Boekverslag : Via Fr. V. Middeleeuws Lat. Parliamentum, Een Plechtige Bijeenkomst V - De Franse Revolutie, Politiek Ingezonden Door: Cedric
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2625 woorden.

Inleiding

Eeuwenlang waren de Fransen volgzame onderdanen van hun koning geweest. In drie jaar tijd, tussen1789 en 1792, kwam aan die situatie een einde. Lodewijk XVI, telg uit een zeer oud geslacht, werd als ‘Louis Capet’ weer een gewone burger; de macht ging van de adel over op de burgerij, en het Ancien Régime stortte ineen. Aan deze Franse revolutie gingen verscheidene kleinere omwentelingen vooraf. In de eerste plaats een juridische, die begon met de Eed in de Kaatsbaan. Vervolgens een volksopstand die in Parijs de Bastille onder de voet liep en in de provincie leidde tot het verbranden van de feodale registers. De derde revolutie was financieel-economisch van aard n zorgde voor een wijziging van de eigendomsverhoudingen, het opheffen van de gilden en het ontstaan van een nieuw geldstelsel. De laatste, bijna heiligschennende gebeurtenis betrof de koning zelf. Ze vond plaats in oktober11789, toen het volk de vorst onder dwang naar Parijs haalde. Op dat moment was Lodewijk XVI nog het voordeel van de twijfel gegund. Zijn vlucht uit Parijs bracht hem echter voorgoed in discrediet: na de verovering op de Tuilerieën werd de monarchie in Frankrijk afgeschaft.

Inhoudstabel

Inleiding

Inhoudstabel

1) Parlementaire monarchie

John Locke

2) Constitutionele monarchie

Nieuw politiek stelsel

3) Republiek

4) Directoire

Geschiedenis

Woordenlijst

Girondijnen

Montagnards

Veto

Speculanten

Assignaten

Bronnen





1) Parlementaire monarchie

I)–parlement: (via Fr. v. middeleeuws Lat. parliamentum, een plechtige bijeenkomst voor bespreking), naam die in de West-Europese geschiedenis is gebruikt zowel voor vertegenwoordigende vergaderingen als voor de centrale, hogere gerechtshoven.

In de moderne tijd is parlement in het spraakgebruik veelal soortnaam geworden voor volksvertegenwoordiging. Historisch is de oorspong van die twee zeer uiteenlopende betekenissen dezelfde, nl. een plechtige vergadering van de vorst en de vertegenwoordigers van het land, waarop in hoofdzaak voorname staatszaken besproken werden en, in bijkomstige orde, geschillen werden beslecht.

In Frankrijk is de nadruk komen te liggen op de gedingbeslissende macht van het parlement. De parlementen, vooral dat van Parijs, zijn er hoge rechtbanken geworden en gebleven tot het einde van het ancien régime. Daarentegen noemde men er de vertegenwoordiging van het land bij de vorst de Staten.



Bij de troonsbeklimming van Willem van Oranje werden door de Bill of Rights (13 febr. 1689) de grondslagen van de staatsregeling vastgesteld, alle vroegere machtsoverschrijdingen van de Koningen onwettig verklaard en nieuwe waarborgen gegeven voor de rechten van het Parlement. De theoretische grondslag van de constitutionele monarchie was gelegd. Onder het Huis Hannover (sedert 1714) werd het gezag van het parlement uitgebreid, doordat aan de Koning het recht ontnomen werd genade te schenken aan ministers die door het parlement in staat van beschuldiging waren gesteld. Verder maakte het besluit om de begroting niet langer voor de regeertijd van de Koning, maar telkens voor één jaar vast te stellen, een jaarlijkse bijeenroeping van het parlement onvermijdelijk, terwijl het zittingstijdperk van de leden onder George I op zeven jaar werd bepaald. In de loop van de 18de eeuw ontwikkelde zich het gebruik dat de ministers na een votum van wantrouwen aftraden. Het parlement onderging enige wijziging door de vereniging van Engeland met Schotland (1707) en met Ierland (1801).

John Locke.

In een goed ingerichte staat mag er slechts één enkel oppergezag zijn: de wetgevende macht, waaraan al het andere is ondergeschikt. Nochtans, aangezien de wetgevende macht slechts macht heeft in functie van bepaalde doelstellingen, behoudt het volk steeds de opperste macht om de legislatuur te ontbinden of te wijzigen, indien mocht worden vastgesteld dat zij handelt in tegenspraak met de haar toevertrouwde zending.

Geen enkel edict bezit kracht van wet zonder de goedkeuring van de wetgevende macht, gekozen en aangesteld door het volk. Zonder dat laatste zou een wet niet inhouden wat het tot wet maakt: de goedkeuring van de gemeenschap.

Alhoewel een wet op een welbepaald moment wordt aangenomen, en het opstellen ervan slechts weinig tijd in beslag neemt, bezit zij nochtans een voortdurende en langdurige werking en een eeuwigdurende aanpassingskracht. Bijgevolg is het noodzakelijk dat er altijd een gezag is dat toeziet op de uitvoering van de geldende wetgeving; daarom komt men vaak tot een opsplitsen van wetgevende en uitvoerende macht.



2) constitutionele monarchie



I) -constitutie: Het geheel van grondregels die de organisatie van de staat en zijn burgers en van de samenleving die staat beheersen, veelal neergelegd in de grondwet en voorts in wetten; constitutie wordt ook wel als synoniem voor grondwet gebruikt.

In het Romeinse recht is de term constitutio voor verschillende soorten keizerlijke verordeningen.

-monarchie

Oorspronkelijk de regeringsvorm waarbij de hoogste macht ongedeeld in handen van één (vorstelijk) persoon is (absolute monarchie), in tegenstelling tot een republiek, waar de macht over een aantal personen is verdeeld.

Sedert de opkomst van de constitutionele monarchie (19de eeuw) kon de monarch de wetgevende macht slechts in samenwerking met de volksvertegenwoordiging uitoefenen, terwijl de rechterlijke macht aan onafhankelijke rechters werd opgedragen. Slechts de uitvoerende macht berustte nog bij de vorst. Bij de volledige ontplooiing van het parlementaire stelsel is de persoonlijke invloed van de vorst op de uitvoerende macht goeddeels verdwenen.

Een kenmerk van de monarchie is in het algemeen de erfelijkheid van het koningschap. Historisch is dit niet essentieel voorheen werd in tal van landen de koning gekozen, en in de jongste tijd is opnieuw de monarchie met gekozen staatshoofd ontstaan



II)Tussen 1789 en 1792 vervingen de revolutionairen het politieke systeem van het Ancien Régime. Het nieuwe stelsel bleek echter kwetsbaar door de vijandige houding van de geestelijkheid, het verzet van de koning en het optreden van het buitenland.



De ongeveer 1200 afgevaardigden van de Nationale Vergadering, die bijeenkwamen in de Manegezaal van de Tuilerieën te Parijs, gaven hun land tussen oktober en december11789 een nieuwe bestuurlijke, politieke en financiële structuur. Ze legden daarmee de basis voor het moderne Frankrijk.



Nieuw politiek stelsel

De Grondwet, officieel afgekondigd op 14 september 1791, maakte van Frankrijk een constitutionele monarchie die gebaseerd wan op de scheiding van de machten.

De rechtsprekende macht

 in handen van de gekozen rechters

De uitvoerende macht

 in handen van de toenmalige ‘koning de Fransen’

Hij had het recht van veto* op wetten die door de volksvertegenwoordiging waren aangenomen.

De wetgevende macht

 berustte bij een parlement van 745 leden, in getrapte verkiezingen verkozen door ‘actieve burgers’.

Door dit cencuskiesrecht bleven miljoenen ‘passieve burgers’ uitgesloten van de uitoefening van de volkssoevereiniteit. In december werden de vroegere provincies vervangen door 83 departementen. Deze waren zodanig gekozen dat de inwoners in één dag de departementshoofdstad konden bereiken.

Op 10 oktober 1791 stelde Charles de Talleyrand het parlement voor het bezit van de geestelijkheid ‘ter beschikking van het land te stellen’. Hij schatte de waarde ervan op ruim 2 miljard pond. Dankzij Miabeau werd het voorstel in November aangenomen. Hij kreeg de steun van de lagere geestelijken na de toezegging dat ieder pastoor een jaarinkomen van minimaal 1200 pond zou krijgen. In december werd het bezit van de clerus verkocht ten bate van ‘een bijzondere kas’ die biljetten van 1000 pond kon uitgeven, de zogenaamde assignaten*. Vanaf april 1790 kwam dit nieuwe papiergeld in omloop . Het werd gedekt door de onteigende landerijen en goederen van de Kerk. Door de verkoop van deze bezittengen verdween geleidelijk aan echter de dekking van dit geld.



Op 30 september ging de Constituante uiteen, dus de constitutionele monarchie bestond nu uitsluitend nog in naam. De wetgevende vergadering, waarvan de leden voor twee jaar werden gekozen, was onervaren. Ze bleef dat ook omdat de Constituante had bepaald dat aftredend volksvertegenwoordiger niet herkozen konden worden. Ze had bovendien een deel van de uitvoerende macht in handen. Dat was tegen de grondwet, maar er zat weinig anders op: Lodewijk XVI weigerde zijn taken weer op zich te nemen en maakte systematisch gebruik van zijn vetorecht*.



3) Republiek

Republiek (v. Lat. res publica = lett. algemene zaak), een staat waarvan het hoofd niet wordt aangewezen door erfopvolging (zoals in de monarchie), maar door een of andere wijze van verkiezing.

Soms komt het voor dat een staat met een gekozen staatshoofd als monarchie wordt aangemerkt. Bij de vorming van nieuwe, onafhankelijke staten in de twintigste eeuw is de republiek de meest gangbare staatsvorm geworden. Tevoren werden nieuw-gevormde staten (bijv. België) veelal als monarchie opgezet; een republiek gold toen als ‘revolutionair’ (vgl. Amerikaanse en Franse Revolutie).

-De Franse republiek

De Conventie had uitgebreidde bevoegdheden gekregen wegens de enorme problemen, waarmee het land te kampen had. Al tijdens de openingszitting werd de monarchie afgeschaft. De volgende dag(22 sept 1792), werd op voorstel van Danton ‘de ene en ondeelbare Republiek’ uitgeroepen. Zo begon het jaar 1 van een nieuw tijdperk.

De Conventie was politiek verdeeld in girondijnen* en montagnards*. De eersten, ter rechterzijde gezeten, waren gematigd: liberale voorstanders van decentralisatie van de macht maar ook van het afremmen van het revolutionaire proces. De montignards van de ‘Bergpartij’, zo genoemd naar hun hoger gelegen zitplaatsen in de vergaderzaal, waren extremistischer. Beide partijen leken overigens op elkaar; de afgevaardigden van beide groeperingen waren burgers die vaak een intellectueel beroep hadden, juristen bijvoorbeeld. De bergpartij was echter Parijser van karakter en minder bereid tot compromissen. Ze verenigde tal van politieke stromingen en kende daardoor diverse facties. Hoewel de montagnards weinig belangstelling hadden voor sociale vraagstukkensloten ze toch een verbond met de sansculotten om de tegenstanders van de Revolutie te kunnen bestrijden. Bekende montagnards waren Robespierre, Danton, Marat en Louis Saint-Just. Minder bekend was Georges Couthon, de ‘tweede ziel van Robespierre’. Hij was sinds 1791 verlamd, woonde de zittingen van de Conventie bij in een rolstoel en leidde later op die manier ook het beleg van het opstandige Lyon.

De eerste confrontatie in de Nationale Conventie betrof de belangrijke vraag wat er moest gebeuren met Lodewijk XVI. De girondijnen wilden de koning handhaven. De montagnards daarentegen beschouwden de vorst als een landverrader en eisten tegen hem de doodstraf – ook al waren zij er zich van bewust dat dit de definitieve breuk met de oude orde zou betekenen. Na een haastig proces werd ‘burger Lodewijk Capet’ inderdaad ter dood veroordeeld. Zijn onthoofding, op 21 januari 1793, vond plaats op de Place de la Révolution (nu Place de la Concorde). De terechtstelling veroorzaakte een schok, vooral bij het koningsgezinde deel van het volk, en leidde tot radicalisering: zowel in Frankrijk als daarbuiten werd de antirevolutionaire coalitie sterker. In Parijs groeide bovendien het ongeduld van de bevolking, ook al door de hoog blijvende prijzen.



4) Directoire

ook Directorium, werd het volgens de grondwet van 23 sept. 1795 ingestelde Uitvoerend Bewind van de Eerste Franse Republiek genoemd. Het bestond uit vijf door de Raad der Ouden op voordracht van de Raad van 500 gekozen leden. Het benoemde de ministers, die verantwoording schuldig waren aan het Directoire. Het had geen invloed op de wetgevende macht, terwijl omgekeerd de volksvertegenwoordiging jaarlijks een van de directoriumleden verving. Het zgn. eerste Directoire met o.a. Rewbell en Carnot was gematigd burgerlijk en maakte front tegen de royalisten in de Vendée en de linkervleugel van de Jakobijnen; de godsdienstuitoefening werd oogluikend toegelaten. Dooreen staatsgreep voorkwam het Directoire zijn omverwerping na de rechtse verkiezingsuitslag (4 sept. 1797). Het tweede Directoire met o.a. Merlin de Douay, François de Neufchâteau en Rewbell was linkser, reorganiseerde het binnenlandse bestuur en het onderwijs en trachtte door tiërcering van de staatsschuld en fiscale hervorming de financiële toestand te saneren. In juni 1799 moesten de bovenvermelde leden het veld ruimen voor figuren van de oppositie, onder wie Sieyès. Het intussen steeds gegroeide overwicht van de te hulp geroepen generaals kwam tot een hoogtepunt in de staatsgreep van Napoleon I Bonaparte, die het einde van dit weinig geslaagd instituut betekende.



Geschiedenis.

De Nationale Conventie maakte in oktober 1795 plaats voor het directoire: een groep van vijf mannen die tot november 1799 de uitvoerende macht in handen zou houden. Veel meer dan een naamsverandering was het niet, want het vijftal kreeg te maken met dezelfde problemen of zijn voorgangers. Terwijl een kleine groep rijk geworden speculanten* het breed lieten hangen nam de armoede onder de bevolking almaar toe. De staatskas was leeg en de nog steeds circulernde assignaten waren praktisch waardeloos. Het Directoire verving ze weliswaar door zogenaamde 'mandats territoriaux' maar dat papier geld ging de zelfde weg op.

De leden van het Directoire waren onbekwaam en corrupt en al spoedig alom gehaat. Nadat ze zich hadden ontdaan van Gracchus Babeuf, de leider van de ‘Samenzwering der Gelijken’ die streed voor de soevereiniteit van het volk en in mei 1796 heel even het voortbestaan van het Directoire in gevaar had gebracht, zetten ze in april 1797 de wettig gekozen royalisten uit het parlement. Dezen werden gearresteerd en op 4 september gedeporteerd. Dit tot ontevredenheid van de jakobijnen die zichzelf , als enig overgebleven tegenstanders van het Directoire, al aan de macht waanden. Hun hoop werd de bodem ingeslagen door de wet van 11 mei 1798 die de aanstaande verkiezingen annuleerde. Op 18 juni 1799 echter kregen de twee kamers de overhand nadat ze de drie meest bekritiseerde leden van het Directoire tot aftreden hadden gedwongen. Terwijl de macht aan de top, door intimidatie en wetsweizigingen, voortdurend van de ene factie overging op de andere, hoopte het hongerige volk steeds vuriger op een verlosser.



Woordenlijst.

Girondijnen : De leden van een politieke groepering tijdens de Franse Revolutie. Zij heetten oorspronkelijk brissotins (naar hun voorman Brissot de Warville). De naam Girondijnen ontleenden zij later aan het departement Gironde, waaruit een aantal van hun voornaamste woordvoerders afkomstig was. Bekende figuren die hun centrum, de salon van Madame Roland, frequenteerden, waren behalve Roland (zie Jean-Marie Roland de la Platière) de filosoof Condorcet, Barbaroux, Vergniaud, Guadet en Gensonné. Zij steunden op de gegoede burgerij van het westen en zuiden van Frankrijk. Eigenlijk voorlopers van de republikeinse liberalen, streden zij voor de rechten van de mens en de burger, dwz. zo groot mogelijke individuele vrijheid, en voor de volkssoevereiniteit. Op grond van dit laatste beginsel forceerden zij in 1792 de oorlog met Oostenrijk en Pruisen. Hun tegenstanders, de jakobijnse Montagnards, wisten hen nog in datzelfde jaar in de oppositie te dringen. Hoewel de Girondijnen geenszins federalisten waren, maar zich alleen wel tegen bevoogding door de stad Parijs en tegen dictatuur verzetten, werden zij in 1793 ten val en naar de guillotine gebracht. De inmiddels in hun kiesdistricten uitgebroken girondijnse opstanden hiertegen kwamen al spoedig in royalistisch vaarwater en werden neergeslagen.



Montagnards: Montagnards (Fr., = bergbewoners), tijdens de Franse Revolutie de leden van de uiterst linkse groepering die in de Nationale Conventie (1792–1795) op de hoogste banken (la ‘Montagne’) gezeten waren.



Veto: veto-recht (Lat. veto = ik verbied; met deze formule verklaarden in het oude Rome de tribuni plebis besluiten van magistraten ongeldig), de bevoegdheid, aan een lid van een college of een buiten het college staand ander orgaan toekomend, om de werking in rechte van door het college genomen besluiten of de totstandkoming van besluiten te verhinderen.

Een vetorecht heet suspensief, als het besluit waartegen het veto is uitgesproken, alsnog in werking kan treden door een hernieuwde uitspraak van het college waarin het oorspronkelijke besluit was genomen. Deze hernieuwde uitspraak kan eventueel tot stand komen met versterkte meerderheid, of door een beslissing van een derde orgaan (bijv. een referendum). Anders is het vetorecht absoluut. De permanente leden van de Veiligheidsraad hebben een absoluut vetorecht, de president van de Verenigde Staten heeft ten aanzien van besluiten van het Congres een suspensief vetorecht.



Speculanten: Personen die kopen of verkopen in de verwachting door prijsstijging of prijsdaling winst te maken.

Assignaten:

(via Fr. assignats v. Lat. assignatio = toewijzing), een van de eerste vormen van papiergeld, niet gedekt door edel metaal, werden uitgegeven door de Franse regering in 1789 en volgende jaren, dus ten tijde van de Franse revolutie, teneinde de lege staatskas in staat te stellen tot het doen van grote betalingen. Het waren eigenlijk 5% obligaties, met de onteigende kerkelijke en adellijke goederen als onderpand. Aangezien in die tijd het geldstelsel nog was gebaseerd op de circulatie van metaalgeld met een eigen (intrinsieke) waarde en bovendien de assignaten in buitensporig grote hoeveelheden werden uitgegeven, deden deze biljetten spoedig een groot disagio (zie agio) ten opzichte van het metaalgeld.

Bronnen

Encarta 1997

Encarta 2000

Winkler Prins encyclopedie

Larouse ‘Geschiedenis van de wereld’

Van Dale woordenboek
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen