![]() |
Boekverslag : Rutger Kopland - Alles Op De Fiets
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 735 woorden. |
AlgemeenAlles op de fiets ten opzichte van de rest van het oeuvre van Rutger Kopland.
(Moerman, 1995, 77) Reeds in de titel ´Alles op de fiets´ zijn de hoofdthema’s aanwezig, want deze krijgt zijn vervulling door de volgende regels: .
maar toch nog behoorlijk hard. (p.28) (de Gier, 1979, 55) Het belangrijkste thema is dan ook voorbijgaande tijd. Als je een blik werpt op de titels van de gedichten in deze bundel zie je niet meteen veel terug van die thema’s. Maar zodra je wat verder leest zie je ze toch regelmatig de kop opsteken. Vooral dat alles tijdelijk is zie je regelmatig terug. Terugdenken aan iets of iemand dat verleden tijd is. Hoe ouder Kopland wordt, des te soberder de bundels worden, des te meer er over de dood in staat. Dit is een van Koplands eerste bundels, en toch komt hier dat aspect ook naar voren. Volgens hem is het een heel logisch thema, elke dichter schrijft immers over dat onderwerp, dus waarom hij niet? ‘Alles op de fiets’ wordt ook door velen gezien als zijn meest karakteristieke bundel. Analyse van de gedichtenEEN MOEDER loopt langzaam naar haar kind om het niet te laten schrikken, pakt het voorzichtig op om het niet te beschadigen, slaat dan keihard. Beschrijving Wij hebben in dit gedicht weinig rijm kunnen vinden. De rijm die we vonden was om/om (r. 1/3) en verder schrikken/beschadigen (r. 2/4) Dit gedicht heeft geen vaste vorm, het is 1 couplet met 5 regels. Wel is er veel enjambement te vinden, zelfs de titel loopt door in de eerste regel. Verhaal Het gedicht begint met de titel EEN MOEDER. Het is niet DE moeder maar EEN, zodat je hierbij je eigen invulling aan kan geven. Het is dus niet een moeder die van tevoren door Kopland is uitgekozen, maar het is de moeder waar de lezer aan denkt bij het woordje moeder. Voor de meeste mensen zal dat staan voor liefde, genegenheid, bescherming, koestering. De bekende moederliefde. In de eerste 4 regels wordt dit beeld nog even aangevuld. Precies zoals je het je je het indacht gaat de schrijver hier op in, en breidt het uit. In de laatste regel de heerlijke tegenstelling. De moeder die zoveel van haar kind hield, en die het zou willen beschermen tegen alle gevaar, juist die slaat het kind. Het arme weerloze kind wordt hier door zijn beschermer geslagen. Toch is het geen tegenstelling, want die moeder die haar kind zo slaat, doet het met dezelfde liefde als uit het begin van het gedicht. Dus zo is het dus in feite ook weer niet een tegenstelling. Thema Volgens ons is het thema van dit gedicht liefde, en dan vooral de liefde van een moeder voor haar kind. Dit thema wordt niet tenietgedaan in de laatste regel. Zoals we hierboven al zeiden is de laatste regel niet in tegenstelling met de rest van het gedicht. Buitentekstuele verbanden In een interview zegt hij zelf dat hij schreef wat hij zag gebeuren, omdat dat hem aan het denken zette. Volgens hem werd er hier politiek bedreven, en wel politiek in de zin van laten zien wie de baas is. Zo word aan kinderen duidelijk gemaakt hoe de machtsverhoudingen liggen. Vrij naar Kopland(2), 1995, 37
(de Gier, 1979, 61) Bijzonderheden Dit gedicht was eerst iets anders. Die eerdere versie wil ik hieronder eerst schrijven. Een moeder, zoals bekend iemand met de mooiste gevoelens die er zijn, loopt langzaam naar haar kind om het niet te laten schrikken, pakt het heel voorzichtig op om het niet te beschadigen en slaat het dan keihard. De nieuwe versie is er wel op vooruitgegaan, het beeld van die moeder wordt dan niet door de dichter gevormd, maar door de lezer zelf. De eerste twee woorden werden de titel, en de woordjes ´om´ kwamen aan het eind van de regel. Veel werd er weggelaten en onder andere ook het woordje ´en´ in de laatste regel waardoor alles nog harder aankomt... Samen met de strobloemen alles overleefd. In een karbiesje zilver- papier en kurkdroog brood. Voor de vogeltjes. Anders gaan ze dood. Beschrijving Wij hebben in dit gedicht weinig rijm kunnen vinden. De rijm die we vonden was brood/dood (r.4/6) en verder in de laatste 3 regels zijn veel o-klanken te zien. Dit gedicht heeft 3 strofen van 2 regels. Verder is er redelijk veel enjambement te zien, in de regels 1/2 en 4/5. Verhaal Als eerste heb ik de woorden die ik niet snapte, of die verduidelijking nodig hebben opgezocht in het woordenboek.
Strobloemen (bloemen) = Vooral uit Zuid-Afrika, droogvliezerig en ge- kleurd. Karbiesje = Gevlochten handtasje Het is lente, de strobloemen en de persoon hebben de winter overleefd, die hebben geen hulp nodig. De persoon over wie het gaat heeft brood bewaard, in zilverpapier, maar het is droog geworden, kurkdroog (die strobloemen overleven het lange tijd gedurende extreme droogte). De persoon loopt daar nu mee naar de vogeltjes om ze te voeren, anders gaan ze dood. Wat leuk is, is dat die bloem uit Zuid-Afrika komt en daar overwinteren ook veel vogeltjes. Wat mij opviel is dat er een oplopende volgorde in zit van tijd. Eerst de strobloemen die het heel lang volhouden zonder water en voedsel. Dan het brood, dat al snel droog word, maar het blijft nog geruime tijd eetbaar, en dan de vogeltjes die snel doodgaan als ze geen eten hebben. Thema Het thema dat in dit gedicht te vinden is, is tijdelijkheid. Dat wordt ook verduidelijkt in het volgende citaat:
(de Gier, 1979, 61) De heer die de deur open deed en die ik vriendelijk vroeg om hem dicht te laten, deed dit niet. Ik sloot de deur. Eerste waarschuwing. De heer deed de deur weer open en toen ik hem vroeg dan ten- minste zijn mond dicht te doen deed hij dit niet. Ik sloot de deur, Tweede waarschuwing. De heer probeerde weer de deur open te doen, maar omdat ik er krachtig tegenaan was gaan staan, lukte dit niet. Ik hield de deur dicht. Derde waarschuwing. De heer ramde de deur toen open en omdat ik even op zij was gegaan viel de heer op zijn knieën voor mijn voeten. Ik sloot de deur. Vierde waarschuwing. De heer was grauw en zocht ruzie, maar toen ik vriendelijk zei dat ik niet hier maar later vreselijk zou worden gestraft, vroeg hij vergeving en verdween door de deur, die ik voor hem open hield. Thema Volgens ons is het thema van dit gedicht een man die een belangrijke boodschap te vertellen heeft, nl. het evangelie. Maar bij een deur wil iemand niet naar hem luisteren en zet hem de deur uit. Vorm De vorm van dit gedicht is een refrein, bij elke strofe is de slotregel dezelfde. Kopland wil waarschijnlijk nadruk leggen op die regel. Hij wil nadruk leggen op het volgende feit.
(de Gier, 1979, 58) Er is in dit gedicht weinig rijm te vinden. Er is wel wat rijm te vinden, maar volgens mij is dat toevallig. Dit denk ik omdat de rijm heel onregelmatig door het gedicht verdeeld is. Er is ook geen enjambement te zien. De regels lopen wel door in de volgende regel, maar het rijmt niet, iets dat wel nodig is voor enjambement. Dit is dus een blank vers. Verder is er in dit gedicht niet veel metrum te vinden. We hebben wel even geprobeerd, daar lijkt het wel wat op amfibrachys, maar in de tweede regel lukt dat al niet meer. Wij hebben dus geen metrum in dit gedicht kunnen vinden. Verhaal Wat er in dit gedicht speelt, kan ik het beste laten zien met een citaat.
(de Gier, 1979, 57/58) De man probeert binnen te komen, om, zoals de titel al zegt, het evangelie te verkondigen. Maar kennelijk heeft de ‘ik’ daar geen zin in, want hij houdt de deur dicht voor de man, en verzoekt hem vriendelijk, doch dringend om weg te gaan. In de slotstrofe ironiseert Kopland het heel erg. Hij maakt het hiernamaals en de straf van God compleet belachelijk.
(de Gier, 1979, 58) Dit is natuurlijk heel erg spottend, maar dat niet alleen, Kopland vertekent hier ook het christelijk geloof. Dat doet hij door het hiernamaals (de jongste dag?) uitsluitend te verbinden met straf en niet met eeuwig leven. Koplands spot en vertekening van het christelijk geloof, laten duidelijk zien dat hij niets met het christendom te maken wil hebben. Dat is duidelijk te zien in de laatste strofe. Alles kan ik verdragen, het verdorren van bonen, stervende bloemen, het hoekje aardappelen kan ik met droge ogen zien rooien, daar ben ik werkelijk hard in. Maar jonge sla in september, net geplant, slap nog, in vochtige bedjes, nee. Thema Kopland beschrijft in dit gedicht zijn gevoelens over de dood. In dit gedicht...
(Bodnàr e.a., 1988, 31)
(Bodnàr e.a., 1988, 31) Vorm De vorm van dit gedicht is een vrij vers. Het is een grillig en onregelmatig gedicht, de strofenindeling is heel onregelmatig en de rijm ontbreekt. Er is hier wel wat rijm te vinden, maar ook dit keer is het volgens ons toevallig, omdat het ook deze keer heel onregelmatige rijm is. Ook bij dit gedicht is er ‘halfenjambement’ te vinden. De rust valt niet aan het eind van de regels, maar er is geen rijm te vinden, dus is het niet echt enjambement. In dit gedicht is ook geen metrum te vinden. Ook dit gedicht heeft een heel onregelmatig ritme. Verhaal Zoals we in het thema ook al zeiden, heeft Kopland vrede met de dood aan het eind van een leven, maar kan hij dood aan het begin van een leven niet verdragen.
(de Gier, 1979, 57) Ook doet Kopland het anders dan de literaire regels voorschrijven. Allereerst breekt hij met...
(de Gier, 1979, 57) De tweede regel waar hij mee breekt...
(de Gier, 1979, 57) In dit gedicht zijn dus duidelijke buitentekstuele verbanden te vinden. Kopland beschrijft hier zijn gedachte over de dood. BibliografieKopland, R.1 Alles op de fiets Amsterdam, van Oorschot, 1972³ Kopland, R.2 Het Mechaniek van de Ontroering Amsterdam, van Oorschot, 1995 Moerman, J. Met Andere Woorden Groningen, Passage, 1995 Gier, J., de Uitgelezen 4 reakties op boeken ‘s-Gravenhage, Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, 1979 Bodnàr, S. e.a. Nadruk Tijdschrift voor literatuur Den Haag, Boekencentrum BV, 1988 |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |