![]() |
Boekverslag : Aarnout Drost - Hermingard Van De Eikenterpen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2228 woorden. |
Primaire gegevens Auteur: Aarnout Drost Titel:Hermingard van de Eikenterpen Plaats van uitgave: Querido’s Uitgeverij BV, Amsterdam Jaar van uitgave: 1991 Eerste druk: 1832 SamenvattingDeze samenvatting heb ik gehaald uit het boek: Literair werk uit vorige eeuwen (N6). Hij is lang, maar wel heel duidelijk, af en toe heb ik hem aangepast.In jaar 320 woont op de Eikenterpen, een afgelegen gebied aan de Rijn in de buurt van het tegenwoordige Arnhem, een groep Bataven. Over hen regeert de oude hertog Thiedric. Wanneer Germaanse stammen tegen de Romeinse onderdrukking in verzet komen, krijgt ook Thiedric een oproep mannen voor de strijd te leveren. Siegbert, zijn enig overgebleven zoon, zal zich met zijn onderhorige mannen bij de opstandelingen voegen. Zijn vader zegt, als de zoon afscheid neemt: ‘Vaarwel Siegbert , vaarwel! De almachtige Thor bescherme u. Daarna ergens aan de Rijn, bij een geknotte eik, ontmoet Siegbert zijn nichtje Hermingard, dochter van Thiedric’s gestorven broer. Dit meisje is door Thiedric tot echtgenote van zijn zoon bestemd. De geliefden zitten een tijdlang op een zodenbank, zonder een woord te spreken. Dan omhelzen zijn elkaar met ‘de snerpende afscheidskussen vaneen tederminnend paar, gelijk de grote Byron ergens zegt’. Diezelfde avond zit de bedroefde Hermingard aan de Rijnoever, samen met Marcella, weduwe van een Romeins officier die als zwaar gewonde tijdens een slag door Thiedric naar de Eikenterpen was gevoerd. Marcella en haar zoontje Paulinus waren hem gevolgd. De officier stierf; voortaan moest zij zich als krijgsgevangene beschouwen, maar haar lot was ‘drukkend noch wreed te noemen’. Marcella zegt tot Hermingard; ‘Vertrouw en hoop op de schikking van het lot. Zoek troost bij uwe goden’. Hermingard wijst dit af. Als Marcella vertelt over de christenen en de joodse leraar Christus, voor wie zij weinig waardering heeft, toont Hermingard grote belangstelling. Toen naderden een oude man en een knaapje. De jongen heet Thimotheus; de grijsaard is christen. Hij tracht Hermingard te troosten door haar op God te wijzen, de beste liefderijkste Vader, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Haastig moet de oude verdwijnen, als de bard Welf de Usipeter nadert om te gaan offeren. Hij is vervuld van een onverzoenlijke haat tegen Romeinen en christenen. Thiedric heeft een benauwende droom. Hij droomt dat alle Germanen sneuvelen, ook Siegbert. Hoe kan Welf zo’n ramp afwenden? Hij zal daartoe de wichelares Geertrud moeten raadplegen. Zij woont in de Lippetoren. Hermingard en Marcella trachten in het bos de oude christen terug te vinden. Zij worden door Welf opgemerkt, aan wie Hermingard, die niet kan veinzen, vertelt over de oude man en het knaapje. Die man moet een verspieder, een Romein zijn! ‘Wee over ons’, aldus Welf. Hij heeft Geertrud geraadpleegd en haar uitspraak stemt overeen met wat Thiedric gedroomd heeft. Alleen een mensenoffer kan de goden gunstig stemmen. Welf wijst dan Paulinus, ‘de zoon van het Romeinse wijf’, aan. De jongen wordt opgesloten in een oude toren. Hermingard die hem daar opzoekt, bemerkt bij hem een zelfde gevoelen als zij kent, nl. dat hun na het uur van de dood ‘schone en heldere dagen wachten’. Marcella is wanhopig. Gisela, een jeugdige lijfeigene die Paulinus liefheeft, lijdt ook veel. Hermingard voelt een onweerstaanbare drang de grijsaard terug te zien. In de nacht waarin het offer gebracht zal worden, gaan allen naar de offerplaats, behalve Hermingard. Felle windvlagen bulderen door het woud. Wat de storm uitricht, hoort Hermingard pas drie maanden later. Zij heeft de laatste tijd zoveel moeten doorstaan, dat zij ernstig ziek geworden is. Tijdens deze ziekte ziet zij in een droom de oude man en hoort zij zijn naam: Caelestius. Nu verneemt zij, dat tijdens de storm de toren ingestort is en dat Paulinus onder het puin de dood gevonden heeft. Gisela dwaalt maar schuw rond, met de ogen teneergeslagen. Hermingard ziet een naast zich een kleine, fraai gedreven, gouden kruik staan; Welf heeft die op de offerplaats gevonden. Marcella denkt dat de kruik met heulsap erin, door Geertrud van de Lippetoren gezonden is. Als Hermingard hersteld is, is het inmiddels lente. Met Marcella gaat zij naar haar lievelingsplekje aan de Rijn. De schoonheid van de natuur ontroert hen diep:”goddelijk schoon” is deze. Even zien de vrouwen Timotheus, die naar de oever komt. Als hij hen ziet, vlucht hij weg. Dan komt op de Eikenterpen Winfried, een van de mannen die ten strijde getrokken zijn, terug. Hij brengt de onheilstijding dat allen gesneuveld zijn, ook Siegbert. De woorden die Hermingard dan tegen bedroefde vrouwen zegt, getuigen van “heilvolle onsterfelijkheid”, maar niemand begrijpt de zin ervan. Hermingard en Marcella ontdekken de plaats waar de grijsaard verblijft. Het is een zeer idyllische plaats, geen doornen of stenen kwetsen hier de voeten. Mollig gras en donzig mos bedekten de grond. De oude zit bij een beek op een mossige zodenbank, met aan zijn zijde een ree, en bidt. Hij heet inderdaad Caeletius. Tijdens de geregelde bezoeken worden de beide vrouwen onderwezen in de christelijke leer. Soms wordt de oude man door heftige gemoedsbewegingen aangegrepen, maar hij spreekt zich niet uit. Als de vrouwen genoeg van de waarheden der christenen doordrongen zijn, worden ze gedoopt en vieren ze het Heilig Avondmaal. Bij hun terugkeer ontdekt Welf hen. Die gaat hun gangen na. Zij lichten Caelestius daarover in en hij zegt;”Welf de Usipeter! God is rechtvaardig!” De tijd van beproeving breekt thans voor Hermingard aan. Welf die bemerkt heeft, dat zij christin is, brengt haar over naar de Lippetoren. Geertrud moet proberen de jonge vrouw tot het oude geloof terug te brengen, hetzij door overreding, hetzij door dwang. De wichelares weet veel over Caelestius te vertellen. Zij durft zelfs te beweren, dat zijn leven in haar hand is. Zij was het ook die tijdens Hermingards ziekte voor de gouden beker met heulsap zorgde. Wat er nu verder gaat gebeuren, zal van Hermingard afhangen. Zweert zij haar nieuwe geloof weer af, dan zal Caelestius geen kwaad kunnen geschieden. Hermingard weigert en aanvaardt liever het martelaarschap. In de tijd dat Hermingard in de Lippetoren verblijft, sterft Thiedric. Ook voor de oude Caelestius zal het einde komen. Geertrud heeft Marcella opgehaald, om de oude man te verzorgen. Timotheus blijkt plotseling verdwenen, geroofd door Geertrud, zo denkt Caelestius, want zij is weer bij hem geweest om het te overreden zijn geloof te verloochenen. Als de dood nadert, vertelt Caelestius aan Marcella zijn levensverhaal. Ook Geertrud is daarbij aanwezig, evenwel zonder dat de oude man dit merkt. Vijftig jaar geleden is hij als apostel der heidenen in deze streek geweest. Hij werd geherbergd door Naechtilde, de jonge vrouw van Welf, die op krijgstocht was. Hij onderrichte haar in het geloof en zij werd christin. Toen Caelestius zou vertrekken, verliet hij in de laatste nacht “ God en de deugd”. Na jaren werd hij nog steeds verteerd door innig berouw. Hij moest terugkeren naar de Eikenterpen, Geertrud maakt nu zijn verhaal af: Naechtilde schonk het leven aan een tweeling: Geertrud en de moeder van Hermingard. Geertrud heeft haar vader naar deze plek gebracht om hem uit handen van Welf te houden. Zij, het kind der schande, heeft een “ in rouw en boezemleed” doorgebracht leven geleid, maar zij vergeeft haar vader, want zijn berouw verzoende haar. Nadat Caelestius gestorven is, wordt nooit meer iets van Geertrud vernomen. In de tijd dat Hermingard in de Lippetoren gevangen zit en Caelestius stervende is, komen twee mannen bij de Eikenterpen aan: de doodgewaande Siegbert en Paulinus. De laatste is in de nacht toen hij geofferd zou worden, door Gisela bevrijd. Hij is naar Rome gegaan en daar in dienst getreden van keizer Constatijn. Mede door zijn Romeinse afkomst ging het hem voorspoedig. Siegbert was op het slagveld door de Romeinse heer Crispus opgespoord, omdat deze groot ontzag had voor de krijgsverrichtingen van de Germaan. Nadat Siegbert hersteld was, trad hij bij Crispus in dienst. Met deze veldheer werd hij het slachtoffer van intrige. Hij moest in de arena sterven. Daar werd hij door Paulinus ontdekt. Toen de staf der keizerin in de arena viel- de wilde dieren, een tijger en een hyena waren reeds losgelaten- sprong Paulinus er ook in. Hij wierp Siegbert zijn zwaard toe, opdat die de tijger kon doden en zelf doorstak hij de hyena met zijn speer. Toen greep hij de staf, reikte die de keizerin aan smeekte om het leven van Siegbert. Siegbert kwam vrij. Later keerden beiden naar de Eikenterpen terug. Timotheus was door Geertrud naar de Lippetoren overgebracht. In de nacht dat Caelestius sterft, weet Timotheus met Hermingard te ontsnappen uit de toren. Na een moeizame tocht bereiken ze de Eikenterpen. Daar ontmoeten Hermingard en Siegbert elkaar. Deze vraagt haar, of zij hem nog lief heeft. “ Ja, Siegbert, ja maar.. zijt gij een Christen?” “ Om u, met u zal ik het worden”, roept Siegbert. Maar zijn denkwijze schijnt haar al gauw weinig christelijk te zijn. Paulinus en Gisela vinden elkaar terug. Zij worden christenen. Nu zullen Hermingard en Siegbert in de echt verbonden worden. Pogingen om hen van het christendom af te trekken, blijven vruchteloos. De Usipeter tracht dan de voltrekking van het huwelijk te voorkomen. Hij werpt zijn speer naar Hermingard, maar Siegbert vangt deze met zijn lichaam op. Hij sterft, na de doop te hebben ontvangen. Hermingard overlijdt korte tijd daarna. Het groepje christenen, Gisela, Paulinus, Marcella en Timotheus, trekt dan weg. Hun leven wordt rijk gezegend. Analyseopdracht 6.5: Relatie tussen tekst en contextDit boek plaats ik in de stroming van de Romantiek. Voor de Nederlandse literatuur kun je als volgt een indeling maken van de Romantiek:- De Pré-Romantiek 1777-1800 - De bloei van de Romantiek 1800-1840 - De nabloei van de Romantiek 1840-1880 De Romantiek was een reactie op de redelijkheid van de ‘verlichte’ literatuur. Een reactie op die periode van nuchterheid en verstandelijke benadering van de werkelijkheid. In Duitsland, Frankrijk en Engeland maakte een veel grotere bloei van de Romantiek door dan in Nederland. Er waren ook tegenstanders van de Romantiek. Zij wensten meer evenwicht tussen verstand en gevoel. Deze tegenstand, die de Romantiek in Nederland ondervond, heeft er sterk toe bijgedrongen dat deze stroming zich in Nederland maar nauwelijks heeft kunnen ontplooien. Alle kenmerken van een Romantisch werk zijn terug te brengen tot het verlangen om weg te vluchten uit het heden, weg uit het hier en nu. Dat leidt tot het schrijven van verhalen en romans die in een andere tijd spelen. Dat zie je ook in dit boek van Aarnout Drost terug, deze historische roman speelt zich af in het jaar 320. Kenmerkend in de Romantische literatuur is het optreden van ‘heksen’ (ik denk hierbij aan de wichelares, witte Geertrud), spoken, dit vaak tegen het decor van ruïnes of een kerkhof. Een typisch Nederlandse kenmerk van de Romantiek was het geloof. Dit komt ook in het boek duidelijk terug. Dit boek is een roman waarin Drost zijn ideaal van een evangelisch christendom laat zien. De drie kenmerken van deze periode die ik heb gekozen zijn: - historische roman en verzet - liefde voor de natuur - aandacht voor droom en fantasie Historische roman en verzet De historische roman is een typisch romantische verhaalvorm. Veel schrijvers zochten vanuit onvrede met de maatschappij waarin ze leefde hun toevlucht in het verleden, dat ogenschijnlijk ongecompliceerd was en gemakkelijk geïdealiseerd kon worden. Dat heeft Aarnout Drost ook gedaan, hij heeft zijn ideaal van een evangelisch christendom geplaatst in het verleden, in het jaar 320. Men kan de 19e eeuwse historische roman in 2 groepen verdelen: historische-avonturenromans en historische-ideeënromans. Bij de historische-ideeënromans staat de auteur innerlijk anders tegenover het verleden als gevolg van zijn overtuiging waarmede hij in het eigentijdse leven staat. De personen met hun problemen en conflicten, én de gebeurtenissen dienen om de visie van de auteur goed te belichten. Tot deze groep behoren de romans van Drost. Bij de Romantiek ligt de nadruk ook op het individu, dat zich afzet tegen de samenleving. Er bestaat een persoonlijke vrijheidsdrang, rebellie en kritiek. Dit zie je ook terug bij de hoofdpersoon Hermingard. Zij keert zich tegen het Germaanse geloof die vele goden kent, in het boek worden de goden Thor, Aphrodite, Loke, Freya, Juno, Jupiter, Phoebus, Vesta, Aurora en Adonis genoemd. Hermingards aangeboren godsdienstzin zoekt een schepper van hoger orde dan de grimmige en grillige goden van haar stamgenoten. Ze toont grote belangstelling voor het christendom, als de grijsaard haar daar over vertelt. De grijsaard onderwijst haar in de christelijke leer en later wordt ze ook gedoopt. Liefde voor de natuur Men wil met gevoel en verbeelding aan de werkelijkheid ontsnappen: men vlucht in de natuur. Men gaat terug naar de zuiverheid van de natuur en liefde voor de natuur. Hermingard gaat vaak met Marcella naar haar lievelingsplekje in de natuur, de wilde terp. Ook toen ze verdrietig was toen Siegbert haar verliet. Ze ontmoette daar ook Caelestius. Caelestius woont ook ergens in de natuur. Er zijn veel fragmenten in het boek die over de mooie natuur gaan. Aandacht voor droom en fantasie Men verkende de wereld van de droom en fantasie. Men had geheimzinnige gevoelens en mysterieuze verlangens, angstvisioenen en een obsessie voor de dood in vorm van nachtmerries vol spoken, mismaakte mensen en lijken, dit wordt ook wel de zwarte Romantiek genoemd. Thiedric is bang dat Siegbert, zijn enige overgebleven zoon, overlijdt in de strijd. Later krijgt hij ook een nachtmerrie waarin Siegbert dood gaat. Ze nemen de droom serieus en vragen aan de wichelares wat ze moeten doen. Die zegt dat als ze een mensenjongeling offeren Siegbert niet dood gaat. Alleen een mensenoffer kan de goden gunstig stemmen. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |