Boekverslag : -- - Steenkuib Is Een Rat
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1864 woorden.

ZAKELIJKE INFORMATIE

Steenkuib is een rat

Schrijver: Harm de Jonge

Jaar van uitgave: 1989

Uitgeverij: Van Goor



BESCHRIJVING VAN DE HOOFDPERSONEN

Aldert is een eenzame jongen met weinig zelfvertrouwen. Hij is groot en heeft een lange nek en flaporen. Zijn vader heeft hem de bijnaam ‘struisvogel’ gegeven en hij is daar heel erg ongelukkig mee. Hij heeft een slecht contact met zijn ouders door de winkel van z’n vader en de angsten van z’n moeder.

Aldert is verliefd op Linda. Hij voelt dat Linda hem aardig vindt, maar wil het niet geloven.



Linda Peper is een mooi en eigenzinnig meisje. Ze is lang, heeft zwart haar en grote donkere ogen. Linda is een vriendin van Aldert.



Steenkuib is een strenge en stijve schooldirecteur. Hij heeft flauwgrijze ogen achter een brilletje en hij heeft grote gele tanden, waardoor hij op een rat lijkt. Doordat zijn vrouw hem twee jaar geleden heeft verlaten is hij erg eenzaam, zo is ook zijn leefwijze. Naast zijn werk als directeur geeft hij ook nog twee uur wiskunde. Steenkuib is dol op postzegels en heeft een afkeer gekregen van drank en blote vrouwen.



Herman is een klasgenoot van Aldert en Linda. Hij heeft net als Aldert een hekel aan Steenkuib.



PLAATSEN WAAR HET VERHAAL ZICH AFSPEELT

Het speelt zich in Nederland af. Ergens in Groningen of Drenthe door de veenplas en het veenlijk die in het verhaal worden genoemd.

Er worden veel omgevingen genoemd, zoals: het huis van Aldert, het huis van Linda, de school, Sassenoord (het bungalowpark).



TIJD WAARIN HET VERHAAL ZICH AFSPEELT

Uit het weer en de omschrijvingen van de natuur kun je opmaken dat het nazomer is, zo rond oktober. Het is een eigentijds verhaal, dat zich nu nog in het echt zou kunnen afspelen.



TIJD WAARBINNEN HET VERHAAL ZICH AFSPEELT

Het verhaal begint op woensdag, tijdens de wiskundeles, en eindigt op zaterdag of zondag, in het huis van Steenkuib. Het verhaal speelt zich dus af in een kleine week.



DE VERTELLER VAN HET VERHAAL

Er zijn 23 hoofdstukken. De titel boven elk verhaal geeft aan over wie het verhaal gaat. Het verhaal gaat om beurten over Aldert en Steenkuib of Linda.

Bij de verhalen over Aldert, is Aldert de ik-verteller. Bij de verhalen over Steenkuib en Linda is iemand anders de verteller, er wordt dus verteld over hij en zij.



SAMENVATTING

Aldert is eens door zijn vader ‘ struisvogel ’ genoemd en word nu op school ook mee gepest. De familie van Aldert is erg afstandelijk, door de winkel van zijn vader en de angsten voor de straat van zijn moeder.

De directeur van de school, Steenkuib, geeft ook nog twee uur wiskunde. ‘Om voeling te houden met het klassengebeuren’ heeft hij ooit eens gezegd.

Steenkuib stuurt Aldert naar zijn kantoortje, als straf voor het vergeten van zijn schrift. Daar aangekomen staat er op de muur ‘Steenkuib is een rat’. Steenkuib beschuldigt Aldert ervan, maar Aldert heeft Herman zien lopen met dezelfde kleur stift in zijn zak als de tekst. Een dag later gaat een klasgenootje, Linda, naar het huis van Steenkuib. Daar ziet ze hem wegfietsen naar het café. Ze gaat hem achterna, en aangekomen in het café is daar een jongen die papieren overhandigd aan de zenuwachtige Steenkuib.

De dag erna is het schoolfeest, waar Linda met Herman gaat dansen om meer te weten te komen. Tijdens het feest gaat Aldert naar het kantoor van Steenkuib, waar Steenkuib zelf eerder die avond naar toe is gegaan. Aldert vind er een dode Steenkuib, en een in de brand staand archief. Uit paniek rent Aldert weg als er iemand aankomt. Linda is intussen naar het boothuis met Herman. Daar hoort ze hem uit over alle voorvallen. Het enige wat herman weet is wie de jongen was die de papieren aan Steenkuib heeft gegeven. De gevluchte Aldert heeft in het natuurgebied Sassenoord, bij de veenplas, overnacht.

Linda gaat op bezoek bij de jongen die de papieren aan Steenkuib heeft gegeven. Zo komt ze erachter dat het iemand was in een Saab. De Saab was beschadigd: er zat een deuk in het achterspatbord. De eigenaar had er rode menie op gekliederd. Met dit weetje komen Herman en Linda er al snel achter dat het de auto is van een leraar op school. De vader van Linda is ook leraar en zo gaan ze naar mr. Reeboer, de leraar. Hij speelde open kaart en vertelde dat hij Steenkuib chanteerde. Reeboer was er achter gekomen dat Steenkuib fraude had gepleegd bij de schooladministratie. En om wraak te nemen op Steenkuib, die een aantal jaar geleden iets met de vrouw van Reeboer had uitgespookt, schreef hij in een anonieme brief dat Steenkuib f10.000,- over moest maken naar een goed doel.

Linda verwachte dat Aldert in het natuurgebied zat en ging met haar vader op zoek. Aldert is erg in de war en was zo op de fiets gesprongen. Zo knalde hij tegen de auto van de vader van Linda op.

In het ziekenhuis vertelde Linda wat er allemaal echt was gebeurd: Steenkuib was niet dood; hij had een maagbloeding gehad. Steenkuib bood zijn excuses aan.

De tekst en de brand in school zijn aangericht door de conciërge, mr. Kroeze.

Door dit ongeval wordt de familie van Aldert hechter en komt zijn moeder over de angsten voor de straat heen.



PERSOONLIJKE BEOORDELING

Het is een erg mooi boek en ik heb me er goed in kunnen inleven. Daardoor heeft een boek al snel een positieve werking op mij. Het werd wel wat langdradig toen Aldert in het zomerhuisje zat.

Ik heb nog nooit eerder een boek gelezen of een film gezien met een thema dat vergelijkbaar is me dit boek. Het thema, het effect van een valse beschuldiging en de zoektocht naar de echte dader, is erg leuk. Ik heb nog nooit zo’n soort detectiveverhaal gelezen, maar ik verwacht dat ik na het lezen van dit boek, wel vaker een schooldetective ga lezen.

Het taalgebruik was makkelijk, maar toch erg spannend.

Persoonlijk vind ik het niet vervelend om een boekverslag te maken. Ik vind het niet erg om een boek te lezen, maar neem er zelf niet vaak de tijd voor. Daarom vind ik een boekverslag een goede rede om te gaan lezen.

Ik raad iedereen die wel van een detectiveverhaal houdt aan om dit boek te lezen.



FAVORIETE FRAGMENT

Blz. 78 t/m blz. 80

Aldert



Ik kijk uit het raam. Een schemerig gat, af en toe wat oplichtend als de maan achter een wolk wegschuift. Niet zo heel ver weg hoor ik takken kraken. Loopt er iemand door de struiken? Twee ogen lichten op. Een kat misschien? Dan ineens zie ik het duidelijk. Het is een rat. Hij zit op zijn achterpoten, likt een voorpoot en gluurt ondertussen naar mij.

Ik knijp mijn ogen een beetje dicht en probeer door het donker te kijken. Dan zie ik de andere ook. In een kring zitten ze rond het huisje, dicht naast elkaar. Alle ogen gloeien en ze kijken naar mij. Honderden ratten. Ik knipper met mijn ogen. Waar komen die allemaal vandaan? Wat willen ze? Er is een grote bij. Hij heeft het gezicht van Steenkuib. De knaagtanden zijn groot. Er loopt bloed van zijn vacht over de grond. Er komt een plas die langzaam groter wordt en naar mij toe golft. Ik sta op. De tafel is niet vlak meer van boven, maar helemaal bol. Mijn benen draaien onder me, mijn hoofd suist, mijn ogen branden. Mijn mond gaat open. Ik wil gillen, maar er komt geen geluid.

Ik gooi de deur open en wankel naar buiten. Ben ik dan zo moe dat mijn benen me niet meer kunnen dragen? Ik zak in het grind naast het huisje. Dan kan ik schreeuwen. Ik gil alle lucht uit mijn longen. De ratten lijken van zilver in het maanlicht. Ze blijven stil zitten met scheve koppen. Alleen de staarten draaien als slangen heen en weer. Ik grijp een steen en gooi, maar ik raak ze niet. Weer probeer ik het. Ik gooi een handvol grind naar de dikke rat. Hij beweegt niet. Hij kijkt me aan. Zijn snorharen trillen. Zijn bovenlip is opgetrokken. De grote tanden zijn geel. De stenen vallen in de bloedplas. Spetters vliegen omhoog. Het bloed begint weer te stromen. Het komt mijn kant uit. Ik kan niet weg. Mijn adem komt in stoten uit mijn keel.mijn borst doet pijn. Ik gil nu hard. En dan ineens maakt mijn mond de woorden. Ik hoor mezelf schreeuwen: ‘ik heb het gedaan. Ik heb Steenkuib vermoord. Kom me dan halen.’

Achter me hoor ik weer geluid. Ik durf me niet om te draaien. Mijn ogen moeten de ratten blijven vasthouden. Naast me hurkt een man in pyjama. Hij pakt me bij een schouder en trekt aan mijn arm. Ik kijk hem aan: hij heeft een kromme neus, een recht voorhoofd, vriendelijke ogen.

‘Help me,’ schreeuw ik,’allemaal ratten!’

‘Waar?’zegt de man. ‘Ik zie hellemaal geen ratten.’

Hij pakt me met beide handen vast. Ik ruk me los. Ik laat me niet voor de gek houden. Ik heb het al door: het is de veenman. Hij komt me halen. Ik moet hier weg. Ik kom struikelend overeind en ren naar mijn fiets.

De veenman komt onbeholpen lopend achter me aan, de armen uitgespreid. De ratten blijven zitten kijken. Ze beginnen nu zachtjes te fluiten. Met zijn allen, een langzaam, treurig melodietje. Ik scheur mijn fiets onder het dekkleed uit. De veenman trekt aan mijn arm. Ik duw hem hard weg. Hij valt in het grind en kreunt. Ik spring op mijn fiets. Mijn voet schiet van de trapper. Mijn been komt er onder, maar ik voel geen pijn. Ik begin als een razende te fietsen.

Net op tijd. Alle ratten springen naar voren om aan te vallen. Ik voel er een tegen mijn nek kletsen. Zijn haren kriebelen in mijn hals. Zijn staart glijdt in mijn shirt. Een ander, de grote, bijt zich vast in mijn nek, kruipt omhoog naar mijn oor. Ik krijg er een onder het wiel. Hij piept luid en hoog. De banden van mijn fiets glijden weg in de bloedplas, maar ik weet het stuur recht te houden. Ik schud de grote rat van mijn rug. Een vreselijk lawaai breekt achter me los. Ik kijk over mijn schouder. De veenman komt met gespreide armen achter me aan, schimmig dansend over de weg. De ratten springen en rennen zigzag heen en weer. Takken breken van de bomen af. Overal zijn ogen en staarten.

Ik trap uit alle macht. Mijn fiets springt naar voren. Ik buig me over het stuur. Misschien lukt het me te ontkomen. Maar dan zie ik grote lichtende ogen zo breed als het weggetje. Dat moet een reuzenrat zijn. Of is het de veenman? De ogen komen recht op me af. Ik kan er niet omheen.

Ik schreeuw. Het kraakt in de lucht. Ik ben vrij. Ik vlieg. Ik ben een vogel.



In dit stukje is Aldert erg in de war. Het is spannend en hij doet onverwachte dingen. Zijn gevoelens worden goed omschreven samen met zijn gedachten. Ik kan het stukje keer op keer afspelen in mijn hoofd en iedere keer denk ik: o nee, daar gaat hij weer. Na dit ongeluk komt alles weer goed en wordt het misschien zelfs beter dan voorheen. Daarom is dit dieptepunt ook zo mooi.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen