Boekverslag : Piet Bakker - Ciske De Rat
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1538 woorden.

De ik-figuur is de onderwijzer Bruis. Op een dag vertelt de hoofdonderwijzer Maatsuyker hem, dat hij een nieuwe leerling in de klas krijgt: Franciscus Aloysius Gerardus Vrijmoeth, bijgenaamd Ciske de Rat. Hij is een “Pro-Juventuteklantje” en komt van de “Roomse school”. Maatsuyker adviseert Bruis de jongen maar meteen flink aan te pakken (“sla ‘m dan meteen in een hoek”). Bruis is het daar helemaal niet mee eens. Hij benadert de Rat, die schuw en gesloten blijkt te zijn, heel rustig en langzamerhand komt het jongetje wat los.



Na een paar dagen komt mevrouw Vrijmoeth opdagen en Bruis merkt al gauw, dat de verhouding tussen moeder en zoon niet al te best is. Ma ziet er nogal opzichtig uit en Bruis vind haar van begin af aan onsympathiek. Ze werkt ’s avonds als buffetjuffrouw in een café, terwijl haar zuster de huishouding doet.



Enige dagen later komt vader Vrijmoeth zijn zoon van school halen en de Rat is dol van vreugde. Als Bruis eens met de zeeman spreekt, word hem duidelijk dat hij zich in het geheel niet om zijn gezin bekommert. Alleen voor Ciske heeft hij een zwak, maar hij denkt er niet over om zich met zijn opvoeding te bemoeien.



In het begin vinden de klasgenoten de Rat maar een vreemde jongen en proberen hem te sarren. Jantje Verkerk heeft hierbij de leiding, hetgeen hem op een kwade keer met het mes van de Rat in aanraking doet komen. Mevrouw Verkerk waarschuwt direct de politie. Rechercheur Muysen komt op school en die heeft al gauw in de gaten dat Jantje de Rat heeft geplaagd. Zo blijkt eigenlijk het slachtoffer zelf de oorzaak van alle ellende te zijn…. De Rat krijgt een flinke preek van Bruis, hetgeen eigenlijk weinig succes heeft. De verstandige onderwijzer Meersta wijst Bruis er op, dat hij de zaak toch anders had moeten aanpakken.



Het domste meisje van de klas, Betje van Gemert, neemt het ook op voor de Rat en tussen deze twee ontstaat een zekere vriendschap. De Rat mag voor het aquarium zorgen en Betje voor de planten.



De Rat zit naast Drikus en deze twee komen met elkaar in conflict. De moeder van Drikus drijgt haar zoontje naar een christelijke school te sturen, als hij niet op een andere plaats mag. Op advies van Meerstra zwicht bruis niet voor deze dreigementen. Wel plaatst hij een dag of wat later de Rat naast Sip, een Fries jongetje.



Er komt een nieuwe leerling bij: Dorus keulemans. Hij heeft een poos in het ziekenhuis gelegen en is nu zo ver hersteld, dat hij het weer proberen mag. Dorus kan niet lopen en word in een wagentje naar school gebracht. Zijn geestelijke ontwikkeling is veel groter dan die van de andere kinderen. De middagpauze brengt hij op school door. Bruis blijft ook over en besteedt zijn vrije aan zijn studie voor de akte Frans l.o. Dorus wil ook Frans leren en Bruis helpt hem. De Rat heeft een Pro-Juventutevoogd, de heer Alarm. Hij komt eens met Bruis praten, maar deze vindt dat Alarm te gewichtig doet met zijn psychologische geleerdheid. De voogd vertelt dat de Rat ’s avonds in het café van zijn moeder werkt. Bruis gaat naar mevrouw Vrijmoeth en verbied haar Ciske nog langer arbeid te laten verrichten. Ma barst in woede uit en geeft haar zuster, die het aan de voogd heeft verteld, de volle laag.



De volgende morgen heeft Bruis een gesprek met de moeder van Dorus, die vertelt dat Betje, Sip en Ciske bevriend zijn met Dorus. Vooral Ciske is een bijzonder vriendje voor de gehandicapte jongen. Bruis verheugt zich erover, dat de Rat zo goed in de klassengemeenschap wordt opgenomen.

Bruis is al enige tijd bezig geweest om via Muysken verbinding te zoeken met de kinderrechter, maar zijn studie voor de akte Frans l.o. heeft hem dit verhinderd. Hij is nu geslaagd maar voor hij met de kinderrechter heeft gesproken, is er al een nieuw incident: de Rat heeft een ruit van het politiebureau ingegooid. Er komt meteen een agent op school, die nogal hoog van de toren blaast. Bruis zet hem flink op zijn nummer. De Rat zegt geen woord en de agent druipt weer af. Later komt Bruis erachter, dat Ciske met de bal van Dorus aan het voetballen is geweest. Een agent heeft de bal afgepakt en de Rat heeft wraak genomen…..

Muysken zorgt ervoor, dat “die meneer Alarm met zijn psychlogie het bos wordt ingestuurd” en dat Bruis de voogd van Ciske word. Daartoe moet de onderwijzer een bezoek brengen aan de kinderrechter, meneer van Loon. Ook Maatsuyker is van de partij. Van Loon is iemand die mensen gauw doorziet; hij laat Maatsuyker een modderfiguur slaan.



Betje komt met het voorstel om Dorus ook mee te nemen op het schoolreisje en iedereen is enthousiast over het plan. Ze zullen naar Wijk aan Zee gaan. ’s Morgens raakt de wagen van Dorus defect, maar de kwekeling, meneer Oostra, slaagt erin hem weer te herstellen. Het word voor de kinderen -en vooral voor Dorus- een heerlijke dag, waarvan het roverspel het hoogtepunt vormt. De Rat is de roverhoofdman, een rol die voor hem geknipt blijkt te zijn. Dorus wordt ook in het spel betrokken en geniet volop. Als ze weer in Amsterdam terug zijn wordt de Rat door zijn vader opgehaald. De jongen is wild van vreugde (“Zijn vader was ook op de steiger, net als van de andere jongens!”).



Vader Vrijmoeth wil van zijn vrouw scheiden. Hij heeft kennis gekregen van Tante Jans, een wasvrouw, met wie hij wil trouwen. Hij wil een baantje aan wal zoeken en Ciske kan bij hem komen wonen. Voor de opvoeding van zijn andere drie kinderen zal hij mevrouw Vrijmoeth een bepaald bedrag per maand geven. Ze vindt dit echter niet genoeg en wil niet scheiden. Bruis die zelf op het punt staat om te gaan trouwen, tracht te bemiddelen zonder al te veel succes overigens. Op een keer dreigen Pa en Ma elkaar zelfs op school in de haren te zullen vliegen, maar Bruis weet op het laatste moment een handgemeen te voorkomen. Bruis en Suus gaan aantekenen en als de bruidegom weer op school komt, staat er een prachtige bos gladiolen op zijn tafel.

Hij leest voor uit Robinson Crusoe. Aan het eind van de les komt Suus binnen. Na schooltijd hebben ze een gezellig samenzijn met de Collega’s.



Op de laatste dag voor de vakantie krijgt Bruis van zijn klas nog een prachtige rode drijfschaal aangeboden. Het wordt een feestelijke dag, temeer daar ze allemaal zijn overgegaan (“Betje heb ik erdoor gesleept”). Van Muysken krijgt het bruidspaar een kanarie ten geschenke. De volgende dag trouwden Bruis en Suus; ze gaan op huwelijksreis naar Texel.



Als de school weer begint, valt het Bruis op, dat er met Cis iets aan de moest zijn. Al gauw verneemt hij van zijn moeder, dat ze haar zoon verboden heeft bij Tante Jans te komen. Dit is een enorme slag voor de Rat, maar er valt niets tegen te doen. Bruis gaat naar Tante Jans en verzoekt haar, Ciske niet meer te ontvangen. Het gaat haar erg aan het hart, want ze blijkt erg op de jongen gesteld te zijn.



De Rat, Dorus en Betje komen bij Bruis op bezoek: het word een groot feest. Dorus krijgt Franse les en vertelt Bruis op een keer, dat er een zekere oom Henri bij Ciske in huis komt. De onderwijzer wil er meer van weten en gaat naar mevrouw Vrijmoeth. Juist als hij met haar in gesprek is, komt oom Henri binnen: een aannemer met een rood hoofd en “een zware gouden ketting op zijn corpulente buik”. Er ontstaat een hooglopende ruzie en Ciske’s moeder wijst de voogd van haar zoon de deur. Op straat komt hij Ciske tegen, die is dolgelukkig is met een boek over Pieter Marits, dat hij van Dorus heeft mogen lenen.



De volgende dag komt Ciske niet naar school. Mevrouw Vrijmoeth komt vertellen dat ze haar zoon naar een andere school zal sturen. Maatsuyker geeft haar de wind van voren (“deze formalist en hevige schoolmeester sloeg een toontje aan, dat het ‘m prima deed”). ’s Middags is de Rat weer op school; er is thuis een hevig conflict geweest. ’s Avonds om halftien komt Muysken de jobstijding brengen: de Rat heeft zijn moeder gedood met een scherp mes. Ze heeft het boek over Pieter Marits verscheurd, waarop de Rat een mes naar haar keel heeft geworpen. Hij is naar Tante Jans gevlucht, die hem naar de politie heeft gebracht.



Als de klasgenoten van Ciske van het gebeurde horen, zijn ze danig overstuur. Het grijpt Dorus zelfs zo aan dat ze hem naar huis moeten brengen. Bruis gaat dezelfde dag nog naar Dorus om hem te kalmeren.



Op straat word Bruis lastig gevallen door oom Henri. Jantje en Sip waarschuwen echter een agent en spoedig kan Bruis zijn weg ongestoord vervolgen.



Vader Vrijmoeth komt ook opdraven en vertelt, dat hij met Tante Jans zal trouwen, als Cis weer vrijkomt.

Bruis brengt een bezoek aan het Observatiehuis, waar de Rat zich bevindt. De leider van het huis, de heer Arnoldi, is kennelijk niet erg met het bezoek ingenomen. Als de Rat zijn voogd ziet begint hij te huilen. Bruis spreekt hem moed in en als hij wil vertrekken, klemt het jongetje zich aan hem vast.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen