Beatrijs
Eerste reactie:
Mijn eerste reactie op ‘Beatrijs’ is erg positief. Toen ik hoorde dat we een
Middeleeuws verhaal gingen lezen dacht ik: hmm, dat is vast niet leuk. Toen ik begon te
lezen vond ik het best wel leuk. Door dit verhaal weet je ook een beetje wat er erg
speelde in de Middeleeuwen.
Het viel mij dus ook op dat er veel op het geloof werd gewezen. Het hele verhaal draait
eigenlijk om schande en zonde. Een zonde kan vergeven worden, een schande niet. Beatrijs
kiest als ze in de problemen zit altijd heel bewust voor zonde in plaats van schande als
ze tussen die twee dingen moet kiezen. Ik heb daardoor ook het idee dat het gebruikelijk
was dat men in de Middeleeuwen voor zonde koos als dat moest, maar nooit voor schande.
Het geloof was dus erg belangrijk, maar toch liet Beatrijs zich verleiden. Maria nam al
die tijd haar plaats in in het klooster, dus toen Beatrijs terug kwam in het klooster, had
niemand haar gemist. Dat vond ik ook erg leuk aan het verhaal, want er gebeurde dus
eigenlijk een wonder. Voor de mensen in de Middeleeuwen was dit dus ook een soort leer;
als je je goed inzet voor het geloof en geen schande veroorzaakt, dan komt alles wel weer
op z’n pootjes terecht.
Ik vond het dus een heel erg mooi verhaal. Gelukkig hadden we de moderne vertaling
ervan, want ik heb ook even in de originele tekst gelezen, maar dit was mij veel te
moeilijk!
Verdieping A:
Zoek één of meer gedichten die bij het verhaal passen. Kopieer deze in je
leesdossier en motiveer je keuze.
Bekering
Gij hebt het hoog geheim doorbroken, Here Jezus,
tussen ons en den Vader, naar Uw Woord
mogen wij zonder zonde zijn en nieuwe wezens,
wat er ook in ons leven is gebeurd.
Ik deed, van alles wat gedaan kan worden,
het meest misdadige – en was verdoemd.
Maar Gij hebt God een witte naam genoemd,
met die van mij. Nu is het stil geworden,
zoals een zomer om de dorpen bloeit.
En moeten ook de bloemen weer verdorren:
mijn lenden zijn omgord, mij voeten staan geschoeid.
Uit Uwe Hand ten tweeden maal geboren,
schrijd ik U uit het donker tegemoet.
van: Gerrit Achterberg
Het bovenstaande gedicht vind ik goed bij het verhaal ‘Beatrijs’ passen.
In het eerste vers van het gedicht komt het er op neer dat je zonder zonden mag leven,
ook al heb je van alles gedaan in je leven. Oftewel: je zonden mogen vergeven worden.
Beatrijs heeft ook vele zonden begaan in haar leven nadat ze uit het klooster
vertrokken is. De eerste zonde was al haar vertrek uit het klooster. Daarna volgden er nog
veel meer.
Volgens het gedicht mogen je zonden vergeven worden, en dat realiseert Beatrijs haar
heel erg goed, want daarom begaat ze nooit een schande, maar, alleen als ze geen andere
oplossing ziet, wel zonden. Ze weet dat die vergeven kunnen worden, dus hoopt ze dat haar
zonden ook vergeven kunnen worden.
In het tweede vers heeft verteld de dichter dat hij heel veel verkeerde dingen gedaan
heeft. Beatrijs heeft ook veel verkeerde dingen (zonden) gedaan. Toen de dichter het besef
kreeg dat God er was, is alles veranderd. Toen Beatrijs tekens kreeg van God dat ze terug
moest gaan naar het klooster, deed ze dit, en veranderde de slechte periode (dat haar
echtegoot haar alleen achterliet met de kinderen) waarin ze zat, in een goed periode; in
het klooster kwam het immers allemaal weer goed.
In het derde vers verteld de dichter dat hij voor de tweede keer geboren is uit de Hand
van de Heer. Beatrijs ook, want zij is ‘begonnen’ met een leven waarin alles in
het teken van God stond. Toen kwam de slechte periode, maar Beatrijs gaat weer terug naar
het klooster, waar ze dus opnieuw begint met een leven dat helemaal in het teken van God
staat. Ze gaat God tegemoet vanuit het donker (de slechte periode).
Verdieping B:
Beatrijs keert terug naar het klooster en laat haart twee kinderen achter
bij de weduwe (r. 775). Verzin een (eventueel nieuw/modern) slot aan het verhaal dat
geschreven is vanuit het perspectief van (één van) de kinderen: Wat gebeurt er met hen?
Hoe loopt het met hen af? Hoe vinden/ervaren zij het dat hun moeder besloten heeft terug
te keren naar het klooster?
Die ochtend werden de kinderen van Beatrijs wakker zonder hun moeder bij hen. Ze vragen
de weduwe of zij hun moeder ook hadden gezien. De weduwe zei dat hun moeder misschien wel
even een wandeling aan het maken is. De kinderen zijn nog niet helemaal gerustgesteld, dus
gaan ze buiten in het gras voor het huisje van de weduwe zitten wachten. Maar hun moeder
kwam niet.
Na tijdje ging de weduwe, die nu ook ongerust werd, op zoek. De kinderen bleven zolang
wachten in het huisje van de weduwe. Ze hadden geen idee waar hun moeder was.
Vlak voor zonsondergang kwam de weduwe terug: zonder Beatrijs. Ze zei: “Ik heb
alles afgezocht, maar nergens kan ik jullie moeder vinden. Ik vrees dat zij uit wanhoop
gehandeld heeft.” “En wij? Wat moeten wij nu”, vragen de kinderen de
weduwe. “Jullie blijven maar bij mij. Dan gaan we met z’n allen naar een
oplossing zoeken. Maar vertel eens, hoe heten jullie eigenlijk?” “Ik heet
Sara”, antwoordde één van de twee kinderen. “En ik Jacoba”, antwoordde de
andere.
Sara en Jacoba blijven dus bij de weduwe. Ze praatten die avond totdat de kaars
opgebrand was over hun moeder. De weduwe verklaarde nogmaals dat Sara en Jacoba net zolang
bij haar mochten blijven als nodig was, maar dan moesten ze haar wel goed helpen, want de
weduwe had ook niet zoveel geld, dus moesten ze er alles aan doen om met elkaar te
overleven. Toen ze zich realiseerden dat ze dan ook op kaarsen moesten bezuinigen was de
kaars die op tafel stond op, en werd het donker. Dan moesten ze nu maar eens op bed gaan.
Voor ze gingen slapen zeiden ze eerst hun gebedjes op, zoals moeder hen had geleerd, en
vroegen aan God of hij ervoor kon zorgen dat hun moeder weer terug zou komen. Die nacht
zagen Sara en Jacoba een helder licht en hoorden een stem: “Vraag aan de weduwe of
zij met jullie naar de abdis wil gaan. Die zal jullie helpen.”
Het kon niet anders of het moest een boodschap van God zijn! Jacoba vertelde de
volgende ochtend aan Sara dat ze een stem had gehoord die een boodschap voor haar had.
Sara vertelde Jacoba dat zij ook een stem had gehoord die haar vertelde dat ze met de
weduwe naar de abdis moesten gaan. “Dat vertelde die stem mij ook!” zei Jacoba,
“het is vast een boodschap van God!” “Vast”, zei Sara, “laten we
het dan maar gauw de weduwe vertellen”.
“Mevrouw de weduwe”, roepen de meisjes in koor, “wij moeten u wat
vertellen”.
“O ja? zei de weduwe”, vertel maar, maar noem mij voortaan wél oma
Miep.”
Sara vertelt het hele verhaal van de boodschap van God aan oma Miep. Tja, als het een
boodschap van God is, dan kan oma Miep er eigenlijk niet onderuit komen om niet naar de
abdis te gaan. Na een stuk brood gegeten te hebben, gaf ze de kinderen kleren om aan te
trekken, en ging ze met hen naar het klooster.
De weduwe deed het woord bij de abdis. De kinderen hoorden dat de abdis antwoordde dat
de weduwe goed voor hen moest zorgen, en dat de onkosten voor de weduwe vergoedt worden.
Elke dag zullen ze giften ontvangen. De weduwe moest elke dag iemand naar het klooster
sturen die eten en drinken voor de twee kinderen haalt. En als er iets aan de hand was,
wilde de abdis het graag horen.
De weduwe was blij dat er nu iets geregeld was voor de kinderen, en de kinderen waren
zelf natuurlijk ook blij, maar er bleef één ding wat hen nog niet lekker zat: hun
moeder. Waar zou die zijn? Zou ze nog leven? Is ze in de buurt? Of helemaal in een ander
land? Ze wisten het niet. Ook al zouden ze het weten, dan zouden ze zich natuurlijk nog
afvragen waarom hun moeder weggegaan was.
Die nacht kregen beide kinderen weer een helder licht te zien, en een stem te horen die
zei: “Maak jullie geen zorgen over jullie moeder. Zij heeft het nu goed. Het spijt
haar zeer dat ze jullie heeft moeten achterlaten, maar ze moest kiezen. De keuze die ze
gemaakt heeft, is de beste, dus jullie zullen haar keuze moeten respecteren, hoe moeilijk
dat ook is. Realiseer jullie dat ook zij haar keuze moet respecteren, en dat zij het niet
minder moeilijk heeft dan jullie. Ga jullie eigen weg, dan zullen jullie gelukkig
worden.”
De volgende ochtend gaan de kinderen eerst praten met z’n tweeën over de stem die
ze vannacht hoorden. Ze besluiten dat ze nu gewoon verder moeten gaan met het leven.
Sara en Jacoba wonen nu al een hele poos bij de weduwe.
Op een dag komt er een abt bij de weduwe, Sara en Jacoba. Hij vertelt hen dat hij net
bij het klooster in de buurt geweest is, en nu op weg is naar het
Wilhelmientenklooster. Hij vraagt of Sara en Jacoba meegaan naar dit klooster. Hij zei
erbij: “Daar zullen jullie een goed leven leiden. Jullie moeder zal trots op jullie
zijn.”
Sara en Jacoba gaan mee. Ze doen hun intrede in het klooster. Het kloosterleven bevalt
hen goed.
Eens komt hen een verhaal ter ore over een jonge non die het klooster verliet omdat ze
verliefd was op een jongeling. Ze hadden zeven goede jaren, maar daarna zeven slechte. Hij
liet haar achter met twee kinderen.
Een wonder geschiedde…
Verdieping C:
Bespreek minimaal vijf aspecten/elementen waaruit blijkt dat
‘Beatrijs’ een Middeleeuws werk is. Noem het aspect en geef daar heldere
argumenten bij.
- ‘Beatrijs’ is erg theocentrisch geschreven: bij al het denken en doen staat
God in het middelpunt. In het verhaal wordt om de haverklap verwezen naar God. Dit kan
zijn door bepaalde getallen, bijvoorbeeld het getal 7, dat voor een lange tijd staat. Zo
ook het getal 5 dat verbonden is met Maria. Het getal 3 is het getal dat weer terugslaat
op God, bijvoorbeeld als er drie keer een boodschap komt, dan is dat een boodschap van
God.
De kleren die de jongeling voor Beatrijs koopt, zijn in de kleuren blauw, rood
en wit. Blauw staat voor hemel en trouw; rood staat voor liefde; en wit symboliseert de
maagdelijkheid, onschuld en reinheid. Het slaat dus allemaal weer terug op Maria.
- Het slot: er is een extra slot aan het verhaal gemaakt. Het toevoegen van een slot wordt
vaak gedaan in de Middeleeuwen, omdat men toen wilde weten hoe het met de kinderen
afgelopen is, en omdat Beatrijs nog niet gebiecht had. Als er iets was dat natuurlijk
gedaan moest worden na zondigen, dan was het wel biechten in de Middeleeuwen. Dus is het
slot ook typerend voor de Middeleeuwen.
- De moraal van het verhaal: Men moest in de Middeleeuwen altijd iets van verhalen leren.
In de ‘Beatrijs’ was dat dus dat men vast moet houden aan het geloof, en altijd
moet biechten als men heeft gezondigd.
- De taal: de taal waarin de originele tekst van ‘Beatrijs’ geschreven is, is de
taal zoals die in de Middeleeuwen gesproken werd
- Het rijmschema: de originele tekst is geschreven in het schema: a-a-b-b enz. Men
gebruikte in de Middeleeuwse verhalen vaak rijm, omdat de tekst dan gemakkelijker te
onthouden is.
Eindoordeel:
Ik vond het onderwerp best wel interessant. Dat komt ook doordat het verhaal uit de
Middeleeuwen komt. Over het onderwerp geloof lees ik nooit boeken. Maar over liefde wel.
De combinatie van die twee onderwerpen met de Middeleeuwen boeit mij wel. Ik vond dat de
onderwerpen in ‘Beatrijs’ ook allemaal tot z’n recht komen, al neigt
‘de liefde’ toch wel weer in de naar richting ‘geloof’.
In ‘Beatrijs’ waren de gedachten van de personen het belangrijkst. Het ging
er uiteindelijk toch om dat de gedachten van Beatrijs bij God waren, want anders klopt het
verhaal weer niet met de Middeleeuwse perspectieven. Immers alles stond in het teken van
God.
De belangrijkste gebeurtenis in het verhaal was de terugkeer van Beatrijs in het
klooster. Het hele verhaal werkte toch naar het slot toe; de terugkeer in het klooster.
Ik vond het wel schokkend dat Beatrijs haar kinderen achterliet, zonder ook maar iets
voor hen achter te laten. Volgens mij had ze beter naar een ander klooster kunnen gaan en
de kinderen meenemen. Maar dan zou ze er vast niet in mogen, omdat ze kinderen had.
Ik vind de hoofdpersoon heel mooi beschreven. Natuurlijk zou ik het anders doen als ik
de auteur was, maar dat is toch met alles zo? Als je iets wat een ander gedaan heeft ook
gaat doen, dan is er altijd wel iets wat je verandert. De ene keer wat meer dan de andere
keer, maar helemaal hetzelfde zal het toch nooit zijn. Toch zou het verhaal niet anders
moeten, want dan heeft het niet meer die sfeer die het nu heeft.
Het verhaal was vlot te lezen. Dit kwam natuurlijk om dat ik de moderne vertaling las.
Als ik de originele tekst zou lezen, dan had ik er waarschijnlijk heel weinig van
begrepen.
De afloop vond ik begrijpelijk. Ik had wel zoiets verwacht, maar dat komt natuurlijk
omdat het een Middeleeuws verhaal is.
Het taalgebruik vond ik goed. Maar dat heeft natuurlijk ook weer alles te maken met het
feit dat het een moderne vertaling is. Ik vond de tekst goed geschreven. Niet te saai,
niet te lang en niet te ingewikkeld.
Een verhaal om nooit meer te vergeten dus! |