantor, oneindig plus oneindig gedeeld door twee ook oneindig was, was daarmee het gestelde dus bewezen. “Uiterst pijnlijke denkfout voor een exact geleerde,” zei Onno. “In werkelijkheid heb jij dus vijftig procent kans om te worden vermoord en vijftig procent kans om terechtgesteld te worden, - dat wil zeggen, het is honderd procent zeker dat jij gewelddadig aan je eind zult komen.” Of hij laat het onafscheidelijke duo spelen met letters en woorden. Als de croquetten op waren wandelden zij de stad in, waar de winterse kou uit de lucht was verdwenen. Soms gingen zij eerst naar de bioscoop, naar een James Bond-film, of naar de nieuwste Stanley Kubrick, 2001: A Space Odyssey, waarin een computer, genaamd ‘HAL’, de macht overnam in het ruimteschip. Toen zij op straat kwamen, - in de uitgeloogde toestand waarin men dan buiten op de werkelijkheid stoot, als op een grijze vijl, - vroeg Onno waarom die computer volgens Max ‘HAL’ heette. Vanwege de associatie met ‘hell’, opperde Max. Verdraaid, daar had Onno nu weer niet aan gedacht. Maar of Max nu eens van de letters H, A en L één letter verder wilde tellen in het alfabet. “I,” zei Max, “B, M. IBM!” riep hij. “Chapeau!” Via de huisgenoten van Max, Sophia en Quinten laat Mulisch hen en de lezer kennis maken met architectuur, getallenleer en beeldhouwwerk. Even later zaten zij naast elkaar aan de grote ronde tafel en keken naar foto’s en architectuurtekeningen van het Pantheon in Rome: de enige Romeinse tempel – gewijd aan ‘alle goden’ – die volledig was bewaard. Quinten had meteen gezien dat het helemaal niet op de Burcht leek. Het was geen doolhof, maar juist heel eenvoudig en overzichtelijk, met aan de voorkant een porticus als een grieks tempelfront, zoals meneer Themaat dat noemde, met zuilen en twee in elkaar geschoven, driehoekige tympanons; er achter een zwaar, rond gevaarte, dat van binnen bestond uit één reusachtige, lege rotonde zonder ramen, in het midden van de koepel een groot rond gat, waardoor het licht naar binnen viel, - zoiets als de fontanel in de schedel van een baby. Op een doorsneetekening demonstreerde meneer Themaat met een passer, dat je een zuivere, op de bodem rustende bol kreeg als je de lijn van de koepel naar beneden doortrok. Volgens hem zou je de tempel kunnen zien als een afbeelding van de wereld. Mulisch’ taalgebruik is niet bepaald als makkelijk te omschrijven. Door alle kennis en informatie tijdens het verhaal gespuid, is de roman soms moeilijk leesbaar. Toch vertelt het verhaal iets anders: het is allemaal heel simpel. Dat is ook een boodschap van de inhoud: de wereld lijkt heel complex, maar is eigenlijk heel simpel. Hij keek naar de gulden en plotseling zag hij zijn moeder voor zich in haar witte bed – maar dat was rechthoekig. Ging de rechthoek nog een stap verder dan het vierkant? Maar de cirkel zou dan automatisch een ellips worden, met twee brandpunten: de baan van de aarde om de zon! Hij probeert ons duidelijk te maken dat de mensheid zelf verantwoordelijk is voor het vervagen van de normen en waarden en de vernietiging van de wereld. Door de technische ontwikkelingen wordt het geheim van de wereld en het ontstaan er van ontrafeld en komt de mensheid aan zijn eigen fundamenten, waardoor het bouwwerk Mens en Wereld langzaam instort. Volgens Carel Peeters is Mulisch’ devies dat ‘Kunstgevoelens altijd en overal te maken hebben met de vrolijke kleur van het eureka.’ Omdat ondanks het niet vrolijke verhaal de lezer toch weer op iedere pagina een nieuwe ontdekking doet. Ik heb het lezen van De ontdekking van de hemel niet ervaren als ontdekken, maar meer als het iedere keer weer schokkend ervaren van een herkenning. Het kwam mij allemaal zo herkenbaar voor, dat het niet meer dan logisch was, wat Mulisch had neergezet.Het schokte mij omdat ik toch iedere keer weer verrast was door de bekende logica, of de gedachten die zich ooit in mijn hoofd hadden genesteld, voor me op papier te zien. Alsof ik op dat moment een bevestiging kreeg voor mijn bestaan en mijn gedachten, gevoelens en ervaringen daarin. Receptiefase Mulisch heeft dit kunstwerk niet in opdracht vervaardigd, maar na een oeuvre van voorbereidingen en oefeningen op eigen houtje het licht laten zien. Het werd destijds door een verdeeld publiek van kunstcritici, fans en ‘gewone’ lezers ontvangen. Kunstcritici vonden het over het meerendeel een bekroning op Mulisch’ werk en vroegen zich af of hij dit ooit nog kon overstijgen, laat staan evenaren. Dat gedeelte van het lezerspubliek dat hem meestal al arrogant vond, was van mening dat dit bombastische stuk schrijven die arrogantie alleen maar bevestigde. Daarmee verwierf De ontdekking van de hemel een plekje op de toonaangevende lijst van boeken van de hedendaagse Nederlandse literatuur. Hoewel er nu minder aandacht aan het boek wordt besteed in de media, staat het nog altijd op die lijst en heeft het een status bereikt van Elite-literatuur binnen de Nederlandse literatuur. Met de verschijning van De Procedure (1998) en het boekenweekgeschenk Het theater, de brief en de waarheid (2000) is er onder kunstcritici en Mulisch’-kenners de discussie ontstaan of De ontdekking van de hemel nu de bekroning op zijn oeuvre was geweest of slechts een gedeelte van zijn totale oeuvre. Ik zou het zelf als een van de grootste aanwinsten voor de Nederlandse literatuur willen betitelen. Ik heb sinds De ontdekking van de hemel heel wat andere boeken gelezen, maar geen enkel boek heeft me zo veel gedaan als Mulisch’ roman. Ik wil niet zeggen dat het boek een leidraad voor me is geworden, maar het is een van de eerste boeken dat ik altijd noem in het rijtje all-times-favorites. Differentiatiefase Recensie Medium: Eindhovens Dagblad, Dagblad voor de regio Eindhoven Doelgroep: Regionale lezers van de kunstpagina in het ED, variërend in leeftijd van 12 tot en met 80 Het hemelse werk van Mulisch Ineens vallen alle stukjes op hun plaats. Alle voorgaande romans waren al van een onvergelijkbaar niveau, maar met De ontdekking van de hemel slaat Harry Mulisch werkelijk alles.De benaming totaalroman dekt waarschijnlijk niet eens de volledige lading, omdat deze roman niet alleen de meest uiteenlopende kennisbronnen aanroert, maar ook nog eens een ongelofelijk verhaal vertelt. Door Janske Mollen De rode lijn in het verhaal is de taak om het testimonium – het verbond dat God met de mensheid sloot – terug te brengen naar God. Hoe dat gebeurt en wie er voor verantwoordelijk zijn, wordt uit de doeken gedaan door twee engelen in een aantal intermezzo’s, een proloog en een epiloog. God, of de Chef zoals de engelen hem betitelen, wil het testimonium terug, omdat de mensheid zijn hulp en steun niet meer nodig heeft. Door alle technische ontwikkelingen is zij nu zelf in staat een wereld te creëeren en te vernietigen. In 65 hoofdstukken wordt het verhaal verteld over de ontmoetingen van de hoofdpersonen, Onno Quist, Max Delius, Ada Brons en de afgezant van de hemel Quinten Quist, hun achterliggende milieus en de ontwikkelingen die nodig waren om de personen de gewenste activiteiten te laten doen. Het is niet alleen het geweldige verhaal, dat De ontdekking van de hemel zo bijzonder maakt, maar juist ook de manier waarop iedere vertelsel een voorbereiding vormt voor een actie of gebeurtenis later in het verhaal. Zo is de ontmoeting tussen Onno Quist, zoon van een voormalig vooraanstaand politicus en Max Delius, zoon van een oorlogsmisdadiger en een Joodse moeder, nodig om de afgezant Quinten Quist, de nodige standvastigheid in het leven te geven. Door die vastberadenheid zal hij met hulp van Onno de verblijfplaats van het testimonium herleiden, de geboden in bezit nemen en terugbrengen naar waar ze thuishoren; het beloofde land, Israël. Voor Mulisch moet De ontdekking van de hemel een bekroning op zijn oeuvre zijn. Een groot aantal romans die hieraan voorafgingen maken ons nu duidelijk dat die ‘slechts’ een voorstudie waren voor het eigenlijke karwei, deze fenomenale roman. Een roman waarvan de schrijver het verdiend om in één adem te worden genoemd met W.F. Hermans, Gerard Reve en Jan Wolkers; nu de grote vier van de Nederlandse na-oorlogse literatuur. Literatuurlijst · Frans de Rover, Kritisch Lexicon van de Nederlandse literatuur na 1945 · Carel Peeters, De tover van de onttovering, 31 oktober 1992 – 28 november 1992, Vrij Nederland · Harry Mulisch, De ontdekking van de hemel, Zevende druk, september 1994 · Marita Mathijsen, Een beknopte drukgeschiedenis van zijn romans, verschenen in De Kamer van Harry Mulisch, Tweede druk, 2000 · Mr. Melson Zwerver, Biografische gegevens van harry Mulisch, http://odur.let.rug.nl/~gosse/nederlands/galerij/Mzwerver.html , 14 – 02 - 1997 · Harry Mulisch, De Kamer, achterflaptekst, Tweede druk, 2000 · Harry Mulisch, Voer voor psychologen, 1961 Conclusie Mijn enthousiasme en liefde voor de roman De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch is niet geheel overdreven of vreemd. Met name de bevindingen van mr. Melson Zwerver, Frans de Rover en Carel Peeters ondersteunen mijn eigen ideëen over Mulisch schrijfstijl in het algemeen en zijn prestaties met dit boek in het bijzonder. Met het produceren van dit werkstuk ben ik dieper op de schrijfwijze van Mulisch ingegaan en stootte daarbij op bevindingen van de drie eerder genoemde schrijvers c.q. kritische lezers die mij no meer overtuigden van de bijzondere waarde van deze roman. Ik moet hierbij opmerken dat ik begrijp dat veel lezers zijn gebruik van kennis en de tentoonspreiding daarvan als arrogant betitelen. Maar wanneer je daar als lezer voorbij gaat en de kennis tot je neemt wordt het boek een heerlijk leesbaar, spannend en verbazingwekkend verhaal over een aantal mensen die je steeds meer eigen worden. Totaal aantal woorden, exclusief koptekst en voetnoten: 4470 |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |