![]() |
Boekverslag : Willem Frederik Hermans - Het Behouden Huis
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1039 woorden. |
Het jaar van eerste uitgave is 1952. Het boek bevat geen motto of opdracht. Het boek telt 80 bladzijden, die verder niet zijn onderverdeeld. Tijdens de tweede wereldoorlog vecht de verteller, een naamloze Nederlander aan het Oostfront in een groep Bulgaarse, Tsjechische, Hongaarse en Roemeense partizanen tegen de Duitsers. Het is het jaar 1944. De verschrikkingen van de oorlog hebben hem zo afgestompt dat hij zich soms afvraagt of hij nog wel een menselijk wezen is. Drie jaar geleden is hij in Nederland door de Duitsers op grond van spionageactiviteiten gearresteerd. Na enkele mislukte vluchtpogingen uit gevangenissen en concentratiekampen is hij naar het Oosten weten te komen. De partizanengroep slaagt erin een stadje op de Duitsers te veroveren, dat een luxebadplaats blijkt te zijn geweest, maar nu helemaal verlaten is. Daar vindt de verteller een mooi huis, dat prachtig is ingericht. Hij gaat door de openstaande deur naar binnen merkt dat, hoewel er niemand in het huis aanwezig is, er kort geleden nog mensen moeten hebben gewoond. Met uitzondering van één kamer, staan alle vertrekken open. De verteller installeert zich behaaglijk in het huis, dat hem als een hemelse rustplaats voorkomt na al de ontberingen van de afgelopen jaren. Diezelfde dag nog keren de krijgskansen en wordt het stadje door de Duitsers heroverd. De verteller krijgt inkwartiering van een aantal Duitse officieren onder commando van een kolonel. Zich voordoend als de eigenaar van het huis, ontvangt hij de Duitsers hoffelijk, in de hoop met rust gelaten te worden. Inderdaad bezorgen de Duitsers hem weinig last en bovendien verwijdert de oorlog zich geleidelijk van het stadje. Hoewel de gesloten kamer hem van vage onrust vervult, beeldt hij zich in dat hij altijd in het huis zal kunnen blijven. Op een dag ontdekt hij eindelijk iets wat een aanwijzing geeft over de oorspronkelijke bewoners van het huis. De bibliotheek staat namelijk vol met boeken over vissen. De eigenaar moet dus een visliefhebber zijn. Dan komt onverwacht een man opdagen, die beweert de eigenaar van het huis te zijn en de verteller zijn papieren toont. De verteller, die zijn gerieflijk bestaan bedreigd ziet, aarzelt niet lang en schiet hem in de tuin dood. Vervolgens brengt hij ook de vrouw van de man, die met hem mee is gekomen, om het leven door haar in de badkamer te wurgen. Kort na deze dubbele moord ontdekt de verteller dat er een sleutel steekt in het slot van de gesloten kamer. Hij gaat de kamer in en ziet dat deze vol staat met aquaria. Een heel oude mandie totaal doof schijnt te zijn, is bezig zijn kostbare collectie vissen, het enige waarvoor hij belangstelling heeft, te verzorgen. De verteller sluit de grijsaard in de kamer op om te voorkomen dat hij tegen hem getuigt. Intussen hebben de Russen het dorp gebombardeerd en ingesloten. Alle Duitse officieren in het huis zijn gesneuveld, met uitzondering van de kolonel. De verteller trekt zijn partisanenuiniform weer aan, neemt de kolonel gevangen en sluit hem op in de kelder. Hij brengt de oude man in de kamer in de kamer wat brood en koffie en waarschuwt hem dat het getij is gekeerd. Dan verlaat hij het huis en sluit zich aan bij de binnentrekkende partizanen. Tegen zijn zin in dringen de partizanen het huis binnen en vernielen en bevuilen alles. Onderlinge vechtpartijen breken uit. De chaos is volledig. De Duitse kolonel, die geprobeerd heeft zich de keel door te snijden, wordt gemarteld. Als de verteller de gesloten kamer binnengaat, ziet hij dat alle aquaria kapotgeslagen zijn. De doodgeschoten eigenaar van het huis ligt nog in de tuin op de plaats waar de verteller hem heeft achtergelaten. Hij neemt de dode zijn twee fototoestellen en gouden polshorloge af. Dan ziet hij het lichaam van de oude man bungelen aan een boom waaraan de partizanen hem hebben opgehangen. Aan de andere tak hangt het lijk van de Duitse kolonel, het naakt lijkt van de vrouw tegen hem aangebonden. De verteller gooit een handgranaat in het huis en marcheert met de partizanen weg. Hij voelt dat hij heel populair zal worden. Omkijkend naar het huis komt het hem voor alsof het aldoor komedie heeft gespeeld en nu pas laat zien zoals het in werkelijkheid altijd is geweest: een hol, tochtig brok steen, inwendig vol afbraak en vuiligheid." Tijd Het verhaal speelt zich in de Tweede Wereldoorlog af, en beschrijft een tijdsbestek van enkele dagen. Op pagina 10 vindt een tijdsverdichting plaats in de passage waarin de ik-figuur zijn voorgeschiedenis aan zijn Spaanse vriend vertelt. Ruimte De gehele handeling speelt zich vrijwel alleen maar af in het lege huis. Personen Alleen de verteller, de ik-figuur is van werkelijk belang. Maar zelfs hij kan geen round-character genoemd worden. We leren hem alleen kennen in zijn reacties op een abnormale situatie en weten niets van de mens die hij in het gewone leven zou zijn. Misschien vertegenwoordigt hij de gemiddelde soldaat die na jaren van bloedvergieten niet meer dezelfde mens is als dat hij eerst was. Vertelwijze Er is sprake van een belevende bikverteller. Thematiek Het hoofdthema van deze novelle is de veerontmenselijking die het gevolg is van oorlog. Hermans laat zien dat dit verschijnsel twee tegengestelde vormen kan aannemen. Aan de ene kant ontaarden de partizanen tot dierlijke bruten, die alle remmingenverloren hebben. Aan de andere kant verwordt de Duitse kolonel tot een automaat, die zich staande houdt door zich wanhopig vast te klampen aan een tot in de belachelijke doorgevoerde zelfdiscipline. Een tweede thema is de tragische verstoring van een kortstondig gekoesterde illusie. Het huis, dat een belofte scheen in te houden, blijkt een soort luchtspiegeling te zijn en niet meer te zijn dan een korte onderbreking te bieden van de ellende van dood en geweld. Motieven van het boek zijn vooral gebaseerd op de besloten ruimte van het huis. Enerzijds is het een uitnodigend warm nest, anderzijds is het een bron van onbestemde dreigingen. Een ander motief is het instinctieve in de mens. Willem Frederik Hermans houdt zich bezig met de vraag "wie, wat en hoe is de mens?" Hij ziet de mens als een irrationeel wezen, dat een ondoorgrondelijk en vaak absurd bestaan leidt. De titel van het boek werkt met opzet een verkeerde indruk bij de lezer. De schampere ironie ervan wordt duidelijk naarmate de haandeling vordert en wordt nog eens onderstreept in de laatste zin van het boek. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |